is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteeldomein Schepdaal
Deze vaststelling is geldig sinds
Landschappelijk park met vijvers, oorspronkelijk 9 hectare, aangelegd in een brongebied rond 1860 rond een neoclassicistische villa met belvedère-opbouw, herbouwd rond 1930; vestiging van een instelling voor buitengewoon onderwijs in 1957, diverse nieuwe gebouwen verspreid over het park; de vijvers werden gedempt.
In 1855 liet de Brusselse notaris Henri Eliat een grote villa bouwen op de grens met Schepdaal (jaartal op het zinken windvaantje op het dak van het koetshuis, pas in 1863 geregistreerd door het kadaster). Van dit gebouw zijn ons maar enkele afbeeldingen bekend, namelijk op twee ansichtkaarten omstreeks 1920, die allebei de zuidgevel tonen. Het werd een typisch landhuis uit het midden van de 19de eeuw – sober (geen ornament, op enkele banden en boogfrontons na), witgepleisterd, schilddak – maar ook met een paar eigenzinnige trekjes: het souterrain was bijna echt gelijkvloers en de mezzanine was bijna een volwaardige verdieping, zodat het gebouw ogenschijnlijk vier bouwlagen telde. Ongewoon is ook dat het trappenhuis werd verlengd in een belvedèretoren met terras, die circa 3 meter boven de nok uitstak. Henri Eliat overleed al in 1862 en een gedeelte van het bouw- en aanlegprogramma werd mogelijk uitgevoerd door zijn zoon Gustave, eveneens notaris. Dit programma omvatte de traditionele aanhorigheden (koetshuis, broeikassen en een portiers- of tuinierswoning) circa 100 meter ten noordwesten van het kasteel, tegen de Scheestraat aan, en een uitermate atypische kapel (T-vormige plattegrond, hoge nis in plaats van een koor...) op ongeveer 100 meter ten zuiden van het kasteel. De ijskelder in de uiterste noordpunt van het domein behoorde ook tot de oorspronkelijke uitrusting, want hij wordt expliciet weergegeven op de stafkaart van 1879 (ICM, 1882).
Diverse percelen boomgaard, akker- en weiland werden samengevoegd tot een lusthof van circa negen hectare (perceel nummer 224a). De site omvatte een van de diep ingesneden bronzones van de Varenbergbeek, die benut werd om de nieuwe landschappelijke vijver aan te leggen, naast een bestaande, ringvormige waterpartij (een oude ringgracht of schans). In het uiterste zuiden van het park werd nog een tweede, kleinere vijver uitgegraven. Links op één van de ansichtkaarten uit 1920 is een boogbrug zichtbaar die een diep ingesneden inham overspant die naar de eigenlijke bron leidt. Het wegenpatroon zoals het wordt weergegeven op de 19de-eeuwse stafkaarten vertoont de typische kronkels en lussen van de late landschappelijke stijl. Het aanlegconcept was eerder besloten, introvert; de voornaamste zichtas vertrok van het paviljoen op de ijskelder en omvatte de inham met de brug, de vijver en als eindpunt de kapel. Slechts vanop de belvedèretoren werd ook een blik gegund op het valleilandschap ten zuiden van het domein.
Van de oorspronkelijke beplanting bleven een tiental bomen bewaard: gewone en bruine beuk (Fagus sylvatica, Fagus sylvatica 'Atropunicea'), tamme kastanje (Castanea sativa), zomereik (Quercus robur), mammoetboom (Sequoiadendron giganteum), ginkgo (Ginkgo biloba), bontbladige cultivar van gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus 'Leopoldii') en een zeldzame eikencultivar: mispelbladige wintereik (Quercus petraea 'Mespilifolia'), met 376 cm stamomtrek veruit 'kampioen' van België. Vermeldenswaardig zijn ook de talrijke exemplaren ongestekelde hulst (Ilex aquifolium 'Heterophylla').
