erfgoedobject

Rijksadministratief Centrum en Vredegerecht

bouwkundig element
ID
212486
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/212486

Juridische gevolgen

Beschrijving

Met de bouw van het Vredegerecht (1986) en het Rijksadministratief Centrum (1990) komt een einde aan de langst aanslepende opdracht uit Braems loopbaan. Beide gebouwen, opgetrokken in een expressief functionele stijl, maakten deel uit van een ruimer ontwerp voor een administratief complex waarvoor het gemeentebestuur al in de jaren 1940 een architectuurwedstrijd organiseerde, met Braem als laureaat. Op 12 april 1977 leest Braem bij het doornemen van zijn krant dat het Boomse gemeentebestuur en de Regie der Gebouwen overleggen om de bouwprojecten voor het rijksadministratief centrum en gemeentehuis nieuw leven in te blazen. Braem kruipt daarop vol verontwaardiging in zijn pen en eist met nadruk dat zijn rechten als ontwerper gerespecteerd worden. De wedstrijd uit 1944 bevatte een dubbele ontwerpopdracht voor een nieuw gemeentehuis (gemeente Boom) en een rijksadministratief centrum (met de Regie der Gebouwen als effectieve bouwheer). Braem werd vervolgens in 1955 als ontwerpend en coördinerend architect aangesteld en in de daaropvolgende decennia (tot begin jaren 1970) werd het programma herhaaldelijk aangepast en verder uitgebreid. Deze programmawijzigingen in combinatie met een evoluerende Boomse ruimtelijke context - waarvoor hij bovendien in 1966-1967 ook het bijzonder plan van aanleg uitwerkte - maakte dat de opdrachtgevers hem de verschillende projecten meermaals lieten herwerken en dat tot driemaal toe op een nieuwe site. De opdrachtgevers slaagden er echter niet in om tot een consensus te komen, waardoor noch het ambitieuze publieke bouwprogramma, noch het stedenbouwkundige plan werden gerealiseerd. Dat frustreert Braem mateloos, in een brief schrijft hij: "inderdaad heb ik mij jaren lang met deze opdracht bezig gehouden, welke steeds geremd werd door het uitblijven van een oplossing in de zaak van het terrein, waarvoor steeds andere lokalisaties werden voorgesteld, maar nooit definitief aanvaard, daar zij gekoppeld werden aan het oprichten van het nieuwe gemeentehuis te Boom, waar evenmin een besluit werd bereikt." Op zijn aandringen komt het volledige project in de loop van 1979-1980 toch weer op zijn tekentafel te liggen en slaagt hij erin om met de bouw van het Vredegerecht (1986) en het Rijksadministratief Centrum (1990) ook effectief een deel van het programma te realiseren. Deze positieve evolutie maakt dat deze projecten niet alleen zijn laatste grote publieke opdrachten zijn, maar ook de langstlopende uit zijn carrière.

