Tijdens het vlakdekkend onderzoek ter hoogte van de Sint-Isidoorstraat te Beerse werden in totaal 622 spoornummers uitgedeeld. Een 311-tal sporen kunnen geïnterpreteerd worden als paalkuilen. Na couperen van de grondsporen bleken 279 van de geregistreerde sporen echter van natuurlijke oorsprong te zijn, afkomstig van boomvallen en wortelwerking in de bodem. Het (weinige) vondstmateriaal en de aangetroffen structuren vallen te dateren in de bronstijd, ijzertijd en Romeinse periode. Er werden 34-tal scherven aardewerk, 1 spinschijfje en 34 stukken natuursteen aangetroffen die breed in de metaaltijden gedateerd worden.
Naast de verschillende gedateerde sporen hieronder werden er ook meerdere losse, ongedateerde paalkuilen en kuilen aangetroffen.
2 vierpalige spiekers met afmetingen van ca. 2 m op 2,2 m en een noordoost-zuidwest oriëntatie. De vier paalkuilen die tot de spiekers behoren hebben een vrij homogeen grijze inhoud. In de paalkuilen werd geen materiaal aangetroffen. Op basis van de situering van de spiekers langsheen de noordelijke rand van het plangebied, kunnen deze spiekers wellicht gekoppeld worden aan de archeologische site die in 2018 door het Vlaams Erfgoed Centrum (VEC) werd opgegraven net ten noorden van het plangebied. De hierbij onderzochte archeologische sporen en structuren dateren uit midden bronstijd tot midden ijzertijd.
Er werd een dubbele palenkrans ontdekt. bestaat uit 74 sporen die in twee concentrische cirkels liggen en zo een dubbele palenkrans vormen. De diameter van de binnenste palenkrans bedraagt ca. 8,6 m. Deze van de buitenste palenkrans bedraagt ca. 9,4 m. In de vulling van drie paalkuilen behorende tot de binnenste palenkrans werden crematieresten teruggevonden. Naast de crematieresten werd er enkel limoniet/ijzeroer ingezameld. Door diepgaande verstoringen zijn slechts de onderkanten van de paalsporen bewaard gebleven, waardoor een goede interpretatie van de sporen werd bemoeilijkt. Van de mogelijke grafheuvel binnen de dubbele palenkrans konden geen resten worden vastgesteld. Op typologische gronden kan een dergelijke palenkrans in de midden-bronstijd gedateerd worden, tussen 1500 v.Chr. en 1100 v.Chr. Het gecremeerd botmateriaal dat werd aangetroffen in één paalkuil werd geselecteerd voor verdere onderzoek in de vorm van een radiokoolstofdatering en een strontium isotopenonderzoek. De radiokoolstofdatering leverde interessante resultaten op en dateert de dubbele palenkrans (of toch de bijzettingen) tussen 760 en 410 v.Chr. met andere woorden in de vroege en midden ijzertijd. De strontium isotopenonderzoek toonde aan dat de persoon, waarvan de gecremeerde resten werden teruggevonden, afkomstig was uit de nabij omgeving en/of ruimere regio rondom Beerse. Gezien er geen centrale crematie werd aangetroffen, kan er geen datering worden gegeven voor de oorspronkelijke grafheuvel.
Een vierpalige spieker, eerder trapeziumvormig, heeft een eerder beperkte afmeting van 1,3 m op 1,6 m en bezit een noord-zuid oriëntatie. Bovendien bevindt de spieker zich binnen een dubbele palenkrans. De vier paalkuilen die tot de spieker behoren hebben een vrij homogeen grijze inhoud. In de paalkuilen werd geen materiaal aangetroffen. Eén staal genomen uit de vulling van één van de paalkuilen behorende tot structuur 4, leverde een radiokoolstofdatering op tussen 780 v.Chr. en 540 v.Chr.
Er werd een zespostenspieker aangetroffen. De zespalige spieker heeft een afmeting van 2,8 m op 3,3 m en bezit een oost-west oriëntatie. In de paalkuilen werd geen materiaal aangetroffen. Twee stalen, genomen uit twee paalkuilen behorende tot structuur 9 leverde twee verschillende radiokoolstofdatering op. Het eerste staal leverde een datering op tussen 800 v.Chr. en 550 v.Chr. Het tweede staal leverde een datering op tussen 880 n.Chr. en 1000 n.Chr. Mogelijk betreft deze tweede paalkuil een ongelukkig geplaatst weidepaaltje uit de middeleeuwen en kan deze structuur dan ook gedateerd worden in de vroege tot midden ijzertijd.
