is aangeduid als vastgesteld landschappelijk erfgoed Kasteelpark Nonnemielen
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgestelde historische tuin of park Kasteelpark Nonnemielen
Deze vaststelling was geldig van tot
Park in landschappelijke stijl met riant karakter, uit het begin van de 19de eeuw als deel van een uitgestrekt landgoed met neoclassicistisch kasteel en aanhorigheden uit de tweede helft van de 18de en de 19de eeuw en een kasteelboerderij uit de 17de en de 18de eeuw, ontstaan uit de Benedictinessenabdij van Mielen. Voorheen neerhof-opperhofstructuur. Ommuurde moestuin.
Het kasteel Nonnemielen ligt ten noorden van Sint-Truiden, ten oosten van de Melsterbeek, temidden van bouw- en weilanden en met restanten van hoogstamboomgaarden. Een mooie, ongeveer 700 meter lange, geknikte en gekasseide dreef van gewone plataan (Platanus x hispanica) aan de buitenzijde gedubbeld met een rij geknotte grootbladige linden (Tilia platyphyllos), verbindt de Diestersteenweg met het gehucht Metsteren en gaat vermoedelijk terug tot de abdijtijd. In elk geval noteerde Ferraris (1771-1775) de dreef reeds.
Toen was het abdijcomplex van noord naar zuid doorsneden door de Melsterbeek aan de westkant beveiligd door een smalle gracht, en door een tweede gracht aan de noord- tot zuidoostzijde. De toegang tot de abdij verliep via het poortgebouw en het neerhof naar de binnenkoer. De tuinen lagen ten westen van de abdij en tussen de Melsterbeek en de westelijke gracht. Dit beeld komt overeen met de beschrijving van de abdij uit 1743, als een geheel dat "dankzij het aantal en de fraaiheid van zijn gebouwen en zijn uitgestrektheid, de uitstraling heeft van een kleine stad die door een brede gracht, gevoed door de beek wordt bevloeid. De ingang gebeurt langs twee ruime binnenplaatsen die omsloten zijn door landgebouwen. Vandaar komt men op een derde erf met verschillende gebouwen, ondermeer het abdissenkwartier en de gastenvleugel”.
Het jaar 1797 werd het definitief einde van de abdij, die verkocht werd aan Eugène Delpier uit Luik, ex-monnik van de abdij van Lobbes in Henegouwen, die verschillende gebouwen sloopte en er, gebruik makend van de bietenteelt, een distilleerderij inrichtte. Zijn familie bleef in de 19de eeuw eigenaar van Nonnemielen. In 1819 tekende landmeter Wouters een figuratieve kaart van de voormalige abdij.
Op het Primitief kadaster uit 1825 zijn de dreef en de westelijke gracht behouden, is de oostelijke gracht verbreed en hertekend tot een langgerekte lustvijver met twee bruggetjes en is het abdijcomplex gereduceerd tot kasteel met drie losstaande gebouwen: de kapel (perceel 49), nu een neoclassicistisch huis, een L-vormig gebouw (nummer 50), nu een wagenhuis met poortgebouw en binnenhof, en het kasteel zelf (nummer 50 bis), sedertdien uitgebreid en in 1980 bij een restauratie vereenvoudigd. Een gebogen muur tussen het poortgebouw en het neerhof bakent een lang en smal boerenerf af, nu eindigend op een eenvoudig hek als toegang naar het kasteel en park. Achter de boerderij liggen twee ommuurde tuinen (nummer 52 en 53) met een paviljoen tussen beide (zonder perceelsnummer). De rest van het domein is lustgrond (nummer 28, 37, 55). Tussen de westelijke gracht en de beek liggen een boomgaard, een tuin en een bomenkwekerij. De legger noteert rentenier Karel D'Elpier (broer, zoon of neef van Eugène Delpier?) uit Luik als eigenaar. Hij bezat ook de hoger gelegen wateraangedreven graanmolen van Metsteren. De kaart van Vander Maelen (1845-1850) bevestigt deze configuratie die ook vandaag goed leesbaar is. Op de kadastrale opmetingsschetsen van 1857 en 1865 worden de boerderijgebouwen vergroot en wordt de L-vormige kasteelaanhorigheid, die ondermeer een wagenhuis bevat, uitgebreid tot een vierkant met binnenkoer. In 1892 en 1912 werd ze aangepast. Op de mutatieschets van 1892 wordt het kasteel, dat voorheen al zijn neoclassicistisch voorkomen bezat, volledig opgemeten.
Op een prent van J. Hoolans uit 1860, met een zicht op Nonnemielen vanuit het noorden, ligt er een beboomd parkje tussen het kasteel en de boerderij. Op de Dépot-kaart (opname 1871, uitgave 1878) verbinden wandelwegen en grasvelden het kasteel en zijn aanhorigheden en is de beplanting geconcentreerd rond de beek, de lustvijver en de nieuwe oostelijke toegangsweg. Dat dit gegeven constant blijft tot op vandaag toe, leest men af op de kaart van het ICM met de toestand in 1886 en op de stafkaart met de toestand van 1934.
