Burgerhuis in beaux-artsstijl in 1927 ontworpen door de architecten Henri Franck en Zoon. Opdrachtgever was de reder Adrien Letzer (Antwerpen, 1891-Antwerpen, 1970), echtgenoot van Philomène Spelier (1895-1961).
Adrien Letzer was een kleinzoon van Adrianus Letzer (1838-1923), die in 1856 vanuit zijn geboorteplaats Zierikzee met het gezin was geëmigreerd naar Antwerpen, er huwde met Anne Dupont en vijf kinderen kreeg. Grootvader Letzer, een voormalig zeekapitein, voerde samen met zijn zoon Léon (1878-1933) de directie over de sleepdienst Société Anonyme de Remorqueurs Anversois “Antverpia”. In 1923 richtte Léon Letzer een nieuwe sleepdienst op, de nv Sleepdienst Letzer, die al snel over een vloot van 15 sleepboten beschikte. Uit het samenwerkingsverband van deze maatschappij met haar belangrijkste concurrent ontstond in 1928 de Union de Remorquage et de Sauvetage S.A., afgekort als U.R.S. Na het overlijden van zijn oom Léon Letzer in 1933, kwam Adrien Letzer samen met Léons zoon Alphonse Letzer aan het hoofd van de rederij, die in 1938 over een vloot van 50 sleepboten beschikte. Onder de naam Unie van Redding en Sleepdienst nv sinds 1974, is de maatschappij tot op vandaag actief in de offshore-, rivier- en havensleepvaart.
Over het leven van de bouwmeesters Henri Franck en zijn zoon Leopold Franck is tot dusver weinig bekend. Actief vanaf het begin van de jaren 1920, was hun bureau op het moment van de bouw van de woning Letzer gevestigd op Elisabethlaan 79 in Berchem. Vader en zoon Franck promootten zich ook als gezworen landmeters en hypotheekverstrekkers voor het bouwen van woningen. De woning Letzer sluit qua stijl en vormgeving aan bij de reeds gekende ontwerpen uit het oeuvre van Henri Franck en Zoon, dat voornamelijk uit stadsvilla's en burgerhuizen bestaat, waarvan verschillende in Berchem. Vader en zoon Franck beoefenden zeer uiteenlopende stijlen, gaande van beaux-arts en art deco tot cottagestijl en het eclecticisme.
De woning Letzer beantwoordt aan de typologie die de architectuur van de Koninklijkelaan kenmerkt. Het gaat om een bebouwing van overwegend burgerhuizen uit de jaren 1920 en 1930. Zoals de bouwvoorschriften opleggen, zijn de voortuintjes telkens afgesloten door een ijzeren hekwerk. Het hekwerk is hier echter verloren gegaan. De woning toont qua stijl, ornament en materiaalgebruik sterke gelijkenissen met een aantal andere woningen in het straatbeeld, wat de populariteit van de beaux-artsstijl aantoont omstreeks de jaren 1930. Desalniettemin zijn er diverse verschillen terug te vinden in gevelopbouw en materiaalgebruik van deze woningen, wat tezelfdertijd de verscheidenheid van de stijl aantoont. Ook de woningen Koninklijkelaan 9 en 49 werden ontworpen door Henri Franck en Zoon, zij het met een uitgesproken neorococo-inslag, evenals de woningen op nummers 40, 73, 74 en 76. Dat het architectenduo in deze periode zo veel opdrachten van kapitaalkrachtige bouwheren wist te verkrijgen in de wijk, duidt op een gevestigde reputatie in de betere kringen.
De onderkelderde rijwoning met een gevelbreedte van drie traveeën bestaat uit drie bouwlagen onder een leien pseudo-mansarde. De lijstgevel heeft een parement volledig uit witte natuursteen, met een decor ontleend aan de Lodewijk XIV- en régencestijl. Horizontaal geleed door de puilijst, beantwoordt de opstand aan een tweeledig schema. Het gedrukte onderste register is geaccentueerd als sokkel door een uitvoering in vlakke bossage of schijnvoegen. De bovenbouw is opgebouwd in kolossale orde, aan weerszijden gemarkeerd door pilasters met composiet kapiteel. Axiaal-symmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op de bel-etage van de woning, benadrukt door een bow-window op zware voluutconsoles met acanthusblad. Deze is gevat tussen ingediepte, geornamenteerde pilasters, en wordt bekroond door de balustrade met postamenten van het balkon. Op de begane grond twee rechthoekige vensteropeningen, en een bredere inkomdeur uiterst rechts. Op de bovenverdiepingen zijn de vensters tot drielicht gegroepeerd. In de bow-window vormen zij een arcade van een brede korfboog- tussen rondboogopeningen, met cartouche- en rolwerksleutels waarop schelpornamenten, en voorzien van decoratieve, smeedijzeren vensterleuningen. Op het derde register getoogde deurvensters, in de middentravee onder een imposante rolwerkcartouche en in de zijtraveeën met rolwerksleutels. Een klassiek hoofdgestel vormt de gevelbeëindiging, samengesteld uit een bewerkte architraaf, een vlakke fries en een klassieke houten kroonlijst op klossen. Twee getoogde natuurstenen dakkapellen met oren, neuten en waterlijst doorbreken de pseudo-mansarde. De oorspronkelijke, decoratieve smeedijzeren vleugeldeur is verwijderd; het houten vensterschrijnwerk is bewaard of naar oorspronkelijk model vernieuwd.
De achtergevel met getrapte opbouw heeft op elke verdieping een balkon over de volledige breedte van de woning, voorzien van een smeedijzeren borstwering in Lodewijk XVI-stijl. De bel-etage, waarvan het terras wordt ondersteund door geajoureerde ijzeren voluutconsoles, onderscheidt zich door de brede korfboog met waaier van de veranda.
De plattegrond beantwoordt aan de typologie van de bel-etagewoning, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen biedt de lage begane grond ruimte aan de inkom- en traphal met vestiaire- en meterkast, links geflankeerd door de spreekkamer, waarachter de wijn- en provisiekelder. De tuinzijde wordt ingenomen door de tweeledige keuken, geflankeerd door de office met 'monte-plats' en een wc. De bel-etage, kent een gelijkaardige opbouw met aan de straatzijde over de volledige breedte van de woning een salon, met in enfilade een eetkamer die uitgeeft op een ruime veranda met een terras. Op de tweede verdieping bevindt zich aan de voorzijde van de woning de voornaamste slaapkamer die in verbinding staat met de badkamer. De tweede slaapkamer aan de achterzijde van de woning beschikt en suite over een toiletkamer. De pseudo-mansarde herbergt een logeerkamer, een meidenkamer, een linnenkamer met bovenlicht en een speelkamer.
De woning Letzer is ontworpen met een verzorgd interieur, volgens de gangbare burgerlijke smaak geïnspireerd op de régence- en rococostijl, waarin vooral stucwerk, hout voor zowel wandbekleding als parket en marmer dominant zijn. De traphal uitgevoerd in imitatie-parement op een rood marmeren plint, heeft een eiken steektrap met balusterspijlen en een fraai gesneden trappaal. De enfilade van salon en eetkamer respectievelijk gelambriseerd in stucwerk en hout met textielbespanning, onderscheiden zich door imposante schouwen in zwart geaderd en wit marmer met spiegel op de boezem, en fraai gesneden houten schrijnwerk.
Auteurs: Ventriglia, Melisa; Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Koninklijkelaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Burgerhuis in beaux-artsstijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307600 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.