erfgoedobject

Kasteelberg

archeologisch geheel
ID
200004
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200004

Juridische gevolgen

  • is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kasteelberg
    Deze vaststelling was geldig van tot

Beschrijving

Algemene situering

De Kasteelberg is gelegen in de Molenbeekvallei in het centrum van Erpe, aan de voet van de leemrug waarop Erpe-dorp gelegen is. De Sint-Martinuskerk ligt op 200 meter van de motte. Op de bodemkaart is het grotendeels als vergraven terrein (OT) aangeduid, en situeert het zich voorts op natte zandleembodems(Lep) en matig droge en droge leembodems (Acp en Abp). Het terrein situeert zich op een hoogte tussen 18 en 27 meter TAW. Op het gewestplan staat de zone grotendeels ingekleurd als parkgebied, naast een kleiner deel als gebied voor openbaar nut (gemeente basisschool) en langsheen de Dorpsstraat als woongebied.

Op basis van de kleurenorthografische foto kan voor de motteheuvel een algemene diameter van 75 meter worden voorop gesteld. De aarden motteheuvel werd in 1898 opgemeten door Cumont en Poils, die een hoogte van 20 meter maten, aan de basis een omtrek van 220 m en aan de top van 115 m. De motte vertoont een vrij steile hellingsgraad van 45 graden en meer. Slechts een deel van de ringgracht is bewaard gebleven. Deze ligt op een zestal meter ten noordwesten van de motte, en is ongeveer 50 meter lang en 10 meter breed. Deze gracht werd eind jaren 1980 heruitgegraven en gerestaureerd. Het verloop van de rest van de gracht is duidelijk zichtbaar in het omringende grasveld. Er zijn op het motteplateau nog constructies zichtbaar die dateren van na het verlaten van de motte. Vermoedelijk zijn het onder andere de resten van een ijskelder. Aan de westelijke zijde van het motteplateau zijn de ruïnes zichtbaar van een gebouwtje met kelders waarvan de ramen gevormd zijn met fragmenten van de ruïne van het oude kasteel. Op basis van het 18de- en 19de-eeuwse cartografische materiaal kan niet worden uitgemaakt waar het neerhof zich bevond. Een situering ten zuidoosten is plausibel op basis van een akte waarin de plaats van het Pachtgoed staat beschreven, dat wordt vereenzelvigd met het neerhof. De nabijgelegen Sint-Martinuskerk maakte waarschijnlijk ook oorspronkelijk deel uit van het domein.

Historisch onderzoek

De nederzetting Erpe wordt onder de naam Arpia voor het eerst aangetroffen in een tekst uit 972. De heerlijkheid van Erpe maakte deel uit van het Land van Aalst. De heer van Erpe was een leenman van de graaf van Vlaanderen. Deze heerlijkheid fungeerde ook als leenhof. In 1057 wordt voor het eerst melding gemaakt van een versterking te Erpe: castelli et ville que dicitur Erpe. De oprichting van deze motte moet gezien worden als een deel van de verdedigingsstrategie die de Vlaamse graaf uittekende in zijn rond 1050 nieuw verworven gebied tussen Schelde en Dender. De motte is zeer strategisch gelegen aan de overgang over de Molenbeek van de oude landweg van Ename over Velzeke naar Aalst, op de plaats waar deze samenkomt met de landweg van Gent naar Aalst.

In 1473 werden er 36 lenen en 17 achterlenen van gehouden die over het hele Land van Aalst waren verspreid. Van Twembeke stelt dat het ‘huis’ en de ‘berg’ bij de kerk het foncier vormden van de heerlijkheid. In een akte van 1057 verzekert Folkaard van der Aa onder meer de lijftocht van het derde deel van de heerlijkheid en het kasteel van Erpe. In 1080 gaat de heerlijkheid over in handen van de familie Van Erpe. Hierna volgen een hele reeks heren. Tenslotte gaat door huwelijk het goed over in handen van een andere familie, de Southeete-van-Zuylen. Wegens te grote schulden wordt het goed verkocht aan Jan de Waepenaert die de nieuwe heer van Erpe wordt. Op een grafsteen in de afgebroken kerk van Erpe stond vermeld ‘de Waepenaert de la motte’. Met dit motte-suffix eigent de Waepenaert zich dit achtervoegsel toe met de betekenis van ‘bezitter van de motte dus ware heer van Erpe’.