Vasseur maakte omstreeks 1875 een lithografie van Nonnemielen voor de uitgave van E. de Damseaux. Die gaf de heer Lejeune als eigenaar op en noteerde dat het kasteel verbouwd was "en habitation d'été, son parc, ses eaux et ses dépendances lui donnent un cachet de grandeur".
Men bereikt het kasteel vandaag vanaf de knik in de dreef via een oprit in kassei en grijze kiezel en een brug over de ringgracht. De oprit dateert uit het begin van de 19de eeuw, toen het goed evolueerde van abdij naar kasteel en de kasteelbewoners niet langer over het boerenerf wensten te gaan. De oprit is gemarkeerd door tweemaal vier witgeschilderde, hardstenen kettingpalen. De bakstenen brug heeft een eenvoudige hoge brugleuning van gesmeed ijzer met vier zuiltjes als stijlen en twee regels tot krul omgeslagen aan de stijl.
Een tweede, waarschijnlijk recentere toegang loopt als kiezelweg parallel en ten oosten van de beek, naast de moestuinmuur achter de boerderij. Hij ligt naast het in onbruik geraakt hek uit de tweede helft van de 19de eeuw. De eenvoudige rechthoekige hekpijlers van monolitische blauwe hardsteen, met rechte sokkel, ronde schamppaal, en geprofileerde deksteen zonder bekroning, zijn door een smeedijzeren stang in de bodem verankerd. Zwart geschilderd hek van zorgvuldig smeedwerk, met vierkante stijlen en makelaar, ontdubbelde onder-, rechte midden- en naar de pijlers klimmende bovenregel, toelopende en gepunte vierkante spijlen met klimmend beloop en korte onderspijltjes; tussen de beide onderregels een strak siermotief van onderling verbonden krullen. De toegangsweg wordt voorbij de afslag naar het kasteel de grote rondweg van het goed, die meer oostwaarts de Metsterenweg vervoegt. Een tweede, kleinere rondweg verbindt de gebouwen, sluit aan bij de eerste toegangsweg en wordt bij de vijverbrug een wandelpad rond de vijver.
De oprit naar het in jaarankers 1686 (en wapensteen van Mechtildis van Eynatten 1678-1719) gedateerd poortgebouw en naar het neerhof, gemarkeerd door tweemaal twee wit geschilderde polygonale palen van blauwe hardsteen met afgeronde kop, is de oude toegang tot de abdij. Vier fraai geprofileerde schampstenen zijn verwerkt in de poortomlijstingen en dateren uit de tweede helft van de 17de eeuw. Op het einde van het deels gekasseide erf, biedt een eenvoudig smeedijzeren hek, vemoedelijk uit het begin van de 19de eeuw, toegang tot het kasteelpark. Vierkante pijlers van blauwe hardsteen met sokkel, kapiteel en bekronende acanthusknop in de bakstenen ommuring uit begin 19de eeuw.
Het park in landschappelijke stijl moet eveneens dateren van de omschakeling van vrouwenklooster naar kasteel, omstreeks 1800, met transformaties in 1892. Het heeft de verlandschappelijkte oostelijke gracht als parkvijver, bomengroepen op de grasvelden en weilanden, een bomensingel, parkbos en boomgaarden. De lithografie van Vasseur van vóór 1875 toont als voorgrond een grasveld met drie populieren – die ook op Hoolans' prent staan –, geboomte achter en naast het kasteel en aan de voet ervan een lage beplanting en opgestelde kuipplanten in gevariëerde vorm. De uitgestrekte ommuurde moestuin uit begin 19de eeuw is opgedeeld in een noordelijke en zuidelijke helft, gescheiden door een hoge fruitmuur. Van noord naar zuid loopt een meesterspad met in de scheidingsmuur en in de zuidelijke afsluitmuur een breed hek tussen vierkante pijlers met gesteelde bolbekroning. De muren zijn fruitmuren met pannen afdekking om het fruit van drup te vrijwaren. Het rijswerk en de leibomen zijn deels behouden, ook aan de buitenzijde van de westelijke muur. Naderhand werd op de westelijke percelen in de bocht van de straat een boerderij gebouwd (Metsterenweg nummer 113) en meer zuidelijk, aan de oude weg van Sint-Truiden naar Rummen (Rummenweg), het nieuwe kasteel Spinneveld.
Bomen
Iconografische bronnen tonen typische negentiendeeeuwse boomsoorten zoals Atlasceder (Cedrus libani subsp. atlantica), doodsbeenderenboom (Gymnocladus dioicus), fijnspar (Picea abies), gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), Italiaanse populier (Populus nigra 'Italica'), Weymouthden (Pinus strobus), witte paardekastanje (Aesculus hippocastanum), zuilvormige taxus (Taxus baccata 'Fastigiata').
Bron: DE MAEGD C. & VAN DEN BOSSCHE H. 2003: Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 1: Gingelom, Halen, Herk-de-Stad, Nieuwerkerken, Sint-Truiden, Brussel, Agentschap RO-Vlaanderen. Onroerend Erfgoed.
Auteurs: De Maegd, Christiane; van den Bossche, Herman
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Oud bos, kastelen en parken van Nieuwenhoven, Nonnemielen, Spinveld, Terkelen, Nieuwerkerken en Kortenbos
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteelpark Nonnemielen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/301558 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.