waarneming

Cottalaan 1

archeologisch element
ID
990615
URI
https://id.erfgoed.net/waarnemingen/990615

Beschrijving

Naar aanleiding van een toevalsvondst vond een archeologische opgraving plaats. Bij de opgraving werden Romeinse graven alsook een segment van de Romeinse stadsgrachten aangetroffen.

Grafveld Romeinse tijd

Naast enkele kleinschaligere begraafplaatsen en geïsoleerde begravingen, zijn in Romeins Tongeren twee grote grafvelden bekend, het zuidwestelijke grafveld (dat zich situeert ter hoogte van de Cottalaan, de Paardsweidestraat en de Romeinse Kassei) en het noordoostelijke grafveld (gelegen ter hoogte van o.a. de Jaminéstraaten de Pannenovenweg). De graven aangetroffen in het onderzoeksgebied maken deel uit van het zuidwestelijke grafveld, dat gelegen is buiten de 2de-eeuwse stadsomwalling en langs de uitvalsweg naar Bavay en Cassel.

De grachten zijn te dateren in de 2de eeuw, de graven uit de 4de eeuw. Als de breedte van de gracht wordt geplot op de allesporenkaart, en als er van uitgegaan wordt dat de graven vrijwel loodrecht ingegraven zullen zijn vanaf het maaiveld, dan blijkt dat de graven in het helling van de gracht zijn ingegraven. In hoeverre de gracht al (volledig) was opgevuld op dat moment, is niet te achterhalen aangezien deze niveaus al waren weggegraven voorafgaand aan de opgraving.

Deze graven zijn niet de enige waar de ligging van het graf opmerkelijk is. In een overzicht presenteert Box acht locaties waar graven zijn aangetroffen die op een bijzondere locatie zijn aangelegd. Veel van de aangehaalde locaties zijn niet te vergelijken met de situatie van de twee graven aan de Cottalaan, maar twee locaties hebben wel enige gelijkenis. De eerste is niet bijzonder ver verwijderd van de opgravingslocatie.

Op de hoek van de Cottalaan met de Koninksesteenweg is in de zomer van 2014 naar aanleiding van een woningbouwproject een opgraving uitgevoerd. Ook hier is de derde V-vormige gracht van de 2de-eeuwse omwalling aangesneden. Naast een skelet zonder schedel dat in de vulling van de gracht lag, is ook een skelet aangetroffen in een kuil in de (deels of volledig) opgevulde gracht . Op een tweede locatie, aan de Vermeulenstraat, werd een skelet werd dat niet meer compleet was in de vulling van de gracht aangetroffen. Het lijkt er wel op dat de overledene hier in de gracht is gegooid toen deze deels was opgevuld in plaats van er in is begraven. Een 14C-datering die op het bot is uitgevoerd, plaatst het in de periode 390 – 540, waardoor het ofwel laat-Romeins is of vroegmiddeleeuws.

Ook op een andere locatie aan de Koninksemsteenweg zijn tijdens een grootschalige noodopgraving verschillende inhumatie- en crematiegraven aangetroffen op verschillende niveaus in de gracht.

Het begraven in de gracht van de stadsomwalling blijkt weliswaar niet veelvuldig voor te komen, maar is dus zeker niet uniek.

Hoe de situatie aan de Cottalaan is geweest, is niet te achterhalen; de graven zijn dieper uitgegraven dan de zijkanten van de gracht en
bevinden zich dus niet in de grachtvulling zelf. Was de gracht al opgevuld, of lag deze nog open ten tijde van deze begravingen?

De aard en kleur van de vulling van een aantal kuilen sluiten aan bij deze van de inhumatiegraven, maar het is moeilijk om deze kuilen met zekerheid in de Romeinse tijd te plaatsen.

Romeinse stadsgracht

Er is een dwarscoupe geplaatst over het geheel. De donkergrijze gracht II tekent zich hier af als een komvormig spoor (in tegenstelling tot de oostelijke putwand waar het duidelijk om een spitsgracht gaat) die doorheen de vulling van de lichtbruine vulling van gracht I gaat.
Gracht I heeft een heel andere vorm. Op de bodem zijn hier nog twee verdiepingen in te herkennen. De meest noordelijke is een smalle, rechthoekige verdieping van de bodem van de gracht, die een vlakke onderkant heeft. De uitdieping is niet heel breed, hooguit 25 cm. Als S6 inderdaad het restant van een gracht is, dan zou dit als een enkelbreker geïnterpreteerd kunnen worden. De zuidelijke onderkant loopt schuin af in noordelijke richting en komt dan vrij steil om hoog. Als naar de opvulling van het geheel wordt gekeken, dan worden de vullingen van het zuidelijke deel (het schuin aflopende deel) afgedekt door vullingen die deel uitmaken van de opvulling van de noordelijke
verdieping.

