is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Wederopbouwhoeve
Deze vaststelling is geldig sinds
De wederopbouwhoeve met vrijstaande gebouwen is gelegen aan de Langemolenstraat en werd in situ heropgebouwd. Tegen de schuur, de grote stal en de overdekte mestvaalt zijn recente volumes aangebouwd.
In oorsprong gaat de hoeve minstens terug tot de tweede helft van de 18de eeuw. Volgens de Ferrariskaart (1771-1778) had de hoeve toen een L-vormige plattegrond. Een document in het Ieperse stadsarchief dateert de bijhorende houten standaardmolen reeds vóór 1723. De molen werd toen, vermoedelijk als verwijzing naar Poelkapelle, benoemd als de ‘Cappellemolen’. Voor het midden van de 19de eeuw vertonen de Atlas de Buurtwegen en de P.C. Popp-kaart een gewijzigde inplanting van de hoevegebouwen. Een kadastrale mutatieschets geeft in 1908 enkel nog een bouwvolume aan ten oosten van de molen, die als de Hannixmolen werd aangeduid. In 1911 werd het gebouwenbestand bij de molen uitgebreid tot een volwaardige hoeve, waarbij het oude molenaarshuis aan de straatzijde vervangen werd door een nieuw boerenhuis en het erf ten noorden daarvan begrensd werd met stallen, een schuur en een wagenhuis. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog nauwelijks drie jaar later leidde echter tot de vernieling van de standaardmolen en de nieuwe hoevegebouwen. Na de oorlog werd de boerenwoning door de familie Verelst, die zich in 1862 als nieuwe eigenaar op de molensite had gevestigd, (naar een getuigenis van de eigenaars) in 1922 herbouwd naar de vooroorlogse toestand. Een vooroorlogse foto van de molen toont op de achtergrond een boerenwoning met een vergelijkbaar geknikt schilddak. Rond het achterliggende erf werd aan de westzijde een grote stalvleugel met varkensstal, koestal en melkhuis, aan de noordzijde een schuur met wagenhuis en aan de oostzijde een kleine stalvleugel gebouwd. Ten noorden van de grote stalvleugel werd een overdekte mestvaalt voorzien. De molenbelt werd afgegraven voor de bouw van een mechanische maalderij, die (volgens de eigenaars) in 1924 plaatsvond.
De zes losstaande hoevegebouwen situeren zich in een vierkant rond een centraal boerenerf. De schuurvleugel met wagenhuis begrenst het erf in het noorden. In het oosten bevindt zich een kleine stalvleugel, terwijl in het westen een grote stalvleugel haaks op het erf staat. Ten noorden van deze stallen situeert zich de overdekte mestvaalt, die inmiddels tot een gesloten volume is verbouwd. De zuidzijde van het erf wordt afgezoomd door het boerenhuis dat zich met zijn voorgevel naar de straat richt. Op de oude molenlocatie ten westen van het huis en ten zuiden van de grote stalvleugel bevindt zich de mechanische maalderij. Op de boerenwoning na zijn alle hoevegebouwen opgetrokken in rode baksteen.
Het boerenhuis, een verankerde baksteenbouw in gele baksteen, betreft een dubbelhuis van drie traveeën. Een geknikt schilddak, doorbroken door twee licht geprofileerde schoorstenen, dekt het rechthoekige bouwvolume af. Het schild bestaat uit rode mechanische pannen, de onderliggende dakvlakken uit leien. Na 1987 werd de hoeveklok onder tentdakje van het dak verwijderd. Onder de bakgoot zoomt een omlopende bloktandlijst in rode baksteen het gevelparement af. Tuitgevels met muurvlechtingen, aandaken en schouderstukken karakteriseren de respectievelijk drie en twee dakvensters onder betonnen linteel aan de straat- en erfzijde. Rode dakpannen dekken de haakse zadeldaken af. Segmentbogige bakstenen lijsten met rechthoekige hoekstukken accentueren de deur- en vensteropeningen. Kenmerkend voor het grotendeels bewaard schrijnwerk zijn de vierlichten met bovenlicht. Boven het mettertijd verhoogde maaiveld rondom de woning steekt in de west- en noordgevel een segmentbogige keldervenster.
