erfgoedobject

Domein Schiplaken

bouwkundig / landschappelijk element
ID
134469
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134469

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Domein Schiplaken
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel van Schiplaken
    Deze vaststelling is geldig sinds

  • omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteel van Schiplaken
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Landhuis uit de wederopbouwperiode, heropgebouwd na de Eerste Wereldoorlog naar model van het voormalige neoclassicistisch landhuis uit circa 1820; heropgebouwd landhuis met oudere dienstgebouwen uit de 18de en 19de eeuw, omgeven door landschappelijk park; kasteeldomein teruggaand op oudere kasteelsite in oorsprong een middeleeuwse kasteelmotte, tijdens de 17de eeuw omgebouwd tot barokke waterburcht met parterretuin, oranjerie en sterrenbos; circa 1820 heraangelegd als romantisch 'rivierlandschap' uitlopend in bos van circa 100 hectare.

Van middeleeuwse motte tot barokkasteel

Op een figuratieve kaart uit 1728-1729 en op een 18de-eeuwse afbeelding wordt het kasteel van Schiplaken getoond zoals het waarschijnlijk rond 1820 is afgebroken: een waterkasteeltje van twee bouwlagen onder een dubbel schilddak, met een binnenplaats en een smalle poortvleugel met spietorentjes. Het vormde een vierkant eiland van nagenoeg 11 are. De uitbouw in de oostgevel bood vermoedelijk plaats aan een kapel; de ingangstravee van het hoofdgebouw werd bekroond met een torentje met een lantaarn, typisch barok zoals de volutengeveltjes van het hoofdgebouw. De kasteelmotte was door een ophaalbrug verbonden met een kleine, in rechthoeken verdeelde parterretuin op het 'vasteland'. Deze prent is een illustratie van de tuin (in plaats van de mesthoop) als nieuw statussymbool in de barokperiode: het kasteel werd benaderd via de tuin. Bij de heropbouw van het kasteel na de Eerste Wereldoorlog werden oude funderingsresten blootgelegd. De site en de kern van het gebouw zijn ongetwijfeld middeleeuws, ouder dan het nabijgelegen Gottendijs. Het kasteel van Schiplaken was – evenals Ravestein aan de Dijle – een van de versterkingen aan de zuidgrens van het Land van Mechelen, nu de grens tussen Boortmeerbeek (Hever) en Zemst (Elewijt). De Ferrariskaart (1771-1778) toont een dubbele omgrachting, naar het model van de klassieke motte met een kasteel of hooghof en een neerhof.

Werken in uitvoering

De Primitieve kadasterkaart (Hever sectie C in één blad), opgemeten door Bastendorff in 1819, is ongetwijfeld een getrouwe weergave van het kasteel op de 18de-eeuwse prent, tot en met de spietorentjes. Twee percelen ten zuidoosten van de kasteelmotte trekken de aandacht door hun formele, in stippellijn weergegeven indeling, allebei 'tuin' volgens de kadastrale legger: 1° het perceel nummer 45 met een stervormig padentracé en twee langwerpige gebouwtjes aan de noordrand, en 2° het kruisvormig ingedeelde perceel nummer 48 ten oosten daarvan. De oude ringgrachten worden als één perceel "étang d'agrément" geregistreerd en diverse percelen als "jardin d'agrément". De als tuin, lusttuin of lustvijver bestempelde percelen beslaan een oppervlakte van bijna twee hectare, en liggen zowel buiten (nrs. 41, 42 en 46) als binnen de ringgracht (nr. 38, het perceel met de parterretuin op de 18de-eeuwse prent).