Het kasteel van Eliat wordt niet zonder reden ook het kasteel van Schepdaal genoemd. De voorzijde van het kasteel is gericht naar de gemeente Schepdaal, waar notaris Eliat ook eigenaar was van de kouters ten oosten van het dorp (Eliat bezat in 1863 51 hectare te Schepdaal volgens de kadastrale legger). Hij liet min of meer parallel met de Heilige Kruiswegstraat een dreef aanleggen, die ongetwijfeld als ceremoniële hoofdtoegang bedoeld was. Deze dreef (die nog altijd officieel 'Dreef ' heet) liet de dorpskern links liggen en kwam na 1 kilometer loodrecht uit op de Ninoofsesteenweg, waar een portiersloge werd gebouwd. Een lichte knik in de weg niet ver van het kasteel werd op 'klassieke' wijze uitgewerkt als een kleine rotonde. Mogelijk was Eliat van plan om het park in noordelijke richting uit te breiden, en misschien wilde hij ook zijn verbondenheid met het dorp Schepdaal op materiële en ruimtelijke wijze uitdrukken. Dit was een typisch fenomeen uit de tweede helft van de 19de eeuw (zie onder meer het nabijgelegen gehucht Eizeringen). Kasteelheren en domeineigenaars, vaak 'nouveau riches', wierpen zich ook toen nog op als beschermheren van het dorp. Onder hun impuls werden er tal van openbare gebouwen opgericht, zoals kerken, scholen, gemeentehuizen en dergelijke meer.
In 1919 werd het domein verkocht aan drie adellijke dames: Victorine de Merode, echtgenote van John d'Oultremont, Agnes de la Faille d'Huysse en Marie de Liedekerke de Pailhe (R. De Wolf, 273), volgens de kadastrale legger was alleen gravin de Merode eigenares. Het bestaan van ansichtkaarten van het kasteel met als opschrift "Innitiative féminine" (sic) roept vragen op over het doel van deze aankoop (liefdadigheid? feminisme?). Vier jaar later werd het opnieuw verkocht, ditmaal aan de weduwe barones Sloet van Oldruitenborgh en haar kinderen. Ook deze keer bleef het domein niet lang in dezelfde handen. In 1928 werd het gekocht door de weduwe en de kinderen Charles Claes, bouwheer van het nabijgelegen Kasteel Groenenberg. De nieuwe eigenaars lieten het kasteel ingrijpend verbouwen: aan weerszijden werden twee traveeën toegevoegd in de vorm van kleine dwarsvleugels, zodat er een H-vormige plattegrond ontstond. De belvedèretoren werd afgebroken, de mezzanine werd in een mansardedak verwerkt, in de zuidgevel langs de tuinkant werden de drie middentraveeën verenigd tot een middenrisaliet bekroond met een driehoekig fronton en voorafgegaan door een monumentaal trappenbordes met balustrades – een heterocliet neoclassicisme dat voor die periode erg anachronistisch overkomt.
In 1931 werd het park, toen 10,5 hectare, niet meer als lusthof maar als bos geregistreerd door het kadaster, waardoor het kadastraal inkomen tot ongeveer één vierde werd herleid. De kapel werd omgevormd tot een tuinpaviljoen. Louise Claes, dochter van wijlen notaris Charles Claes en daardoor eigenares van het nabije kasteeldomein Groenenberg op de grens met Vlezenbeek, erfde het domein in 1932. Zij was gehuwd met advocaat Valentin Brifaut, een belangrijke figuur in de Belgische scoutsbeweging tijdens het interbellum (hij was verbondsleider, "commissaire fédéral). Vermoedelijk werd het kasteel van Schepdaal gebruikt als buitenverblijf en ook voor jeugdkampen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het domein bezet door de Duitsers. In 1954 werd het kasteel na jaren leegstand verkocht aan de maatschappij 'Sociale Voorzorg', die het beheer toevertrouwde aan de v.z.w. 'Levenslust', het medisch-pedagogisch instituut dat er nog steeds gevestigd is. Drie jaar later werden de eerste klaslokalen gebouwd. Om veiligheidsredenen werden de vijvers gedempt (op het poeltje bij de kinderboerderij na).
Merkwaardige bomen (Opname 13 september 2000. Het cijfer in vet geeft de stamomtrek gemeten op 150 cm hoogte.)
Bron: DENEEF, R., 2005: Historische Tuinen en Parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Pajottenland - Zuidwestelijk Brabant: Bever, Dilbeek, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Liedekerke, Pepingen, Roosdaal, Sint-Pieters-Leeuw, Ternat, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger; Wijnant, Jo; Rombauts, Nele
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Sint-Kwintens-Lennik
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein Schepdaal [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/134753 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.