Bouwgeschiedenis
Deze eenheidsbebouwing van 22 sociale woningen werd in 1922 gerealiseerd in opdracht van de sociale huisvestingsmaatschappij Diest-Uitbreiding. Het ontwerp was van de Koekelbergse architect Arthur Bernard Pladet, terwijl architect F. Lahon (Diest) waarschijnlijk de bouw opvolgde. Aannemer was Jean Fredericks Devos de Rillaer. De maatschappij verwierf dit stuk grond, aansluitend bij het begijnhof en tegenover het klooster der grauwzusters, van de Hospices Civils (Burgerlijke Hospitalen) van Diest. Hoewel er geen structuren gesloopt werden voor de bouw van deze rijwoningen, tonen historische kaarten dat er in de 18de eeuw zes constructies op deze percelen aanwezig waren, die in het begin van de 19de eeuw verdwenen.
Typering en beschrijving
Typische rij arbeidershuizen met toepassing van enkele tuinwijkprincipes. Zo staan de zes middelste huizen ingeplant op een achteruitspringende rooilijn ten opzichte van de overige woningen. De ontwerper voorzag hier een publieke ruimte met groen en bankjes, die dienst kon doen als ontmoetingsruimte (heden parkeerruimte). Verder geven twee voetgangerspaden toegang tot de achtertuinen van de woningen via poortdoorgangen op nummers 18 en 28.
Het geheel bestond oorspronkelijk uit twee woningen van twee bouwlagen met bakstenen puntgevel onder snijdend zadeldak (nummers 18 en 28, boven de poortdoorgangen), en twintig woningen van anderhalve bouwlaag met bakstenen lijstgevel en klimmende dakkapel onder een pannen zadeldak. Bij verschillende woningen werd de gevel reeds verhoogd (nummers 2, 4, 22, 32, 36 en 44). De woningen hebben rondboogvormige voordeuren met geprofileerde, bakstenen omlijsting en rechthoekige ramen onder ontlastingsbogen. Betonnen lateien gaan scheuren boven de ramen op de eerste verdieping tegen. Enkele huizen vertonen nog een cementlaag onderaan de muur. Mogelijk werd deze aangebracht ter imitatie van de duurdere natuursteen. Verder worden sommige gevels verlevendigd door wapenschilden (nummers 18-20 en 26-28) of beeldnissen (nummers 16 en 30).
Evaluatie
Dit geheel heeft een architecturale en stedenbouwkundige waarde als representatief voorbeeld van de rijen arbeidershuizen die na de Eerste Wereldoorlog werden opgetrokken als sociale huisvesting, met toepassing van enkele tuinwijkprincipes. Ondanks enkele verbouwingen (voornamelijk verhogen van de gevel en vervangen van schrijnwerk) bezit het geheel nog een hoge herkenbaarheid en homogeniteit (ensemblewaarde). Bovendien sluit het qua schaal, silhouet, materiaalgebruik en programma mooi aan bij de historische omgeving (contextwaarde). Bepalende erfgoedelementen zijn zowel de aanleg (achteruitspringende rooilijn en voetpaden) als de architecturale homogeniteit qua volume, materiaalgebruik en gevelcompositie.
- Onroerend Erfgoed, Archief Inventaris sociale woningbouwpatrimonium (2011-2016), Sitenaam DIEST_VESTENSTRAAT_2250.
- Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, Dienst Onroerende Transacties, registratiefiches, SHM 225, Diest, Vestenstraat.
- VAN DE BROEK, E., LAGROU E. & MAESEN J. 1976: Stadsgezichten Diest. Afbakening van te beschermen stadskernen, Brussel, kaart 1.