Een vierpalige spieker met een afmeting van 2,3 m op 2,5 m en een noordoost-zuidwest oriëntatie. De vier paalkuilen die tot de spieker behoren hebben een vrij homogeen donker grijze inhoud. Uitgezonderd het handgevormde weefgewicht/spinklos dat in de vulling van paalkuil S6 werd aangetroffen, werden geen vondsten gedaan in de vulling van de paalkuilen. Een staal genomen uit de vulling van één van de paalkuilen leverde een radiokoolstofdatering op tussen 150 v.Chr. en 60 n.Chr. Hiernaast werd er zuidoostelijk nog 4 vierpalige spiekers gevonden met kleinere afmetingen. Ook in deze spiekers werd er geen vondstmateriaal aangetroffen. Op basis van een eerdere opgraving in 2010 in de buurt van de spiekers wordt deze ook in de late ijzertijd/vroeg romeinse periode gedateerd.
Er werd een hoofdgebouw type Oss-Ussen 5A/Alphen-Ekeren aangetroffen. Van dit gebouw werden enkel de vier zware en diep ingegraven middenstaanders teruggevonden. De lengte van het gebouw bedraagt ca. 14 m. De breedte is vermoedelijk ca. 7,5 m. Het gebouw bezit een oost-west oriëntatie. De paalkuilen zijn in grondvlak rond tot ovaal van vorm met een die varieert tussen 60 cm en 120 cm. De paalkuilen zijn opgevuld met lichtbruin en licht grijs zand. In de vulling komen sporadisch houtskoolspikkels voor. Het betreft een slecht bewaarde gebouwplattegrond, aangezien geen van de wand- en/of hoekpalen bewaard zijn gebleven. De interpretatie van de gebouwplattegrond berust hierbij uitsluitend op de rij middenstaanders. In de vulling van paalkuilen werden enkele aardewerk- en natuursteenvondsten gedaan. Het betreffen verschillende kleine wandfragmenten handgevormd aardewerk. Op basis van het vondstmateriaal kan het gebouw gedateerd worden in de metaaltijden en vroege Romeinse periode. Eén staal leverde een radiokoolstofdatering op tussen 170 v.Chr. en 10 n.Chr.
Ten zuidwesten van dit gebouw werd er een mogelijk bijgebouw aangetroffen. Het betreft een tweepalige constructie met een lengte van ca. 5 meter. De breedte is onduidelijk, maar kan vermoedelijk rond de 3 à 3,5 m geschat worden. Het bijgebouw heeft eenzelfde oriëntatie als het hoofdgebouw, namelijk een oost-west oriëntatie. De paalsporen hebben een licht grijze tot grijze vulling. In de vulling zijn sporadisch houtskoolspikkels waar te nemen. Geen van beide paalkuilen leverde enige vondstmaterialen op. Bijkomend werden ook geen stalen genomen voor eventuele radiokoolstofdatering. Door sterke gelijking op het hoofdgebouw is een datering in de late ijzertijd/vroege Romeinse periode zeker plausibel.
Net ten zuiden van de dubbele palenkrans kunnen nog twee parallelle palenrijen worden opgemerkt. Het betreffen echter allemaal vierkante, scherp afgelijnde paalkuilen te zijn, waarvan de vulling gelijk is aan de bovenliggende plaggenbodem. Een datering van deze palenrijen ten vroegste vanaf de late middeleeuwen lijkt hierdoor zeer plausibel. Gelet op de scherpe aflijning en vierkante vorm van de paalkuilen is een meer recente datering in de nieuwe of nieuwste tijd echter meer waarschijnlijk. Naast deze paalkuilen werd er een recente waterkuil/drinkpoel aangetroffen. Het spoor wordt gekenmerkt door merkbaar grotere afmetingen (5 m op 3 m). Er werden kleine fragmenten handgevormd aardewerk en een sterk verweerd stuk tefriet aangetroffen. Echter werden ook meer recente materialen hierin teruggevonden, namelijk stukken baksteen en dakpannen. Hoogstwaarschijnlijk zijn de fragmenten handgevormd aardewerk en het stuk tefriet intrusief aanwezig. Tijdens de vlakdekkende opgraving werd slechts één greppel aangesneden en dit in elke werkput. De greppel werd geïnterpreteerd als een (sub-)recente (perceels)greppel.
Auteurs: Lommelen, Lies
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Sint-Isidoorstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2025: Opgraving Sint-Isidoorstraat [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/990534 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.