Over de verdere geschiedenis van de motte worden we slechts ingelicht door enkele losse vermeldingen uit akten en landboeken. In de 15de eeuw is de motte nog bewoond. Dit kunnen we afleiden uit een tekst van 1456, afkomstig uit het Leenboek van het Land van Aalst. Opmerkelijk in deze tekst is dat er gesproken wordt over een residentie (huus) en de motteheuvel (berg) apart vermeldt. Wijst dit op een aparte woning op het neerhof?

In een denombrement van 1514 staat: “leengoedt te wetene den berch Terpe daer philips van erpe min Oude grootheere op te woenene plach metter gracht ende watere daer omme lopende groot weesende ontrent drie dachwant luttel min of meer”. In 1577 wordt de woning van de toenmalige heer van Erpe, Floreys De Schoutheere, door Ryhove verwoest. De heer van Erpe wordt samen met die van Ressegem gevangen genomen door de leiders van de protestanten. In een landboek van 1638 worden de vijvers van ’t kasteel vermeld. In 1647 en 1659 maakt men eveneens melding van het kasteel. Op 13 mei 1682 worden de goederen van jonkheer Philips Van Zuylen in beslag genomen, waaronder een oud vervallen kasteel met wallen. Hieruit kan worden afgeleid dat het kasteel in de loop van de 17de eeuw reeds in verval was en toen vermoedelijk niet meer werd bewoond.

Vanaf het einde van de 17de eeuw zat de familie Van Zuylen in zware financiële moeilijkheden. Het gevolg was dat de heerlijke bezittingen te Erpe in het begin van de 18de eeuw dienden te worden verkocht. Op 14 april 1714 koopt Jan de Waepenaert de Kasteelberg. In een akte van 1716 wordt vermeld dat de stenen van de Kasteelberg werden verkocht. De kasteelruïne werd met andere woorden in het begin van de 18de eeuw geëxploiteerd als steengroeve en zodoende volledig vernield. In een tekst van 1724 vermeldt men het volgende: “den berg te Erpe, daer vanouds het huys van Erpe op ghestaen heeft, met de grachten, wateren ende ommeloopen daertoe behorende”. Hieruit blijkt dat het kasteel op het opperhof toen reeds verdwenen was.

In een verkoopakte van 1701 spreekt men over het Pachtgoed. Op basis van de beschrijving die in deze akte wordt gegeven kan dit domein ten oosten of zuidoosten van de motte gesitueerd worden. Op 7 augustus 1651 verkoopt Karel Van Zuylen (heer van Erpe) het Pachtgoed aan Jan De Witte, behalve ’t oud kasteel met zijn wallen. Hieruit kan worden afgeleid dat het Pachtgoed en de motte tot dezelfde eigenaar behoorden en dus ook tot hetzelfde domein. Op 3 maart 1668 kiest de familie Van Zuylen het huis van de Witte (Pachtgoed) als domicilie. Vermoedelijk waren ze in het kasteel blijven wonen na de verkoop van het Pachtgoed in 1651.

Op de Villaret-kaart (1745-1748) en op de Ferrariskaart (1777) is de motteheuvel als een cirkel in het landschap afgebeeld. Van een neerhof is er geen sprake. Op de Atlas der Buurtwegen (1840), Topografische kaart Vandermaelen (1846-1854) en de Popp-kaart (1842-1879) is de motte weergegeven als een cirkelvormig perceel. Het orthofotografisch beeld is niet veranderd sinds 1971.

