erfgoedobject

Parochiekerk Sint-Ulrik

bouwkundig element
ID
39057
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/39057

Juridische gevolgen

Beschrijving

Georiënteerde laatgotische kerk met pseudo-basilicale aanleg grotendeels opgetrokken in de 17de eeuw, met verbouwingen in de 18de eeuw en een westgevel en een toren uit eind 19de eeuw. De kerk is gelegen op een hoogte in het centrum van het dorp en is omgeven door het oorspronkelijke, ommuurde kerkhof. De kerk is beschermd als monument en de omgeving maakt deel uit van het beschermde dorpsgezicht sinds 1980 (datum besluit: 16 oktober 1980).

Historiek

In de 11de eeuw was er in Sint-Ulriks-Kapelle sprake van een kleine nederzetting rond een kapel die afhing van de moederparochie Asse en toegewijd was aan de Heilige Ulrik. Hierbij waren ook de graven van Leuven betrokken als heren van het Land van Asse en met de heren van Bijgaarden als hun plaatselijke vertegenwoordigers. Al in de 12de eeuw groeide Kapelle uit tot een zelfstandige parochie.

Verbesselt vermoedt dat er een nieuwe kerk werd opgetrokken in het midden van de 13de eeuw en dat men was vertrokken van een verkleind plan van de kerk van Asse met Latijns kruis. In de 15de eeuw zouden werken zijn uitgevoerd aan de toren. Rond 1618 werden het koor en het schip vernieuwd (Walravens daarentegen dateert als enige de bouw van het schip en het koor in 1686). De abdij van Affligem had bijgedragen tot de restauratie van de kerk in 1617-1619 en liet hiervoor stenen leveren uit Meldert. Ook de abdij van Groot-Bijgaarden kwam tussen voor de restauraties. Dat zowel de abdij van Affligem als de abdij van Groot-Bijgaarden bijdroegen aan de bouw van de kerk komt voor uit het feit dat Affligem als hoofd van de moederparochie Asse automatisch het patronaat bezat van Kapelle en later zal de abdij van Groot-Bijgaarden, als dochterabdij van Affligem, dit patronaat verwerven.

In 1724 werd de voorgevel vernieuwd (volgens Verbesselt in 1726). Boven de deur van het westportaal en in het gewelf van het koor zouden de jaartallen 1724 en 1756 zijn aangebracht (beide zijn niet meer leesbaar), die volgens Wauters waarschijnlijk wijzen op een vergroting. In 1756 werd waarschijnlijk de vlakke zoldering aangebracht.

Op een afbeelding van het kaartenboek van de abdij van Groot-Bijgaarden, opgemaakt rond 1735 door J. De Deken, werd de kerk afgebeeld als een driebeukige kerk van twee traveeën met uitstekend transept en koor van twee traveeën met een vijfzijdige sluiting met kruisingstoren onder ingesnoerde naaldspits (schets naar kaartenboek van Paul Lindemans in Verbouwe). Net als heden was er geen lichtbeuk aanwezig en reikten de zijbeuken tot aan het zadeldak van het schip. De zuidelijke zijbeuk had een zijportaal en er was een vlakke westgevel met rondboogportaal.

De zuidelijke bijsacristie werd gebouwd in 1794, gedateerd door een steen: "rdcvh/ picsu/ an 1794". De kruisingstoren werd in de 19de eeuw, mogelijks in 1819, vervangen door een westtoren. De huidige bakstenen ingebouwde toren en westgevel dateren uit de tweede helft van de 19de eeuw. In 1952 werd de dakbedekking vernieuwd (architect Ch. Van Der Beken). De kerk liep lichte oorlogsschade op en in 1959 werd er door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen goedkeuring gegeven voor het herstel van de schade aan de glasramen.

