is aangeduid als vastgestelde archeologische zone Historische stadskern van Mesen
Deze vaststelling is geldig sinds
Mesen is gelegen in de zuidelijke Westhoek, aan de (taal)grens met Henegouwen (Wallonië) en bij de grens met Frankrijk. De stad ontstaat aan de Romeinse weg van Cassel naar Wervik, op een hoogte (65 m TAW) in de vallei van de Douve, die tot het Leiebekken behoort. De hoogte maakt deel uit van de midden-West-Vlaamse heuvelrug. Hier overheerst vochtige leem, maar er komt ook natte leem voor. Planologisch behoort de zone tot het BPA Mesen, hoofdzakelijk aangeduid als woonzone; al komen er ook zones voor van algemeen nut en zones voor openbaar groen.
Middeleeuws Mesen ontstaat aan de kruising van de Romeinse weg van Wervik naar Cassel en de middeleeuwse weg tussen (Brugge) Ieper en Rijsel (Champagne). Of er zich in de Romeinse periode een nederzetting bevond, is onbekend. Wel werd Romeins bouwmateriaal aangetroffen in de fundering van de oudste kerkfases, wat kan wijzen op een Romeinse steenbouw in de onmiddellijke omgeving. Tijdens een archeologisch onderzoek rondom de stadskern van Mesen in het kader van rioleringswerken werden enkele Romeinse brandrestengraven en perceelsgreppels aangesneden (Beun 1994; Verdegem e.a. 2013).
Mesen wordt voor het eerst vermeld in 1065 als ‘villa Mencinensis’, de etymologische verklaring is onbekend. Deze vermelding gebeurde naar aanleiding van de bouw van het eerste vrouwenklooster in Vlaanderen in opdracht van graaf Boudewijn V en zijn vrouw Adela, de dochter van de Franse koning Robrecht I. Mesen zelf was in die tijd een grafelijke villa, waar een jaarmarkt werd gehouden. Het wordt één van de vijf grote jaarmarkten in het graafschap Vlaanderen. De jaarmarkt en de invloed/bescherming van de Vlaamse graven zorgden voor een snelle groei van deze nederzetting. In 1080 wordt de villa door de graaf geschonken aan het klooster, dat tot abdij verheven wordt. Van deze oudste periode van de abdij werd na de Eerste Wereldoorlog een crypte teruggevonden tussen de ruïnes van de vernielde abdijkerk. Tijdens een werfopvolging werd ook een muur van de romaanse kruiskerk in hoofdzakelijk ijzerzandsteen opgegraven (Beun 1994; Dewilde 1995).
De oudste handelswijk en de abdij waren rond 1200 omheind met grachten. In het 2de kwart van de 13de eeuw moesten, door de uitbreiding van de stad, nieuwe stadsgrachten aangelegd worden. In noordelijke richting worden de huidige Grote Markt en de Steenstraat opgenomen. Aan de invalswegen werden stadspoorten opgetrokken. Minstens 5 poorten zijn bekend nl. de Waastenpoort (1252), de Ieperpoort, de Dalpoort (1256), de Kortrijksepoort (1293) en de poort van Armentières. De stadsgrachten zijn nog zichtbaar in de huidige percelering van de stad. Twee vijvers ten zuiden van de stad gaan nog terug op de stadsgracht. Pas ca. 1300 zou de stad stadsrechten gekregen hebben (Beun 1994). Binnen de handelswijk wordt in de 12de eeuw een parochiekerk - eerste vermelding in 1164 - gebouwd, waarvan een deel van de funderingen, opgebouwd in ijzerzandsteen, werden aangetroffen bij een archeologisch vooronderzoek in 2008. Deze kerk is afgebroken in 1685. Ook restanten van het kerkhof tussen de parochiekerk en de abdijkerk werden aangesneden onder een puinlaag van ca. 1 m. Dit puin is afkomstig van de ruiming na de Eerste Wereldoorlog (Decorte 2009).
Na de grote bloeiperiode in de 13de eeuw verliest Mesen aan belang ten voordele van zijn Waalse buur Waasten, gunstiger gelegen aan de Leie. De lakennijverheid kon de stad in de 15de eeuw nog even welvarend houden. In die periode worden nog een Vleeshuis, een halle en een stadhuis opgetrokken. Vanaf het midden van de 16de eeuw zette het verval definitief in en komt de stad de grote ontvolking door de godsdienstoorlogen niet meer te boven.
In de 17de eeuw werd Mesen wel een druk bedevaartsoord, waardoor de abdij toch zijn grootsheid behield. Na de afschaffing van de abdij op het einde van de 18de eeuw, werd er tot aan de Eerste Wereldoorlog een gesticht voor meisjes van gesneuvelde en gewonde soldaten in ondergebracht (Beun 1995).
Tijdens de Eerste Wereldoorlog komt Mesen in het oog van de storm te liggen. De stad, gelegen op een strategische hoogte, wordt volledig vernietigd. Door het verlies van de gebouwen en de bijgaande archiefdocumenten, werd het archeologisch bodemarchief één van de belangrijkste bronnen voor de geschiedenis van de stad.