De westelijke helft van het domein ligt op het grondgebied Elewijt. Op een eerste ('voor-Primitieve') versie van het belendende blad van de kadasterkaart Elewijt (sectie B), wordt een vormelement afgebeeld dat ook op de Ferrariskaart voorkomt: een langgerekt sterrenbos, een ster met acht armen zoals de 'Union Jack' maar desondanks "Seven Sterre" genoemd, een naam die nog op de huidige kadasterkaart voorkomt hoewel het sterpatroon rond 1880 verdween. Het sterrenbos werd langs de zuidzijde begrensd door een 750 m lange en 25 m brede "avenue du château de Schiplaeken", zonder twijfel de ceremoniële toegang naar het kasteel. Deze dreef werd aan de andere zijde van de kasteelmotte in noordoostelijke richting verlengd door de huidige Kasteeldreef. Deze kadasterkaart is niet gedateerd, maar werd vermoedelijk vóór 1815 opgesteld en draagt ook een andere perceelsnummering dan de uiteindelijke versie van de Primitieve kadasterkaart die rond 1820 werd opgemaakt. Op deze laatste kaart is de "Seven Sterre" verdwenen en zien we de verbrede en opgestuwde bovenloop van de Zwarte Beek, een brede 'rivierarm' (perceel 65), onderdeel van een vroeglandschappelijke heraanleg.

De Engelse tuin

Op het ogenblik dat de Primitieve kadasterkaarten werden opgesteld (1819-1820) was het afgebeelde kasteelgebouw al bijna voltooid verleden tijd. Op een litho uit de 'Voyage pittoresque dans le Royaume des Pays Bas' van De Cloet, gepubliceerd in 1825, wordt een 'modern' gebouw afgebeeld: "un bâtiment régulier, d'architecture moderne". Ook de omgeving werd ingrijpend bewerkt: voor het kasteel ligt nu een "belle pelouse de verdure", omgeven door tuinen "disposés dans le goût anglais". Het nieuwe kasteel, waarschijnlijk gebouwd op de funderingen van het oude (deze werken worden pas meer dan 60 jaar later geregistreerd op het kadaster), wordt op de litho getoond vanuit het noorden; de voormalige parterretuin – de "belle pelouse" uit De Cloet – vormt de voorgrond. De schilderachtige meander op de voorgrond is in feite niet meer dan de wat aangedikte buitenste ringgracht, tevens bovenloop van de Zwarte Beek, die uitmondt in de Dijle op de grens van Muizen en Hever. De brede kasteelgracht is gedempt; de angst voor stilstaand water – bron van ongezonde uitwasemingen en besmettelijke ziekten, zoals al in 1810 in een ambtelijk rondschrijven werd gesteld – zal tijdens de eerste helft van de 19de eeuw het einde bewerkstelligen van een groot aantal waterburchten, onder meer die van Schiplaken.

De 'jardin anglais' baadt overigens in een onmiskenbaar Italiaanse sfeer: een riant rivierlandschap met Italiaanse populieren, decor voor een sober neoclassicistisch landhuis met korte zijvleugels of hoekrisalieten, de mezzanine onder het lage, overkragende schilddak van de hoofdvleugel en de palladiaanse deurvensters. Het bijgebouw rechts op de litho bevindt zich binnen de ringgracht maar op het grondgebied Elewijt; het gaat om een oranjerie, een gepleisterd neoclassicistisch gebouw met hoge rechthoekige vensters en een rondboogdeur tussen pilasters, waartegen kuipplanten (waarschijnlijk oranjeboompjes) staan opgesteld; dit gebouw is ook al te zien op de 18de-eeuwse prent. In het midden van het grasveld staat een sokkel met een zonnewijzer. Het biedermeierfiguurtje met de hoge hoed op de voorgrond is mogelijk baron (achteraf graaf) Antoine-Philippe-Fiacre-Ghislain de Vischer de Celles (1779-1841), zoon van de laatste feodale heer van Schiplaken, maar met duidelijke ambities binnen de 'nieuwe orde': een belangrijke personaliteit onder het keizerrijk (onder meer prefect in het departement van de Bas-Loire) en lid van de tweede kamer van de Staten-Generaal van het Verenigd Koninkrijk. In 1830 maakte hij deel uit van het Congres en van de diplomatieke missie die in Parijs zonder succes de Belgische kroon aanbood aan Louis-Philippe... een absentee owner, die Schiplaken uitzonderlijk als zomerverblijf gebruikte en de laatste tien jaar van zijn leven (1831-1841) bijna exclusief in Parijs doorbracht.

