waarneming

Aubruggestraat

archeologisch element
ID
984524
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/984524

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als gebied geen archeologie, gewestelijk Gebied 8673
    Deze aanduiding is geldig sinds

Beschrijving

Dit archeologisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van de bouw van drie bureaucomplexen met bijhorende wegenis en parkeergelegenheid. Omdat de geplande ingrepen een definitieve verstoring van de bodem zouden betekenen is een vooronderzoek uitgevoerd. Dit bracht een zone met een zeer hoog steentijdpotentieel aan het licht. Een duidelijke prehistorische vindplaats was aanwezig, waarna beslist werd om een zone van ca 2000 m² te vrijwaren van verstoringen en te behouden in situ.

Drie zones waar de funderingen van de gebouwen worden gepland, dienden onderzocht te worden aangezien deze onherroepelijk vergraven zouden worden. Dit gebeurde aan de hand van een specifieke methodiek vereist voor het onderzoek van een prehistorische site: een testvakkenfase en aansluitend een vlakdekkende opgraving.

Proefsleuvenonderzoek op de resterende zones van het plangebied toonden aan dat er geen nood was om ook hier een vlakdekkende opgraving uit te voeren, aangezien deze zones grotendeels afgetopt en/of verstoord waren door recente vergravingen.

Het onderzoek bracht vijf concentraties aan lithisch materiaal aan het licht, met in de onmiddellijke omgeving lithische fragmenten in kleine aantallen wijdverspreid. Er zijn alles samen 2881 lithische artefacten ingezameld. Chips vormen de hoofdmoot (ca. 65,2 %), gevolgd door afslagen (ca. 13,1 %) en splinters (ca. 12,4 %). Er is ook een hoog percentage aan brokstukken (2,6 %) aanwezig. Dit komt hoofdzakelijk door de hoge verbrandingsgraad onder de artefacten. Deze typologische verdeling sluit grotendeels aan bij resultaten van andere steentijdsites, met uitzondering van het hoge aandeel aan splinters en brokstukken. Bij de meeste opgravingen ligt het percentage aan chips tussen de 70 en 85 %. Deze wijzen ontegensprekelijk op prehistorische activiteit, al is het niet duidelijk hoe deze aanwezigheid eruitzag. Door het hoge percentage aan chips kan wel met zekerheid gesteld worden dat in dit gebied aan vuursteenbewerking werd gedaan.

Er bevonden zich drie clusters in WP1: de noordelijke cluster 101 (4 m²) werd afgebakend op basis van de verspreiding van Wommersomkwartsietartefacten, cluster 102 bevindt zich in het zuiden en neemt een oppervlakte van 11 m² aan, en de cluster die doorsneden wordt door sporen (cluster 103) heeft nog een oppervlakte van 9,25 m². In WP 2 is er sprake van een noordelijke en zuidelijke cluster. Cluster 201 bevat (net zoals cl. 101) veel Wommersomkwartsiet en heeft een oppervlakte van 4,5 m², cluster 202 is de grootste afgebakende cluster, met 13,25 m² oppervlakte. De horizontale en verticale spreiding binnen de clusters gaf enkel bij cluster 102 het beeld van een onverstoorde cluster. Mogelijk zijn clusters 101 en 201 gedeeltelijk afgetopt, en cluster 103 was door de impact van sporen enkel in de noordwestelijke hoek nog onverstoord bewaard. Horizontaal leek cluster 202 op andere prehistorische concentraties, maar de verticale verspreiding vertelde een complexer verhaal. Hoe dit geïnterpreteerd moet worden is niet zeker.

De typologische eigenschappen van de vondsten wijzen op een mesolithische datering van de lithische concentraties. Het werktuig- en verfrissingsspectrum binnen de clusters is in de Wommersomkwartsietclusters gering, terwijl deze iets uitgebreider is in de andere drie concentraties.

Wat wel opvalt is dat gemene werktuigen over het volledige plangebied slechts in kleine getallen aanwezig zijn. Microlieten typisch voor het vroeg mesolithicum, of fragmenten ervan, zijn dan wel weer overvloedig aanwezig. Ze lijken zich te concentreren in het zuidelijk gebied van WP1, met een duidelijke nucleus in clusters 102 (in mindere mate ook in 103 en 202). 29 vroeg-mesolithische microliet(fragment)en, evenals twee kerfresten, zijn in deze zone ingezameld. Deze gidsfossielen maken het mogelijk om clusters toe te wijzen aan de typochronologie opgesteld door Crombé, maar slechts voor cluster 102 kon een berekende poging gedaan worden. Hier leunt de verhouding van zeven microlieten en twee microlietfragmenten dicht aan bij het assemblagetype Verrebroek. Voor de overige clusters is geen inpassing mogelijk.