Wanneer in 1979 Braems contract uit 1955 wordt aangepast en opnieuw bekrachtigd, komt de tweede fase van het project 'Rijksadministratiefcentrum-Gemeentehuis' in een stroomversnelling terecht. Als locatie opteren het Boomse gemeentebestuur en de Regie der Gebouwen uiteindelijk voor de site aan het huidige Jozef Van Cleemputplein. Deze ruime bouwplaats kwam tot stand na het dempen van een voormalige kleiput en beoogde naast het hergebruik van de vrijgekomen gronden ook de herwaardering van het oude centrum (revitalisatieproject) door onder meer de inplanting van een cultuurcentrum. Nog in het kader van het BPA ontwikkelde Braem in december 1977 al een idee om de verschillende openbare functies te groeperen in één ringvormig complex met een centraal plein of forum, naar het voorbeeld van de Arena in het nooit uitgevoerde ontwerp voor Polderstad of zijn wedstrijdinzending voor het stadhuis van Amsterdam van tien jaar eerder. In december 1979 gaat hij van start met een eerste voorontwerp voor een vredegerecht en rijksadministratief centrum, opnieuw in samenwerking met Juul Van Camp en Jan Van Meerbeeck. Samen presenteren ze in de periode december 1979-juli 1980 vier voorontwerpen voor een rijksadministratief centrum met vredegerecht en maken ze daarnaast ook een ontwerp voor een postgebouw (Regie der Posterijen). In opdracht van het gemeentebestuur volgen ook nog een reeks schetsontwerpen voor een cultuurcentrum inclusief tentoonstellingsruimten, vergader- en leslokalen, een jeugdcentrum én bibliotheek. Daarnaast wordt in 1979 ook het gemeentehuis weer op de agenda geplaatst. Hierbij moest ruimte gecreëerd worden voor zowel het politieke als administratieve personeel, een schepen-, gemeenteraad- en trouwzaal, keukeninfrastructuur en een publieke cafetaria, een appartement voor de uitbater van de horecazaak, archiefruimtes en politie. De opdrachtgevers benadrukken daarbij in het concept het 'idee van de visuele familie', waarbij de verschillende complexen (gemeente en staat) een 'familieverband' moeten vormen. In de praktijk wordt dat verband echter slechts stapsgewijs ontwikkeld. In zijn eerste schetsen voor het cultuurcentrum en gemeentehuis werkt Braem beide gemeentelijke programma's in gescheiden volumes uit met een organische vormgeving voor het culturele gedeelte en een meer strikt functionele vormgeving voor de lokale gemeentelijke bestuurders en administratie. Latere ontwerpen brengen de beide programma's echter onder één dak en vormen ook op het vlak van materiaalgebruik en vormgeving een eenheid met de rijksgebouwen. De bewaarde inplantingsschetsen tonen verder ook dat de ontwerpers ervoor opteren om de kern van het bouwperceel open te laten om zo één centrale publieke groene ruimte te creëren. De verschillende volumes worden langs de randen van het bouwperceel ingeplant, waarbij voldoende afstand van de rooilijn wordt gehouden om zo aan de straatzijde publieke voortuinen en kijkgroen te creëren. Daarnaast clusteren ze de gemeentelijke gebouwen en rijksgebouwen afzonderlijk en opteren ze er telkens voor om het rijksadministratief centrum dwars naast het vredegerecht te plaatsen (om zo minstens één duidelijke hoek van het bouwperceel te kunnen volgen). In de latere voorontwerpen verdwijnen de gemeentelijke gebouwen echter uit beeld.

