Landschappelijk park met remisevleugel uit 1914; circa 6 hectare aangelegd rond 1850 op een valleihelling en rond twee vijvers bezit nog enkele oude en zeldzame bomen.
Rond 1740 werd het Hof ten Hooilaard (afwisselend gespeld als Hoylaerd, Hoeilaart enzomeer), gelegen op de noordflank van de Molenbeekvallei, aangekocht door Theodoris Frantzen, rent- en woudmeester van de hertog van Aarschot. Volgens een meting in 1741 beliep het totale grondbezit, dat verspreid lag over de gemeente maar toch vooral rond het hof geconcentreerd was, 36 hectare. Op de figuratieve kaart bij deze meting wordt, naast het hofcomplex, een kleine, geometrisch ingedeelde tuin afgebeeld en iets wat lijkt op een kleine dreef. Aan de voet van de helling bevonden zich enkele vijvertjes, maar het gros van de natte, venige valleibodems bestond uit bos of grote, met bomen afgelijnde percelen "bempt". Het terrein krijgt het predicaat gereduceerde gronden op lemig materiaal, soms met veensubstraat beginnend op geringe diepte volgens de bodemkaart van België. Het hof zelf lag op een lemig-zandige ontsluiting van het Brusseliaan. Dertig jaar later was (blijkens de Ferrariskaart, 1771-1775) een van de grote beemdpercelen langs de Molenbeek in vijver omgezet, mogelijk door de ontginnng van oppervlakteveen, misschien ook door het herstel van de bedijking of het sluiswerk van een voormalige vijver.
Een vroege kadastrale kaart ('plan géometrique') uit 1807 geeft een enigszins afwijkend beeld: op de plaats van het voornoemde dreefje, en gedeeltelijk de tuin overlappend, wordt een "plantation" gesitueerd. Uit een eveneens prekadastrale kaart, die vermoedelijk rond 1810 werd opgesteld en waar de percelen al een nummer dragen, blijkt dat het waarschijnlijk niet om een plantage van fruitbomen maar van 'geriefhout' ging (perceel 84). Langs de andere zijde van het hof wordt expliciet een boomgaardperceel aangeduid (perceel 90 bis). Merkwaardig is ook de "pepinière" aan de voet van de helling (perceel 90), in het verlengde van het enige overgebleven vijvertje. Ten slotte geeft die zelfde kaart ook informatie over het grootste van de beemdpercelen die bij het hof horen: "planté d'osiers"; het gaat dus om een wilgenhakbos, een 'wissenbeemd', zoals er ook een bij het kasteel van Opvelp lag.
Op de uiteindelijke Primitieve kadasterkaart (gedateerd 1832) heeft het wilgenbos opnieuw de plaats geruimd voor een vijver. Het Hof ten Hooilaard was toen eigendom van Lambert Frantzen, kleinzoon van Theodoris, inspecteur van Waters en Bossen, in 1823 geadeld (de rest van de grootvaderlijke eigendommen, circa 20 hectare, hoorden toe aan Jan-Hubert Frantzen, rentenier uit Walem en mogelijk een broer van Lambert). Het eigendom rond het hof besloeg bijna 15 hectare en omvatte, naast grote percelen weide en akkerland, volgende elementen: 1° een "lusttuin" van meer dan 1 hectare, die samen met de grote en de kleine "lustvijvers" een groot gedeelte van de valleibodem bedekte; 2° twee rechthoekige percelen "tuin" (nutstuin), waarvan één door grachten omringd; 3° een gebouwencomplex, waarvan de vleugel die paalt aan de lusttuin expliciet als "lusthuis" wordt gekadastreerd.
In 1850 werd de lusttuin tot 1,8 hectare uitgebreid en omringde hij de gebouwen. Daarenboven werd de strook die de toegangsweg vormt vanaf de oude baan Leuven-Tienen (deel van perceel 335) aanzienlijk verbreed, zodat er plaats genoeg was voor de aanplanting van een dreef, waarschijnlijk de bruine beukendreef die voor de helft nog bestaat. Ten slotte werd op een visueel strategische plek op de helling boven de grote vijver een gebouwtje opgetrokken, zonder twijfel een tuinpaviljoen of gloriëtte. Dit gebouwtje werd reeds in 1892 afgebroken, maar een uit breuksteen gestapelde keermuur met een Lourdesgrotje, die op de helling boven de vijver een klein terras vormt, is daar vermoedelijk een overblijfsel van.
