Burgerhuis in eclectische stijl, samen met de belendende nummers 252 en 256-260 in 1914 als opbrengsteigendom opgetrokken in opdracht van de weduwe en kinderen van Godefridus Ullens-Beeckmans, die een perceel van de voormalige lusttuin van het noordwestwaarts gesitueerde kasteel Groenendael of Ullenshof ten gelde maakten. Het oprichtingsplan is niet bewaard, waardoor de ontwerper van het geheel niet gekend is.
Het burgerhuis maakt deel uit van een eenheidsbebouwing van vijf rijwoningen, met een parement in respectievelijk gele en witte baksteen gespiegeld langs het centrale en bepleisterde nummer 256, afwisselend met erkers en balkons op de verdiepingen en met over de vijf gevels doorlopende cordonlijsten. Het nummer 254 is in de rij het meest gaaf bewaarde voorbeeld, waarvan het deurschrijnwerk, het balkon, de kroonlijst en de frontons behouden zijn.
Met een gevelbreedte van drie traveeën omvat de rijwoning twee bouwlagen onder een gemansardeerd en met pannen gedekt zadeldak, waarvan de nok evenwijdig aan de straat georiënteerd is. Rustend op een blauwe hardstenen plint met geprofileerde sokkel, is de lijstgevel opgetrokken in platvol gevoegde gele baksteen in kruisverband. Contrasterend is witte natuursteen toegepast voor de speklagen, de borstweringen, hoek- en sluitstenen van de gevelopeningen, het balkon, de cordonlijst en de consoles. Blauwe hardsteen is aangewend voor de dorpels en toegangstreden. Horizontaal geleed door waterlijsten, waarin op de begane grond de blauwe hardstenen vensterdorpels opgenomen zijn, en door bovenliggende witte natuurstenen speklagen, kenmerkt de lijstgevel zich door een opstand met een regelmatig schema van korfboogvormige gevelopeningen, gemarkeerd door geoorde hoeken en onversierde sluitstenen in witte natuursteen. De begane grond is geopend door een brede toegang in de linkse travee, geflankeerd door twee smalle vensteropeningen. De nadruk ligt op de verdieping, met in de centrale travee een door een vensterdeur ontsloten balkon op gecanneleerde voluutconsoles met staffwerk, diamantkoppen en kwasten, omsloten met een fraaie, rijk gedetailleerde smeedijzeren balustrade met houten handlijst. Net als de flankerende, symmetrische vensteropeningen hebben de standvensters, die de uiterste traveeën bekronen, borstweringen in witte natuursteen. De houten kroonlijst met centraal een paneelfries, gedragen door witte natuurstenen gecanneleerde consoles met kwastvormige kraagstenen, en de houten driehoekige frontons van de standvensters zijn nog aanwezig. De pseudomansarde is bekleed met niet-oorspronkelijke roofingshingles.
Het vensterschrijnwerk is vernieuwd maar zoals in het aanpalende nummer 252 is de oorspronkelijke houten voordeur met dubbele vleugels gaaf bewaard, met inbegrip van de originele deurgrepen en de verzorgde roosters van de deurlichten, die bekroond zijn met een gecanneleerde fries en een geprofileerde kroonlijst op klossen onder het bovenlicht.
Van het interieur zijn geen archiefbescheiden voorhanden, maar uit de gevelordonnantie kan worden afgeleid dat de oorspronkelijke plattegrond de sedert de 19de eeuw in burgerhuizen toegepaste enkelhuisindeling volgt. Daarbij zijn traditioneel naast de zijdelings ingeplante trap en inkomhal, het salon en de eetkamer en op de verdiepingen de slaapkamers gesitueerd, met achter de inkomhal in de smallere achterbouw de natte ruimten. De interieuraankleding is nog gaaf bewaard, waaronder de cementtegelvloer, houten trap en gipsen pilasters in de inkomhal, en de marmeren schouwen in de kamers op de begane grond.
- Kadasterarchief Antwerpen, Kadastrale leggers Antwerpen, afdeling XL (Merksem), artikel 999.
- Kadasterarchief Antwerpen, Mutatieschetsen Antwerpen, afdeling XL (Merksem), 1914/69.
- Mondelinge informatie verkregen van de eigenaar (4 maart 2018).