De eerste militaire topografische kaart geeft een idee van het kasteelpark van Schiplaken in 1864, landschappelijk maar met opvallende anachronismen: het bos met de 'Sevensterre' ten westen van de kasteelmotte en de twee formele tuinpercelen ten zuidoosten ervan, die overeenstemmen met de huidige – nu verwaarloosde – moestuin; het westelijke (nr. 45) reikt tot aan de slotgracht. Hoewel op de litho van De Cloet geen slotgracht meer te bespeuren valt, wordt ze op de stafkaart van 1864 nog steeds afgebeeld, zonder twijfel foutief (De Cloet kon zich geen pertinente onjuistheden veroorloven; zijn Voyage pittoresque was min of meer als toeristische prospectus bedoeld. Het kasteel wordt zonder twijfel ook getrouw afgebeeld, want de gevelordonnanties beantwoorden volledig aan die van het gebouw dat in 1914 afbrandde). Volgens het kadaster was ook het Sterrenbos al bijna een halve eeuw verdwenen.

Rivierlandschap

Opmerkelijk is de brede, 500 m lange arm van de opgestuwde Zwarte Beek ten westen van het kasteel, die het basiselement vormt van de landschappelijke aanleg en ongetwijfeld een brede, meanderende rivier verbeeldt. Op de Primitieve kadasterkaart (Elewijt sectie E, zonder datum, rond 1820; onveranderd weergegeven op de kaart van Popp) wordt deze 'rivier' afgebeeld, met een brugje in het verlengde van de oude toegangsdreef. Het landhuis in een weidse bocht van de rivier (liefst met eilandjes) is een vaak weerkerend motief in de 19de-eeuwse parkaanleg, vooral in de vroeglandschappelijke parken. Het park van Brugelette (provincie Henegouwen), aangelegd rond 1773, mag gelden als het prototype van een dergelijke aanleg voor België, dat van Laken (1781) als het beroemdste voorbeeld. In dit inventarisdeel worden nog andere 'rivierlandschappen' besproken, onder meer het Bergenhof te Bekkevoort. De grote blokpercelen op de eerste versie van de kadasterkaart (vóór 1815) hebben op de definitieve Primitieve kadasterkaart plaats geruimd voor een mozaïek van onregelmatige, soms ovale of trechtervormig uitlopende percelen, ongetwijfeld de bosschages, 'clumps' en vista's van de 'jardin anglais' die de Vischer liet aanleggen.

De ijskelder

De 'modernisering' van het kasteeldomein van Schiplaken hield waarschijnlijk ook de bouw in van de grote ijskelder in het westelijk gedeelte van het voormalige sterrenbos. Het gaat om een imposante bakstenen constructie, 15 m lang, die in een recent verleden werd uitgegraven. Oorspronkelijk was alleen de monumentale voorgevel met de toegangsdeur en arduinen hoekkettingen te zien. Een recht, bijna 10 m lang sas voert naar de bewaarruimte: een omgekeerd ei met 4,20 m diameter, 6 m hoog, voor één derde beneden het huidige maaiveld. Ongebruikelijk is de 1,80 cm hoge schouw halverwege het sas – ongetwijfeld een verdampingskoker, die alleen bij grote ijskelders werd aangebracht zoals in de Rijksplantentuin te Meise.