Een éénduidige interpretatie van S6 op basis van het vlak en de hierboven beschreven coupe is niet mogelijk. Ook het putprofiel geeft geen informatie aangezien S6 al ophoudt op enige afstand voor het profiel. Om die reden is S6 ook meer naar het oosten gecoupeerd. In deze coupe is duidelijk zichtbaar dat gracht II voor een groot deel over gracht I ligt. Ook opmerkelijk is de totaal verschillende vorm van laatstgenoemde gracht: V-vormig. Er is hier geen sprake meer van een bodem waarop twee verdiepingen te zien zijn; het vormt één geheel dat vergelijkbaar is met het profiel van gracht II in het oostelijke putprofiel. Ten slotte is de gracht hier ook een stuk dieper dan in de eerst besproken coupe.
Bovenstaande bewijst dat S6 wel degelijk een gracht is, die niet als herstellingsfase van gracht II te interpreteren is. Het lijkt een op zichzelf staande gracht te zijn, die gezien de oversnijdingen met gracht II ouder is. Vondsten zijn hier niet in aangetroffen, houtskool voor een datering ook niet. De datering blijft dus een raadsel.

De spitsvorm die in de ene coupe zichtbaar is en de mogelijke enkelbreker in de andere coupe suggereren dat de functie van deze gracht gelijkaardig is als die van gracht II.

Op de vraag waarom er sprake is van een aanzienlijke versmalling, waarbij de gracht bovendien veel minder diep is dan op andere locaties, kan vooralsnog geen antwoord gegeven worden. Waarschijnlijk is de rest van deze gracht vergraven bij de aanleg van gracht II.

Hoewel deze grachten de enige zijn die in het vlak geregistreerd konden worden, blijkt uit het oostelijke putprofiel dat er sprake is van nog een brede gracht (gracht III). Deze ligt ten noorden van grachten I en II, en is iets minder diep uitgegraven waardoor hij niet meer op de bodem van de
bouwput aanwezig was. Uit het profiel blijkt dat deze gracht (op deze locatie) weliswaar zeer schuine zijkanten had (althans, de zuidelijke kant). Op basis hiervan zou een V-vormige onderkant verwacht kunnen worden maar het profiel wijst uit dat de bodem eerder rond was. Het profiel stelt echter maar één opname voor in het hele tracé dat zich hier verder aan ons oog onttrekt, waardoor het mogelijk is dat de vorm op een andere locatie anders is. De vulling is aanzienlijk minder donker dat die van gracht II maar toch duidelijk te onderscheiden van de natuurlijke ondergrond. In de lengte kon deze gracht ook voor een groot deel gevolgd worden in het noordelijke putprofiel.

Het is bekend dat Tongeren in de 2de eeuw voorzien was van één tot drie V-vormige grachten; mogelijk is deze gracht daar ook één van.
Ten slotte is in het noordelijke putprofiel nog een mogelijk spoor herkend dat gezien de vorm en de diepte waarop het zich bevindt, ook als gracht geïnterpreteerd kan worden. De bodem bevindt zich ter hoogte van het opgravingsvlak, maar kon er niet in herkend worden. Het spoor is zeer
vaag zichtbaar en kenmerkt zich door een bleke opvulling die aansluit bij de natuurlijke ondergrond.

Toch lijkt er mogelijk sprake te zijn van een V-vormig spoor. Een verdere interpretatie is onmogelijk aangezien de enige informatie afkomstig is uit het noordelijke putprofiel. In het tegenoverliggende putprofiel is gekeken of er zich nog een verlengde van dit spoor bevond, maar dat was niet zichtbaar.


Auteurs: Heirbaut, Elly
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: LARes bvba

Nieuwe tijd leemwinningkuilen en mogelijke oven

Datering: nieuwe tijd
Typologie: afvallagen, extractiekuilen, leemwinning, ovens
Materiaal: aardewerk, keramisch bouwmateriaal
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Vermeldenswaardig zijn de kuilen in de beide putprofielen. Deze worden gekenmerkt door een grote hoeveelheid baksteenfragmenten. Hoewel het onmogelijk was hier verdere informatie over te verzamelen, aangezien de sporen enkel in de profielen zichtbaar waren (op zeer grote hoogte, met andere woorden ter hoogte van het maaiveld) en ze volledig weggegraven waren tijdens het uitgraven van de bouwput, lijkt het er op dat een groot aantal van deze kuilen als afvalkuilen voor baksteen-/dakpanfragmenten is gebruikt. In het oostelijke putprofiel is in de NO-hoek een vrij grote kuil (S12-13) herkend die niet zeer diep is. Er is geopperd dat dit mogelijk een oven geweest zou kunnen zijn, maar dit kon niet bevestigd worden.

Romeinse inhumatiegraven

Datering: Romeinse tijd
Typologie: begraafplaatsen, inhumatiegraven, vaatwerk, werktuigen
Materiaal: aardewerk, bot (menselijk), brons, ijzer, metaal, plantaardig materiaal, zaden en vruchten
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Beide inhumatiegraven hebben een noordwest-zuidoostelijke oriëntatie. De lichamen zijn op de rug gelegd, waarbij het hoofd zich aan de noordwestelijke kant van de grafkuil bevindt. Het gaat in beide gevallen om een man, een van 25-30 jaar oud (graf 1) en een van 45-50 jaar oud (graf 2).

