Tijdens het proefsleuvenonderzoek werd er een zeer hoge densiteit aan archeologische sporen vastgesteld. In totaal betrof het 123 archeologisch relevante sporen met een verspreiding over het gehele terrein, maar een duidelijke concentratie centraal op het terrein.
In het noordoosten van het terrein, werden er twee sporen aangetroffen die bestonden uit sterk verslempte zandige leem en resten ijzerzandsteen. In coupe waren de sporen slechts zeer ondiep bewaard. Deze sporen worden voorzichtig geïnterpreteerd als muurfundering of vloerrestant. Uit één van de twee sporen kwam relatief veel materiaal uit de 14de-15de eeuw.
Ter hoogte van het bestaande gebouw en onder de ophogingen tot de centrale tuinzone, kwam een sporenconcentratie naar voren. Het betrof allemaal paalkuilen. In twee paalkuilen werd er aardewerk aangetroffen. Vermoedelijk zijn de paalkuilen zowel in de Middeleeuwen als de IJzertijd/Romeinse periode te dateren en sluiten deze aan op de archeologische waarden die werden aangetroffen bij opgravingen op de aanpalende percelen, hetgeen wijst op de aanwezigheid van een meerperiode site.
Ten slotte werd er in het zuiden van Werkputten 4, 5 en 6 een groot opvulpakket vastgesteld. Afgaande op de CAI-locatie 207575 is het mogelijk dat dit opvulpakket in verband staat met een opgevulde gracht van de Middeleeuwse omwalling van de stad Diest (14de eeuw) de huidige loop van de Demer ten zuiden van het terrein werd pas geconsolideerd in het midden van de 19de eeuw. Er werd gepoogd een coupe te zetten op dit pakket, maar het werd duidelijk dat het opvulpakket te instabiel is om in een dergelijk kleine coupe te onderzoeken. Dit vergt een specifieke aanpak, hetgeen bij verder onderzoek dient opgenomen te worden.
Auteurs: Cornelissen, Yasmine
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)