Het derde kasteel van Schiplaken

Na de verbouwings- en heraanlegwerken van de Vischer werd het rustig in Schiplaken, afgezien van enkele oppervlakkige wijzigingen van de neerhofgebouwen en de gebouwtjes aan de noordrand van de moestuinen. In 1895 werd het domein van Schiplaken verkocht aan degene die het al sinds 1886 huurde: burggraaf Georges-Charles-M.-Colette Terlinden (1851-1912), procureur-generaal bij het Hof van Cassatie. De nieuwe eigenaar ging onmiddellijk over tot de verbouwing van het kasteel, maar minder fundamenteel dan op het eerste gezicht lijkt. Het neoclassicistische landhuis van de Vischer blijft doorschemeren onder de tijdstypische, eclectische make-up (benedenverdieping als sokkel met Franse voegen, hoekkettingen, meanderlijsten, in plaats van de mezzanine mansardedaken die boven de verhoogde zijvleugels gebogen zijn, prefab oeils-deboeuf, meanderlijsten, en zelfs sgraffiti...). De familie Terlinen gebruikte Schiplaken vooral als buitenhuis; de wintermaanden bracht ze door in Schaarbeek.

De landschappelijke aanleg die zich in hoofdzaak rond de 'rivier' ten zuidwesten van het kasteel concentreerde, werd door Terlinden doorgetrokken in zuidelijke richting en – door de aanleg van een slingerpad – in het bosgebied ten zuidoosten van het kasteel. De grote, trechtervormige vista in zuidelijke richting dateert uit die periode en wordt voor het eerst afgebeeld op een stafkaart van 1909. Daartoe werd het moestuincomplex aan de westzijde ingekrompen. De fraaiste toevoeging uit die periode is het oranjerie- en serrecomplex aan de noordrand van de moestuin: halve serres en een elegant torenpaviljoen van baksteen, met een gepleisterde keellijst en decoratief lattenwerk onder een gebogen tentdak. De hoge benedenverdieping vormde waarschijnlijk de toegang naar de aan weerszijden aanleunende oranjerie en bood ruimte voor hoge planten; de lage bovenverdieping was vermoedelijk een soort belvedère.

De slag van Schiplaken en het vierde kasteel

Het kerkhof met negentig soldatengraven rond de (in 1898-1900 gebouwde) parochiekerk getuigt van de hevige gevechten rond Schiplaken bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Het kasteel werd daarbij ernstig beschadigd. Bij de heropbouw heeft de litho van De Cloet waarschijnlijk inspirerend gewerkt; de gelijkenis van het huidige gebouw met het sobere neoclassicistische landhuis van 1820 is opvallend, maar door de detailuitwerking werd het neoclassicistische karakter sterk afgezwakt. Zo heeft de mezzanine plaats gemaakt voor dakkapellen waardoor de dakhellingen steiler werden, de imposten tussen de rondboogvensters zijn achterwege gelaten en de palladiaanse deurvensters in de hoekrisalieten zijn vervangen door twee rechthoekige vensters. Ook een uniforme witte bepleistering ontbreekt; in de plaats daarvan is er gepleisterde baksteen gebruikt zwaar omlijst door natuursteen.

Het verblijf van een transporteenheid van het Amerikaanse leger aan het einde van de Tweede Wereldoorlog zou heel wat schade hebben aangericht, niet zozeer aan het kasteel dan wel aan het park: macadamwegen, ateliers, het rooien van 100 hectare bos... De hedendaagse bezoeker zal daar niet zoveel meer van merken. Meer opvallend zijn de tekenen van verval die voortvloeien uit de gewijzigde sociaal-economische situatie en de verstedelijking van het 'hinterland': braakliggende of met maïs ingezaaide moestuin met vervallen kassen en andere constructies, het wegvallen van de meeste arbeidsintensieve (en dus onbetaalbaar geworden) details zoals rozenperken, bloembedden, priëlen.

Desondanks is het domein van Schiplaken een van de interessantste landschapsparken van de regio. Van de vroege 19de-eeuwse generatie sierbeplantingen is nog een groot aantal bomen overgebleven, vooral platanen (Platanus x hispanica) en bruine beuken (Fagus sylvatica 'Atropunicea'), bomen met stamomtrekken tot bijna 5 m. Een hoogstammige haagbeuk (Carpinus betulus) langs de westflank van de grote vista werd waarschijnlijk in de 18de eeuw aangeplant. Over het domein verspreid komen oudere exemplaren voor van minder courante soorten zoals oosterse plataan (Platanus orientalis), pluimes (Fraxinus ornus), Japanse honingboom (Sophora japonica) en Kaukasische vleugelnoot (Pterocarya fraxinifolia), bomen die waarschijnlijk rond 1900 werden aangeplant. Opmerkelijk is ook de overwoekering met Pontische azalea (Rhododendron luteum) in het bosgedeelte ten zuiden van de voormalige moestuin.