Alleen in het geval van graf 1 zijn nog de afdrukken van het hout van de kist herkend: deze tekenen zich af als donkere, min of meer rechte, dunne banden langs de grafkuil.

De overledenen zijn in een uitgestrekte positie neergelegd. Bij de jongste man zijn de armen op de buik gelegd, de handen in een gestrekte positie.
Ook de benen zijn gestrekt. Het hoofd is iets naar links getild. De positie van de oudere man wijkt hier sterk van af. Hoewel hij ook met gestrekte benen in het graf is gelegd, zijn de armen omhoog gebracht richting de hals. De handen zijn ook hier uitgestrekt. Een ander verschil zit in de positie van het hoofd. Dit is lichtjes naar rechts getild.

Verder is opmerkelijk dat bij één van de overledenen (graf 2) sprake is van een trauma aan het hoofd. Op de schedel is een indruk zichtbaar van de inslag van een stomp voorwerp. Dit is echter niet de doodsoorzaak geweest, aangezien de wonde sporen van genezing vertoont. Beide mannen hadden last van artrose aan de wervelkolom, de jongste man zelfs aan de ellebogen. Laatstgenoemde vertoont bovendien een compressiefractuur aan de 4e borstwervel, het resultaat van een forse impact, maar net als bij het individu uit graf 2 is dit trauma hem niet fataal geworden.

Onderzoek naar parasieten heeft niets opgeleverd. De skeletresten wijzen er in beide gevallen op dat de mannen tijdens hun leven zware arbeid hebben geleverd.

Een ander verschil tussen beide graven kan waargenomen worden in de hoeveelheid bijgaven. De jongere man heeft geen enkele bijgift meegekregen, althans niet voor zover archeologisch teruggevonden is. De oudere man daarentegen is voorzien van 3 stuks vaatwerk en 2 metalen voorwerpen.

Het vaatwerk is allemaal ter hoogte van het hoofd geplaatst, evenals het bronzen pincet. Het ijzeren voorwerp, dat niet nader gedetermineerd kon worden, bevindt zich ter hoogte van de voeten.

Archeobotanisch onderzoek van de stalen die in de verschillende segmenten van de graven zijn genomen, heeft uitgewezen dat er – met name in graf 2 – diverse verkoolde en onverkoolde resten aanwezig zijn. Het is echter verre van zeker of deze de weerslag zijn van voeding die meegegeven is.

Opvallend aan beide graven, is dat zij bijzonder diep zijn ingegraven ten opzichte van het recente maaiveld, maar ook ten opzichte van het gereconstrueerde minimale Romeinse maaiveld. Het vlak (onderkant bouwput) waarop de inhumatiegraven zijn waargenomen bevindt zich ca. 2,4 m onder de bovenkant van de gracht in de oostelijke putwand, en dus ca. 2,8 m ten opzichte van het gereconstrueerde Romeinse maaiveld.
Dit is natuurlijk een hypothese, maar deze aanname maakt wél inzichtelijk dat de inhumatiegraven waarschijnlijk ongeveer 3 m diep zijn ingegraven.
Een tweede opvallend gegeven is dat de graven zeer dicht bij de gracht liggen, zeker als we de oorspronkelijk breedte van de gracht vanop het Romeinse loopvlak in beschouwing nemen.

Romeinse stadsgrachten

Datering: Romeinse tijd
Typologie: grachten (verdedigingselementen), greppels
Materiaal: aardewerk, bot (dierlijk), bot (menselijk), metaal
Gebeurtenis:

Beschrijving:
Dwars door de bouwput is een brede gracht aangetroffen die van oost naar west loopt. De vullingen die op het vlak zijn herkend wijzen op een mogelijke tweede gracht die oversneden wordt. De eerste, de meest noordelijke (gracht I), wordt daarbij gekenmerkt door een veel lichtere vulling dan de tweede (gracht II) die een donkergrijze vulling heeft waarin zich aardewerkfragmenten, botfragmenten en wat bouwpuin bevinden. Het is in deze vulling dat ook de menselijke schedel is gevonden.

De lichtere vulling is niet over de hele lengte waargenomen: hij verschijnt in het vlak op een afstand van ca. 2,5 voor de oostelijke putwand en heeft aan deze kant een afgeronde vorm. Hij loopt door tot ongeveer halverwege de bouwput en verdwijnt dan volledig. Vanaf dit punt is de tweede gracht aanzienlijk breder.

Deze vaststelling leidt tot de vraag of we hier te maken hebben met twee afzonderlijke grachten, of eerder met een eerdere fase of herstellingsfase van gracht II. De coupes op het geheel (halverwege de bouwput) brengen niet veel meer duiding.


Relaties

  • Is deel van
    Historische stadskern van Tongeren


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Cottalaan 1 [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/990615 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.