De opgraving bracht heel wat informatie aan het licht over de bewoning in de late middeleeuwen en in de nieuwe tijd in het onderzoeksgebied, op korte afstand van het stadscentrum, ongeveer 350 m ten zuiden van de Grote Markt.
De bewoning had hier in de middeleeuwen nog een agrarisch karakter. De grond werd er tot aan het eind van de late middeleeuwen bewerkt en de gebouwen met houten gebinten die op deze plaats opgericht werden in de loop van de late middeleeuwen, werden nog gebouwd in een bouwtraditie met aardvaste stijlen. In die tijd werd ook een gracht gegraven op korte afstand van de huidige straat. Mogelijk is het een baangracht en liep de zuidelijke uitvalsweg toen al op dezelfde plaats als vandaag.
Pas op het einde van de late middeleeuwen of op de overgang naar de nieuwe tijd werden de akkers opgegeven en werd de plaats definitief ingepalmd door de uitbreidende stedelijke agglomeratie. Die nam de vorm aan van een lintbebouwing langs de huidige Herentalsstraat. Van de huizen uit die vroege periode werden geen duidelijke constructiesporen teruggevonden. Kenmerkend zijn de opeenvolgende ophogingslagen die zich aan de straatzijde hebben gevormd. In de laagopbouw zijn niveau’s herkenbaar waarop bewoning heeft plaatsgevonden. Kenmerkend is de aanwezigheid van al dan niet verbrande leembrokken die vermoedelijk afkomstig zijn van de wanden of vloeren van vakwerkhuizen. Dat er geen funderingssporen van muren werden aangetroffen is niet verwonderlijk omdat deze constructies niet met aardvaste stijlen gebouwd werden, maar op ondiepe leggers of poeren.
De oudste duidelijke constructiesporen zijn die van een dubbele bakstenen haard die zich in de jongste ophogingslagen aftekende. Hij was erg ondiep gefundeerd en kan daarom geen hoge schoorsteenmantel gedragen hebben. In de woning net ten noorden, waarvan de kamerindeling tot in het begin van de 19de eeuw bewaard bleef, was een dubbele haard gebouwd die twee kamers bediende en die wel diep gefundeerd was tot op de natuurlijke bodem. Ook deze haard was jonger dan de jongst bewaarde ophogingslagen, maar de gebruikte bakstenen met het formaat van de ‘Postelse forme’, zijn groter dan die van de eerste haard en vermoedelijk ook ouder. Omdat de haardfundering veel dieper was, kan men er vanuit gaan dat deze woning waarschijnlijk ook hoger opgetrokken was. Vermits het baksteenformaat in de 16de eeuw gangbaar was, moeten de ophogingslagen elkaar snel hebben opgevolgd en mogelijk al rond het einde van de 16de eeuw hun definitieve hoogte bereikt hebben. In de zone achter de gebouwen werd al snel een waterput gegraven. Op korte afstand ten noorden van de waterput werd in de loop van de 16de eeuw een gebouw opgericht met een fundering van baksteenbrokken. Een opgevoerde akkerlaag kan erop wijzen dat de achterliggende grond als tuin was ingericht.
Rond de overgang van de 17de naar de 18de eeuw werd aansluitend bij het huis een kelder gebouwd. Het baksteenformaat benadert het formaat van de ondiep gefundeerde haard, wat doet vermoeden dat de zuidelijke woning omstreeks het einde van de 17de eeuw werd gebouwd. De kelder was volgens een bijzonder procédé gebouwd. Om het water te weren bracht men aan de buitenkant van de muren een kleilaag aan. In de daaropvolgende jaren werd de kelder nog van nieuwe binnenmuren voorzien, maar in de loop van de tweede helft van de 18de eeuw werd hij opgegeven en vervangen door een nieuwe kelder met een bakstenen gewelf. Die laatste bleef in gebruik tot het begin van de 21ste eeuw.
Verder van de woonzone verwijderd bleef de oude laatmiddeleeuwse akkerlaag nog tot het begin van de 17de eeuw in gebruik als moestuin. Vanaf die tijd werden hier ook houten constructies opgericht en werd de plek ook gebruikt om afval te begraven. In de loop van de 18de of het begin van de 19de eeuw vonden hier ambachtelijke activiteiten plaats. Men installeerde er een ovaal bassin dat in de grond was ingegraven en voorzien was van kleiwanden en een kleibodem. Voor welk ambacht dit bassin werd gebruikt is niet geweten, maar gelijkaardige waterkuipen uit de nieuwe tijd werden al eerder opgegraven in de stad.
De opgraving biedt zekerheid omtrent het bestaan van een middeleeuws erf dat dateert van voor de stedelijke ontwikkeling, maar door de kleine oppervlakte van het onderzoekgebied blijft de vorm van de structurenonbekend. Het is niet mogelijk om de zware paalkuilen met zekerheid te groeperen en in te delen bij de structuren waartoe ze behoren. Er werden bij de opgraving geen vondsten aangetroffen in de kuilen, maar de paalkuilen staan duidelijk in verband met de laatmiddeleeuwse akkerlaag die vooral keramiek bevat uit de 14de en 15de eeuw. In de aanlegkuil van één van de paalkuilen werd een verkoolde haverkorrel aangetroffen die gedateerd kon worden in de 15de eeuw. Alles lijkt erop te wijzen dat de laatmiddeleeuwse bewoning in een bouwtraditie met aardvaste stijlen vrij snel werd opgevolgd door de stedelijke lintbebouwing.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Fodio bvba
Is deel van
Historische stadskern van Turnhout
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Herentalsstraat 63 [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/983150 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.