Voor de rijksgebouwen combineert het trio in een eerste voorontwerp de typische moderne betonskeletstructuur met vier bouwlagen en grote glaspartijen voor het rijksadministratief centrum. De kolommen van de gelijkvloerse centrale lokettenruimte vormen bomen die Braems interesse voor organische architectuur aangeven en tevens verwijzen naar de gemeentenaam. De meer biomorfe vormgeving wordt doorgetrokken in de kleinere volumes voor het vredegerecht en postgebouw, die beide worden opgetrokken in rood baksteenmetselwerk, gecombineerd met kroonlijsten in 'architectonisch beton'. Dit baksteenmetselwerk loopt ook door in het architecturale hekwerk en de centrale toegang tot de complexen. Programmatisch worden de modulaire typeplannen gevolgd die door de Regie der Gebouwen werden opgesteld en die voor het rijksadministratief centrum en het vredegerecht grotendeels gelijklopen met het concept uit 1954. Na een eerste bespreking volgt een tweede schetsontwerp waarbij de opdrachtgever een aantal belangrijke aanpassingen eist. Zo wordt voor het vredegerecht expliciet een eenvoudiger ontwerp gevraagd dat zo veel mogelijk gebruikmaakt van dragend gevelmetselwerk. Folies zoals draaiende buitentrappen (externe circulatie) en monoliet gegoten toegangstrappen moeten worden geschrapt. Verder wil men de kosten drukken door het gebouw niet te onderkelderen, zo veel mogelijk modulaire afmetingen te gebruiken (zowel voor de structuur als de inrichting) én stelt men een gemeenschappelijk restaurant voor dat in het rijksadministratief centrum wordt ondergebracht. Ook voor het administratieve centrum vraagt men om zo veel mogelijk lokale materialen, namelijk 'rode klampsteen uit de streek van Boom', te gebruiken in combinatie met 'architectonisch beton'. In het tweede voorontwerp gaan de architecten in op deze eisen - met uitzondering van de draaiende externe buitentrappen - en stellen ze een meer expressief functioneel ontwerp voor. Het grote rechthoekige rijksadministratief centrum wordt daarbij uitgewerkt als betonskeletstructuur met opvulmetselwerk in zachtrode baksteen. In de kleinere volumes wordt zo veel mogelijk gebruikgemaakt van dragend metselwerk. De volgende voorontwerpen zijn verdere denkoefeningen in rationalisatie en budgetbeperking om zodoende 'alle overbodige luxe te weren'. Hiertoe worden de parabolische ramen van het vredegerecht vervangen door trapeziumvormige muuropeningen, wordt de centrale gang in het rijksadministratief centrum versmald met 60 cm (naar 180 cm) en de gevel 5 cm verlaagd om volledig modulair te zijn. In het interieur wordt eveneens bespaard, onder meer door het weglaten van muurtegels en alle niet-structurele kolommen voor het verstoppen van leidingen. In september 1980 keuren de Regie der Gebouwen en de Boomse gemeenteraad het ontwerp goed. Aan deze goedkeuring wordt de vraag naar een verdere gefaseerde uitvoeringsplanning gekoppeld, waarbij initieel het rijksadministratief centrum prioriteit moet krijgen. In de praktijk zal het uiteindelijk nog vijf jaar duren vooraleer de aanbestedingsprocedures starten en zal het vredegerecht als eerste officieel zijn deuren openen in november 1986. Het rijksadministratief centrum volgt in 1990. Het postgebouw wordt uiteindelijk niet gerealiseerd.

Het moeizame en aanslepende verloop van dit project moet gekaderd worden aan de diepe crisis waarin de gemeente zich in de jaren 1970 bevond. De aanwezige ondergrondse klei maakte dat vanaf de negentiende eeuw de kleine Boomse gemeente, gelegen tussen Brussel en Antwerpen op de noordelijke oever van de Rupel, uitgroeide tot het grootste Belgische centrum voor de baksteennijverheid. Het gebrek aan investeringen in en modernisering van de Boomse nijverheid, alsook de grootschalige toepassing van 'nieuwe' bouwmaterialen (beton en andere) in de bouwsector bracht de Boomse baksteennijverheid in het begin van de jaren 1970 echter in slechte papieren. De toenemende productiekosten naar aanleiding van de oliecrisis in 1973 bezorgde uiteindelijk heel wat ondernemingen de doodsteek. Het maakte dat het Boomse gemeentebestuur begin jaren 1980 uiteindelijk afzag van het fel geambieerde gemeentehuis en cultuurcentrum en dat enkel de noodzakelijke rijksgebouwen werden gerealiseerd.

  • Archives d'Architecture Moderne, Archief Renaat Braem, Dossiernummers 196, 197, 198 en 199.
  • Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, Archief Renaat Braem, 435.
  • VINCK A. 1992: Boom, 1960-1980, Boom.
  • VINCK A. 1999: Boom van de oudheid tot het jaar 2000, Boom.

Bron: Braeken J. (ed.) 2010: Renaat Braem 1910-2001. Architect, Relicta Monografieën 6. Archeologie, Monumenten en Landschapsonderzoek in Vlaanderen, Brussel.
Auteurs: Bertels, Inge
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Rijksadministratief Centrum en Vredegerecht [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/212486 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.