Archeologisch onderzoek

In oktober 1898 verrichtte de Société Royale d’Archéologie de Bruxelles, onder leiding van G. Cumont en J. Poils een archeologisch onderzoek op de Kasteelberg. Er werden zes sleuven getrokken. De eerste sleuf (9 m op 1, 70 meter), met een oost-west-oriëntatie, groef men in het centrum van het motteplateau. Hierbij trof men op 10 cm diepte een puinlaag aan en een 1, 20 m brede funderingsmuur in baksteen. Op 50 cm diepte vond men een harde laag van 1, 10 m dik bestaande uit klei en as. In dit pakket was er veel vondstenmateriaal aanwezig bestaande uit dierenbeenderen, grijs aardewerk en geglazuurde tegels. Een tweede sleuf (2, 50 bij 1, 50 meter) op de noordelijke rand van het plateau leverde funderingsmuren op die tot de 16de eeuw kunnen teruggaan. Deze muren hadden een dikte van 1, 20 meter en leken een vierkante plaats te vormen. Eén van deze muren was dikker (noordzijde) en leek een hoektorentje gesteund te hebben. Aan de binnenzijde van de muren was er een plaats gevuld met puinrestanten, waarvan sommige sporen van verbranding vertoonden. In deze ruimte vond men op een diepte van 60 centimeter overblijfselen van verschroeid hout, verglaasde stenen (door brand), scherven en dierenbeenderen. Tenslotte werden er nog vier sleuven (2 meter op 1 meter) getrokken ter hoogte van het zuidwestelijke deel van de basis. Een legende vertelde namelijk dat er van hieruit een onderaardse gang vertrok naar de kerk. Deze sleuven leverden echter geen informatie op.

In 1986 werd het terrein geprospecteerd in het kader van een licentiaatsverhandeling. Dit leverde een kleine hoeveelheid laatmiddeleeuws en postmiddeleeuws aardewerk op, naast enkele dierenbeenderen.

De motte van Erpe is één van de best bewaarde aarden monumenten in Vlaanderen. Het onderzoek uit 1898 heeft aangetoond dat op het motte-plateau zeker nog heel wat structuren in de ondergrond bewaard gebleven zijn. Ook de rest van de zone is grotendeels nog onbebouwd. In de zone van de lagere school zijn is heel wat verharde speelplaatsen aanwezig, die de ondergrond beschermen tegen allerhande ingrepen.

  • CUMONT G. & POILS J. 1899: Fouilles au ‘Kasteelberg’ à Erpe-Meire (Flandre Orientale), Annuaire de la Société d’Archéologie de Bruxelles 10, 42-44.
  • DE DECKER S. 1997-1998: Vanuit de hoogte. Een vergelijkende studie van de inplanting van castrale mottes in Oost-Vlaanderen, onuitgegeven licentiaatverhandeling, U.Gent.
  • DE DECKER, S. 1999: Vanuit de hoogte. Een vergelijkende studie van de inplanting van castrale mottes in de provincie Oost-Vlaanderen, VOBOV-Info 49, 3-19.
  • DE DECKER S. 2002: Over elfenheuvels en kabouterbergen. Een overzicht van de bewaarde mottekastelen in de provincie Oost-Vlaanderen, Gent.
  • DE GROOTE K. 1986-1987: Archeologisch Onderzoek in de gemeente Erpe. Prospectie-Analyse-Synthese, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, UGent.
  • DE GROOTE K. 1988: Archeologische inventaris Vlaanderen. Band X. Erpe, Gent.
  • DE GROOTE K. 1988: Archeologisch onderzoek te Erpe, Mededelingen van de Heemkundige Kring van Erpe-Mere XXVIII, 29-35, 41-47.
  • DE MOL R. 1989: 15de en 16de eeuwse denombrementen van leen in Erpe, Mededelingen van de Heemkundige Kring van Erpe-Mere XIX (3), 41-44.
  • DE POTTER F., BROECKAERT J. 1895: De geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, vijfde reeks (arr. Aalst), deel 2, Erpe, Gent.
  • LIESSENS G. 1997: Aaigem en de heerlijkheid Latem, Erpe en de heren van Latem, Mededelingen van de Heemkundige Kring van Erpe-Mere XXXVII (4), 65-73.
  • STUYVER P. 1969: De parochie Sint-Martinus te Erpe. Dokumenten, anekdoten en citaten, Heemkundige Kring Mere, s. l.
  • VAN TWEMBEKE J. s. d.: Lijst der heerlijkheden van het Land van Aalst, Oostvlaams verbond van de Kringen van Geschiedenis. Voorlichtingsreeks 12, Gent.

Bron: AZ dossier
Auteurs: De Groote, Koen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteelberg [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/200004 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.