De aanwezigheid van vier smalle microklingen met afgestompte boord en één spitsfragment met oppervlakteretouches duidt op enige activiteit in het midden mesolithicum.

Merkwaardig is de aanwezigheid van twee natuurstenen fragmenten. Ze tonen duidelijk antropogene sporen van bewerking. Het gaat het om een verbrande zandstenen slijpsteen die vermoedelijk regionaal is. De tweede steenvondst is een donker blauwgrijze Revinienkwartsiet, een gesteente
afkomstig van het massief van Rocroi. Dit gaat dus zeker om een importgesteente. De steen toont vier bewerkte kanten die glad afgewerkt zijn en soms zelfs gepolijst zijn, met een duidelijke glans op de oppervlakte. De bewerkingssporen doen vermoeden dat ook deze steen als slijpsteen gebruikt werd. De datering van de natuurstenen is moeilijk in te schatten.

Daarnaast is er sprake van 1,2 g verkoolde hazelnootdoppen, en amper 0,25 g verbrand bot. De hazelnootresten zijn – net als de botresten – fragmentarisch teruggevonden, maar waren relatief goed tot matig bewaard. Vijf fragmenten werden daardoor geselecteerd voor een absolute datering. Helaas komen de resultaten niet overeen met de bevindingen uit het vondstmateriaal. Alle hazelnootresten die in clusters met een duidelijke mesolithische typologie zijn aangetroffen, hebben een datering tussen 4885 +-25BP en 5492 +-26BP. Enkel de hazelnootdop die in de buurt van de smalle microkling met afgestompte boord is gevonden, levert een betrouwbare absolute datering op van 8193 +-26BP. Jammer genoeg maakt de microliet geen deel uit van een cluster, waardoor inzichten over het type activiteit ontbreken.

Het sporenbestand op deze site is eerder gering: er zijn slechts twee antropogene sporen aanwezig, beide in het zuidelijk deel van WP 1. Het gaat om een gracht (S1002) die na een reconstructie ongeveer twee meter breed is, en deel uitmaakt van S1.003 die tijdens het proefsleuvenonderzoek is
aangesneden. Door de afwezigheid van vondsten kon de gracht niet nauwer gedateerd dan de nieuwe tijd worden. Deze mogelijke perceelgrens wordt doorsneden door een jongere loopgraaf. Vermoedelijk maakt het deel uit van de vooruitgeschoven verdedigingslinie van het Belgische leger aan het begin van Wereldoorlog II. Vondsten ontbreken in beide sporen, waardoor een datering voor de gracht niet mogelijk is en de theorie over de loopgraaf niet te staven is.

De vier natuurlijke sporen bevinden zich in de noordelijke en centraalzuidelijke zone van WP 1 en de zuidelijke zone van WP 2. Onder voorbehoud worden deze geïnterpreteerd als restanten van boomvallen. Door het gebrek aan inzicht in de bodemvorming kunnen deze niet gedateerd worden.

Verder zijn ook vier recente verstoringen in WP 1 aan het licht gekomen. Ze situeren zich enerzijds in het noordelijk en anderzijds centraal in het zuidelijk deel van de werkput.

De concentraties in Ham-Aubruggestraat mogen niet als een enkele entiteit gezien worden, maar dienen geplaatst te worden in een ruime regio die eeuwenlang een aantrekkingskracht uitoefende op de prehistorische mens. De site is één van de eerste die op korte afstand van de Grote Laak op deze schaal is onderzocht. De overige sites in de onmiddellijke omgeving zijn meldingen van losse vondsten of vondstenconcentraties uit ouder onderzoek, waarbij geen uitgebreide beschrijving van de vondsten in de CAI voorzien is. Kijken we naar de regio van het Netebekken op ca. 15 à 25 km ten noordoosten van het Hamse gebied, dan zien we een densere clustering met vaker volwaardige sites of -complexen.

Hierop dient opgemerkt te worden dat dit beeld onderhevig is aan de stand van onderzoek. In de toekomst moet dus zeker ingezet worden om te achterhalen of de lege zones in dit deel van het Netebekken effectief archeologisch leeg zijn (op vlak van prehistorische clusters) of dat het om een hiaat in het onderzoek door cirkelredenering gaat.


Auteurs: Nuyts, Timothy; Perdaen, Yves
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)

Lithische concentratie

Datering: middenmesolithicum, vroegmesolithicum
Typologie: vondstenconcentraties
Materiaal: bot, kwartsiet, kwartsiet van Wommersom, lithisch materiaal, plantaardig materiaal, zandsteen
Gebeurtenis:

Nieuwe tijd

Datering: nieuwe tijd
Typologie: perceelsgreppels
Gebeurtenis:

WO II

Datering: WO II
Typologie: linies, loopgraven
Thema: Erfgoed Tweede Wereldoorlog
Gebeurtenis:

Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Aubruggestraat [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/984524 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.