Op basis van onderzoek van het digitaal hoogtemodel en verder landschappelijk en archeologisch onderzoek is vastgesteld dat er zeker 49 meilers in het Zoerselbos liggen. Het gaat om de restanten van bovengrondse meilers ofwel koepelmeilers (in tegenstelling tot het branden van houtskool met kuilmeilers). Koepelmeilers zijn koepelvormige, tijdelijke structuren in openlucht om van hout houtskool te maken: hout werd dicht gestapeld, afgedekt en in brand gestoken. Na het aansteken brandde de meiler lange tijd, meer dan een week, op lage temperatuur en met een minimum aan zuurstof, om op die manier hout in houtskool om te zetten. De productie van houtskool gebeurde in de onmiddellijke nabijheid van de plek waar het hout gekapt werd, want hout is zwaar om ver te transporteren. Houtskool daarentegen is heel licht en gemakkelijk transporteerbaar. Houtskool kende veel toepassingen, waaronder in de metaalnijverheid.
Het Zoerselbos behoort tot de meest waardevolle en belangrijke bosgebieden in Vlaanderen, en is naast het Grotenhout en 's Herenthout, één van de weinige oudboskernen in het Kempisch district. Het bos maakte van 1233 tot 1795 deel uit van de eigendom (Hooidonk genaamd) van de Sint-Bernardusabdij in Hemiksem. Na confiscatie van 1795 werden de eigendommen verkocht en gingen ze over naar enkele grote eigenaars, die deze goederen later weer doorverkochten. In 1825 verscheen voor het eerst de benaming "Zoerselbos" in documenten.
Bij onderzoek in 2008-2009 werden er 49 meilers aangetroffen in het Zoerselbos. Er zijn kleine meilers (16) met een diameter tussen de 4 en 6m, waar meestal geen greppel rond ligt. Bij de grote meilers (33) is er wel een greppel aanwezig; ze hebben een diameter tussen 6 en 8m. De meilers komen vaak gegroepeerd voor. Alle meilers liggen op percelen die sinds Ferraris bebost zijn. Vaak zijn de meilers gelegen op plaatsen waar voldoende water aanwezig was, bijvoorbeeld op een kruispunt van beken en grachten. Mogelijk had dit te maken met brandveiligheid. Ook liggen ze steeds dichtbij (vroegere) wegen.
Onderzoek van de bomen die op de meilers gegroeid zijn, wijst uit dat de oudste boom van 1830 was. Deze meiler moet dus zeker van voor die tijd dateren. C-14-dateringen van houtskoolfragmenten uit de meilers wijst uit dat er minstens in drie periodes houtskool gebrand werd in het Zoerselbos: 1280-1420, 1400-1600 en na 1650 (door het Suess-effect kan na 1650 niet beter gedateerd worden). Koepelmeilers van voor de late middeleeuwen zijn niet te verwachten, want tot in de late middeleeuwen werd houtskool niet in koepelmeilers gebrand maar met kuilmeilers. Voor Zoerselbos wordt vermoed dat het houtskoolbranden niet tot het reguliere bosbeheer behoorde maar dat het ging om het verwerken van houtoverschotten op momenten dat delen van het bos ontgonnen werden.
Qua houtsoorten komt els in elke meiler voor, hazelaar is de tweede belangrijkste soort. Verder komen struikheide, vuilboom en hulst voor in de helft van de meilers, maar vaak in kleine hoeveelheden. Struikheide is waarschijlijk afkomstig van de afdeklaag die een meiler luchtdicht moest maken. In oudere meilers komen ook eik en haagbeuk voor. Het patroon van de groeiringen in de els doet vermoeden dat deze soort als hakhout werd beheerd.
Op basis van recente meer gedetailleerde digitale hoogtemodellen kunnen we vermoeden dat er in het Zoerselbos nog meer meilers voorkomen.
Auteurs: de Haan, Aukje; Bastiaens, Jan
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Halle
Is deel van
Zoersel
Is deel van
Zoerselbos en Hooidonkse Beemden
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Meilers [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/308516 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.