Bij de opgraving werden graven en sporen uit de volle middeleeuwen en sporen en gebouwresten uit de late middeleeuwen aangetroffen.
De sporen uit de volle middeleeuwen horen thuis in een agrarische nederzetting en dus de prestedelijke fase van Aalst. Waarschijnlijk zijn de 5 aangetroffen graven te koppelen aan een 10de-eeuwse (Ottoonse?) kerk. Deze kerk zou binnen deze hypothese de opvolger zijn van de Karolingische steenbouw en de voorganger van de driebeukige steenbouw, aangesneden door SOLVA in 1996. De graven zijn in dit geval de enige materiële sporen, die indirect wijzen op het bestaan van een kerkfase, die (nog) niet gekend is op basis van historische of archeologische bronnen. Alle individuen liggen op de rug begraven in een zuidwest-noordoost oriëntatie. De vijf individuen bestaan uit drie volwassen individuen en twee individuen tussen de 6 en 11 jaar oud. Bij de kinderen zijn lichte sporen van een chronisch ijzertekort of een chronische bloedarmoede aangetroffen. De hoeveelheid deficiënties doen vermoeden dat ze geen deel hebben uitgemaakt van een hogere sociale klasse. De 10de/11de -eeuwse kuilen in de zuidoostelijke hoek van het opgravingsterrein maken eveneens deel uit van deze prestedelijke nederzetting. Gezien de vele onbeantwoorde onderzoeksvragen m.b.t. de ruimtelijke organisatie van de oudste kern is het kennispotentieel van deze vondsten groot. Op basis van de aard van de vulling is minstens 1 van deze sporen, nl. de beerkuil, te situeren op een achtererf. De aanwezigheid van dit spoor duidt m.a.w. op bewoning in de onmiddellijke omgeving.
De extractiekuilen uit 12de/13de eeuw horen tot de stedelijke fase van Aalst en waren gelegen binnen de fysieke begrenzing van een stadsomwalling. Het voorkomen van de extractiekuilen wijst op intensieve woningbouw in de onmiddellijke omgeving. Er kan vanuit gegaan worden dat de woningen in deze periode vakwerkhuizen zijn. De bouw van dergelijke woningen vereiste aanzienlijke volumes leem; de vlechtwerkwanden van deze constructies werden immers aangestreken met leem. Aangezien vakwerkhuizen op liggers nauwelijks sporen nalaten in de ondergrond, zijn de leemwinningskuilen vaak het enige indirect bewijs voor bewoning in de onmiddellijke omgeving. De grootte en hoeveelheid kuilen doet denken aan commerciële exploitatie. Ook in de 13de/14de eeuw en in de 15de/16de eeuw zijn verschillende van deze kuilen opnieuw als extractiekuilen te dateren en zijn in verband te brengen met intensieve woningbouw.
De oudste bakstenen resten, aangelegd bovenop de gedempte extractiekuilen, zijn wellicht in verband te brengen met vakwerkbouw of houtbouw. De muren van de vakwerkhuizen worden gekenmerkt door eenzelfde oriëntatie. Op basis van het aardewerk kan de afbraak ervan in de tweede helft van de 15de/begin 16de eeuw gesitueerd worden. De opgravingsgegevens suggereren een structurele heroriëntatie van het projectgebied in deze periode. Vermoedelijk is het niet toevallig dat de imposante gebouwen, opgericht langs de Oude Graanmarkt net in deze periode te situeren is.
Binnen de grenzen van het projectgebied werden op de grens van de Oude Graanmarkt 2 imposante gebouwen aangesneden. Op basis van bouwtechnische elementen kan aangenomen dat het westelijk gebouw in de (14de/)15de eeuw gebouwd is. Radiokoolstofdatering plaatst de aanleg ervan tussen 1420 en 1485. Het oostelijke gebouw, wordt op basis van het baksteenformaat gedateerd in de 15de/vroege 16de eeuw. De afbraak van beide gebouwen is te situeren in de 19de eeuw.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Ruben Willaert nv
Is deel van
Historische stadskern van Aalst
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint Martensplein 2 [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/980873 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.