Het maalderijgebouw betreft een verankerde baksteenbouw onder pannen zadeldak (mechanische pannen). Op de nok bevindt zich een heksenstoel. In de oostelijke puntgevel flankeren segmentbogige vensters met diefijzers de poort, die door een I-profiel als linteel wordt overspannen. Een ijzeren rail geeft aan dat een tweeledige schuifpoort vroeger de poortopening afsloot. In de geveltop steekt een segmentbogig laadvenster met houten laaddeur en bovenlicht, gemaakt naar het model PDC3 uit het ‘Handboek van den Dienst der Verwoeste Gewesten’ (1920). Onder de bakstenen dorpel is de ijzeren stang, waaraan de glijgoot voor het verhandelen van zakken meel, werd opgehangen. In de maalderij is de maaluitrusting verdwenen. In de houten zoldering met een I-profiel als onderslagbalk is het luigat nog aanwezig. Tegen de noordgevel van de maalderij is een waterreservoir aangebouwd die wellicht ook uit de wederopbouwperiode dateert.
De grote stalvleugel ten westen van het erf steekt onder een met Vlaamse pannen gedekt zadeldak, gevat tussen twee tuitgevels met aandaken. Centraal in de erfgevel steekt een segmentbogige staldeur die wordt geflankeerd door segmentbogige vensters met nog bewaard schrijnwerk. Ter hoogte van de zolder wordt ook de puntgevel doorbroken door twee segmentbogige vensters en een segmentbogig laadvenster. In de nog bewaarde laaddeur is een gedeeld raam ingewerkt. Het interieur de stalvleugel, die een koestal, varkensstal en melkhuis herbergt, wordt gekenmerkt door betonnen troggewelven. Aan de zuidzijde, haaks op de stal, werd reeds bij de wederopbouw een klein volume met zacht hellend lessenaarsdak aangebouwd. In deze aanbouw met zijn segmentbogige deuropeningen waren onder meer het kolenhok en de toiletten ondergebracht.
Ten noorden van de grote stalvleugel bevindt zich de overdekte mestvaalt, een technische vernieuwing die slechts bij een beperkt aantal wederopbouwhoeves doorgang vond. Initieel was dit bouwwerk onder schilddak voorzien van opengewerkte traveeën. Zogenaamde Duitse pannen dekken het schilddak af.
De schuurvleugel met wagenhuis aan de noordzijde van het erf betreft een verankerde baksteenbouw. Het met Vlaamse pannen gedekt zadeldak wordt er gevat tussen tuitgevels met aandaken en schouderstukken. In de top van de westelijke puntgevel steekt een segmentbogig laadvenster. In de erfgevel steken twee poorten onder ijzeren linteel die respectievelijk toegang verlenen tot het wagenhuis en de dwarsschuur. De twee vensteropeningen onder betonnen linteel zijn van latere datum.
De kleine stalvleugel aan de oostzijde van het erf steekt onder een pannen zadeldak. Tussen de Vlaamse pannen steken enkele duivenpannen. Kenmerkend voor deze verankerde baksteenbouw zijn de puntgevels met aandaken en schouderstukken alsook de segmentbogige deuren, vensters en laadvensters. Een tuitgevel met aandaken en schouderstukken kenmerkt ook het dakvenster aan de erfzijde. De onderliggende staldeur is vervaardigd naar het model PB1 uit het ‘Handboek van den Dienst der Verwoeste Gewesten’ (1920).
Auteurs: Becuwe, Frank
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De grote stalvleugel ten westen en het aanpalend lager volume met kolenhok en toiletten zijn gesloopt. Ook de overdekte mestvaalt ten noorden is niet langer bewaard.
Is deel van
Poelkapelle
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Wederopbouwhoeve [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307534 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.