De huidige stadskern van Mesen volgt in grote lijnen het vroegere middeleeuwse stadscentrum. De huidige bebouwing kwam tot stand na de Eerste Wereldoorlog, waarbij het archeologisch archief is afgedekt door een puinlaag. De bewaringstoestand van het archeologisch bodemarchief valt dus hoog in te schatten. De site van de vroegere abdij is voor ca. 90% onbebouwd gebleven na de Eerste Wereldoorlog, waardoor ook daar het bodemarchief zeer goed bewaard zal zijn.
De stedelijke ruimte bewaart sporen van samenlevingen die daar achtereenvolgens aanwezig waren en deze ruimte aan hun noden hebben aangepast. Ze is met andere woorden het resultaat van een complex levenstraject waarbij de invulling veranderlijk was naargelang de sociaal-economische, maatschappelijke en institutionele context. Meer nog dan bij dorpen hebben stadsplattegronden een cumulatief karakter en verschillende fasen. De meeste steden zijn niet als geheel gepland, maar hebben vaak een oude nederzettingskern die teruggaat op een burcht of abdij, een economische infrastructuur of andere. Soms kunnen deze zelfs refereren naar een oudere, vroeg- of pre-middeleeuwse aanwezigheid.
Het gebruik van de 19de-eeuwse kadasterkaart (gereduceerd kadaster) als bron voor het onderzoek naar de historische gelaagdheid van een stad wordt gesuggereerd omdat deze een tijdsbeeld geeft van net voor de industrialisering en omdat dit de eerste nauwkeurige versie van het kadaster is met perceelsaanduiding. De oorspronkelijke perceelsindeling van een stad is een relatief stabiel element in de plattegrond, die vaak een prestedelijke oorsprong kent. Ondanks de processen van herverdeling blijven oude bezitsgrenzen en straatpatronen toch lang zichtbaar in het stedelijke landschap. De historische stedelijke kernen zijn immense archeologische sites en behoren tot de meest uitgebreide en complexe sites ter wereld, zowel in extensie als in stratigrafie. Tegelijkertijd zijn deze sites door permanente verstedelijking en stedelijke ontwikkeling ter plaatse zwaar bedreigd.
Wat betreft de afbakening wordt er traditioneel van uitgegaan dat de aanwezige versterkingen in de eerste plaats louter defensieve structuren waren en als dusdanig infrastructuur met een zware belemmerende invloed op de stadsontwikkeling. Hieruit volgt de constructie om de stadswallen te beschouwen als grenzen aan de stadsgroei en dus als bepaling van stadsfasen. De stadswallen vormen een belangrijk onderdeel van de stedelijke identiteit en zijn als zodanig actieve componenten en bepalend voor de conceptuele stedelijke ruimte vóór de industriële periode en dus ook betekenisvol als afbakening van de complexe archeologische sites die steden zijn.
Omwille van al deze redenen wordt de grens van de archeologisch complexe en waardevolle ruimte vastgelegd op de buitenste afbakening van de stadsgracht rond de wallen en muren. De grachten bieden bovendien goede bewaringscondities voor organisch stedelijk afval. In een aantal gevallen werden de laatmiddeleeuwse muren tussen de 16de en de 18de eeuw vervangen door bastions en Vaubanversterkingen. De vergelijking met oudere stadsplannen laat echter steeds zien dat deze latere omwallingen ook de volledige laatmiddeleeuwse ruimte omvatten.
Het intekenen van de kernen gebeurde vanuit de ruimste perceelsafbakening en rekening houdend met belangrijke fysieke grenzen. Deze afbakening concentreert zich in de eerste plaats op de begrenzingen die zichtbaar zijn op de kaart, zoals stadsmuren, omwalling, stadsgrachten. Ook de open ruimten tussen de bebouwde kern en strategische elementen, zoals de rivieroever, worden opgenomen. Op deze manier zijn we honderd procent zeker dat de afbakening van de historische stedelijke kernen in Vlaanderen dekkend is voor de volledige zone met complex stadsarcheologisch erfgoed (Tys e.a. 2010).
Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.
BEUN J. 1994: Mesen, een kleine stad met een grote geschiedenis, Tijdschrift van het Gemeentekrediet 189.4, 5–36.
BEUN J. 1995: Mesen, kleine stad op de heuvel: verzameling historische bijdragen over Mesen.
DECORTE J. 2009: Archeologische inventarisatie aan de Oud Kerkhofstraat, Mesen, intern archeo7-rapport, Poperinge.
DEWILDE M. 1995: Sondage aan de O.L.V.-kerk te Mesen (W.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 18, 24-25.
TYS D., BUYLE E., VERDURMEN I. & CANTERS F. 2010: Vectorisering en karakterisering van nederzettingskernen op basis van het zgn. 'gereduceerd kadaster', Skar-Rapport 5, Brussel.
VERDEGEM S. e.a. 2013: Archeologisch onderzoek Mesen–Aquafin Collector, Adede Rapport 28, Gent.
Bron: AZ-dossier
Auteurs: Dewilde, Marc; Decorte, Jan
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Omvat
Kerkstraat-Daalstraat
Omvat
Markt 8
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Historische stadskern van Mesen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140008 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.