Bij een verbouwing in 1914 werd het oude perceel "lusthuis" opgesplitst in drie nieuwe percelen, waaronder een "stal en koetshuis" en een "broeikas". In 1931 werd de afbraak geregistreerd van het boerderijgedeelte van het Hof ten Hooilaard, zodat nog slechts het 'lusthuis' overbleef. Door de ontploffing van vier wagons met munitie op de nabijgelegen spoorlijn in de nacht van 1 september 1944 werd ook dit zwaar beschadigd. Het domein werd aangekocht door de familie Van der Elst, die in 1952 een nieuwe villa bouwde, niet ver van de plaats waar honderd jaar eerder het tuinpaviljoen werd opgetrokken. Van de oude gebouwen blijft nog slechts een klein gedeelte over, met name de remisevleugel met twee rondboogpoorten.
De stafkaart van 1930-1931 geeft een beeld van het park in optima forma, zoals het nu nog min of meer herkenbaar is. Het is ook de enige kaart waarop het Hof ten Hooilaard de naam "château" waardig geacht wordt. Het bosplantsoen dat vanouds de voet van de helling van de Brusseliaanontsluiting bedekte (het Primitief perceel 325), werd in die jaren uitgebreid en door nieuwe lanen in de aanleg betrokken. Dit geldt ook voor de beboste percelen langs de Molenbeek. De structuur is eenvoudig: de toegangsdreef, waarvan een afbakening de Molenbeekvallei dwarst stroomopwaarts van de grote vijver en de beboste gedeelten zowel op de valleibodem als op de Brusseliaanopduiking ontsluit; de twee vijvers; de noordelijke valleifank met het hof. De sierbeplanting is beperkt tot de heling tussen de vijvers en het hof. De percelen die het predikaat "lust-" krijgen beslaan nooit meer dan 3 hectare. Op enkele bruine beuken na, komt er geen sierbeplanting voor in de beboste gedeelten, tenzij een verwilderde, vermoedelijk uit een van de andere parken in de Molenbeekvallei ontsnapte heester, alpenbes (Ribes alpinum), die ook in andere gedeelten van de vallei optreedt als concurrent van de gewone aalbes (Ribes rubrum). De vallei heeft overigens ter hoogte van het Hof ten Hooilaard een vrij interessante flora met, onder andere, groot springzaad (Impatiens noliangere).
Naast een bekoorlijke site en interessante lei- en snoeivormen van fruitbomen, wordt de aandacht nu vooral getrokken door enkele merkwaardige bomen. De zomereik (Quercus robur 'Argenteomarginata') aan het uiteinde van de toegangsdreef is een erg zeldzame zilvergerande cultivar (in 1867 geïntroduceerd), met 271 centimeter stamomtrek veruit de dikste van België. In de dendrologische inventaris van België wordt er slechts één vernoemd, met name in het park van Loppem (Zedelgem), met een stamomtrek van 167 centimeter, maar in het kasteel van Klein Bijgaarden te Sint-Pieters-Leeuw vonden we een exemplaar met 196 centimeter omtrek. Merkwaardig zijn ook: de Kaukasische spar (Picea orientalis) aan de grote vijver, met 204 centimeter stamomtrek op de tiende plaats in de lijst van de 'kampioenen' van België; een laag vertakte zuilvormmige zomereik (Quercus robur 'Fastigiata') en een opvallend compact en knoestig exemplaar van bontbladige esdoorn (Acer pseudoplatanus 'Leopoldii'). Van de beplanting met bruine beuk (Fagus sylvatica 'Atropunicea') die de toegangsdreef vormt, blijft nog slechts de helft over; de dikste hiervan heeft een stamomtrek van 340 centimeter. Het dreefgedeelte tussen de Oudebaan en het toegangshek werd in het begin van de jaren 1990 gerooid en heraangeplant met Hongaarse eik (Quercus frainetto).
Merkwaardige bomen (opname 27 juni 1998, stamomtrek gemeten op 150 cm hoogte)
Bron: DENEEF R., 2004: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Bierbeek, Boutersem, Glabbeek en Oud-Heverlee, Brussel: Vlaamse Overheid. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: Deneef, Roger
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Korbeek-Lo
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Domein Hof ten Hooilaard [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/300754 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.