Merkwaardige bomen (opnamen 20 augustus 1998, 23 juni 2000)
Het cijfer in vet geeft de stamomtrek in centimeter weer. De omtrek wordt standaard gemeten op 150cm hoogte. Het cijfer vooraan verwijst naar de locatie van de bomen op een plan in het inventarisdossier.

  • 1. Japanse honingboom (Sophora japonica) 335
  • 8. gewone plataan (Platanus x hispanica) 402
  • 9. mammoetboom (Sequoiadendron giganteum) 373
  • 12. gewone plataan (Platanus x hispanica) 430
  • 15. gewone plataan (Platanus x hispanica) 428
  • 17. Kaukasische vleugelnoot (Pterocarya fraxinifolia) 230
  • 20. gewone plataan (Platanus x hispanica) 441
  • 21. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 494
  • 22. hulst (Ilex aquifolium) 164
  • 24. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 413
  • 38. oosterse plataan (Platanus orientalis) 313
  • 41. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 446
  • 43. gewone haagbeuk (Carpinus betulus) 326
  • 44. gewone taxus (Taxus baccata) 276
  • 45. bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') 420
  • 47. pluimes (Fraxinus ornus) 246
  • 48. Amerikaanse eik (Quercus rubra) 386
  • 53. gewone beuk (Fagus sylvatica) 408
  • 56. zomereik (Quercus robur) 340
  • 61. gewone beuk (Fagus sylvatica) 398
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger [212] legger Hever, art. 66 en art. 734 nr. 37.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Kadastrale opmetingsschets Hever 1850/40, 1864/28, 1885/53, 189712.
  • DE CLOET J.J., Voyage pittoresque dans le royaume des Pays Bas, tome II, Bruxelles, J.B.A. Jobard, 1825, nr. 174.
  • DEL MARMOL J.-A.-L., Dictionnaire de législation, de jurisprudence et de doctrine en matière de mines, minières, carrières, forges, haut-fourneaux, tourbières [...], Liège, Renard, 1857, p. 668.
  • DE RIDDER A., La noblesse de Belgique, annuaire de 1923, Bruxelles, Albert Dewit, 1924, p. 104-106.
  • DE STEIN D'ALTENSTEIN I., Annuaire de la noblesse de Belgique, Bruxelles, Auguste Decq, 1872, p. 256-269.
  • DODION M. e.a., 100 jaar Schiplaken. Het verleden wordt geschiedenis, Gemeentebestuur Hever, 1997, p. 12.
  • DUQUENNE X., Het park van Wespelaar. De Engelse tuin in België in de 18de eeuw, Wespelaar, Ph. De Spoelberch, 2001, p. 33-36.
  • REININK A.W. & VERMEULEN J.G., IJskelders – koeltechnieken van weleer, Uitgeverij Heuff Nieuwkoop, 1981, p. 82-83.
  • TORFS J.F., Hever-Schiplaken, in Oost-Brabant, Hagelandse Werkgemeenschap, 1957, p. 78-81.
  • VERBESSELT J., Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw, deel XIV, Pittem, G. Veys, zonder datum, p. 79.

Bron: DENEEF R., 2007: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Hageland - Noordoosten van Vlaams-Brabant. Aarschot, Begijnendijk, Bekkevoort, Boortmeerbeek, Diest , Haacht, Keerbergen, Rotselaar, Scherpenheuvel-Zichem, Tremelo.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; De Maegd, Christiane
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Kasteel van Schiplaken

  • Is deel van
    Hever


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Schiplaken [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134469 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.