Tot heden gebeurden er zeer weinig studies naar de kerk en haar geschiedenis. Het bouwhistorisch vooronderzoek voor de restauratie (nog niet uitgevoerd) van de kerk trekt de volgende conclusies: schip, zijbeuken, transept en koor mogen gedateerd worden in het eerste kwart van de 17de eeuw. In de literatuur wordt beweerd dat de kerk zou verbouwd zijn in de 18de eeuw (zijbeuken). Toch zijn de rondboogvensters van de zijbeuken waarschijnlijk 17de-eeuws. Het jaartal 1618 zou daarop terug te brengen zijn (Wauters en Verbesselt vermelden deze periode van bouw), enkel de zuidelijke sacristie dateert met zekerheid uit de 18de eeuw. De westtoren en westgevel dateren uit het laatste kwart van de 19de eeuw, samen met het westportaal en de aangrenzende doopkapel (ten noorden) en de bergruimte (ten zuiden).

Beschrijving

De laatgotische kerk is voornamelijk opgebouwd uit witte zandsteen (Lediaanse kalkzandsteen type Balegem en in mindere mate Gobertanger) onder gecombineerde leien bedaking. De plattegrond vertoont een Latijns kruis met ingebouwde westtoren, een driebeukig schip van twee traveeën uitgezonderd de torentravee, een kruisbeuk van één travee met vlakke sluiting, een koor van twee traveeën met een vijfzijdige koorsluiting en in de oostelijke oksels van het transept twee sacristieën. De toren is ingesloten door een doopkapel ten noorden en een bergruimte ten zuiden.

Neogotische bakstenen westgevel met licht vooruitspringende vierkante toren van vier geledingen met westportaal onder een ingesnoerde leien naaldspits. De toren wordt geflankeerd door de westgevels van de doopkapel en de bergruimte. Er wordt gebruik gemaakt van witte natuursteen in de sokkel, de steigergaten en de hoekblokken van toren en westzijgevels. Sokkel met hardstenen afzaat. Spitsboogvormig portaal in een geprofileerde omlijsting van blauwe hardsteen onder geprofileerde waterlijst met gestrekte uiteinden. Op de eerste verdieping bevindt zich een groot spitsboogvormig venster met erboven een klein steekboogvormig venster. Beide hebben een geprofileerde waterlijst met gestrekte uiteinden. Bovenaan in de muren van de klokkenverdieping zitten spitsboogvormige galmgaten onderverdeeld door vier galmborden met eveneens een geprofileerde waterlijst met gestrekte uiteinden. De vensters van de doopkapel en de bergruimte zijn tweelichten met een hardstenen tussendorpel gevat onder een spitsboogvormige hardstenen waterlijst met gestrekte uiteinden.

De zuidelijke gevel van het schip is grotendeels opgetrokken uit witte zandsteen en de noordelijke gevel is opgetrokken uit baksteen met witte natuurstenen banden, stellinggaten en een natuurstenen sokkel, deze gevel werd later gecementeerd met schijnvoegen (begin 20ste eeuw). Dit is ook het geval voor de eerste travee uit de 19de eeuw die ook opgetrokken is in bak- en zandsteenstijl. In beide zijgevels bevindt zich een monumentaal smeedijzeren anker ter hoogte van de bouwnaad tussen beuken en westertoren met kapel en bergruimte. De zijbeuken van het schip hebben twee smalle rondboogvensters met glas in lood, afgeschuinde dagkanten en afzaat. Van het schip zijn de gevels niet zichtbaar, de lessenaarsdaken van de zijbeuken sluiten onmiddellijk aan op het zadeldak van het schip.

Transept met overhoekse verjongende steunberen bekroond met een piron en aan de noordwestelijke hoek is er een hoeksteunbeer. Aan de noord- en zuidzijde van het transept puntgevels met aandak en schouderstukken en grote smeedijzeren ankers in gevels. Grote rondboogvensters met glas in lood en waterlijst, hogerop klein rechthoekig venster.

Koor geritmeerd door verjongende steunberen met muurankers en spitsboogvensters met tweelichten, waarvan de drie oostelijke in de 19de eeuw gedicht zijn, alle met waterlijst en afzaat die doorloopt als waterlijst over de steunberen, de noordelijke sacristie en het transept.

Noordelijke sacristie uit de 17de eeuw van één bouwlaag onder leien lessenaarsdak, korfboogvormige vensters met diefijzers, op de hoek kleine overhoekse steunbeer. Zuidelijke sacristie van één bouwlaag onder half leien schilddak gedateerd met gevelsteen "rdcvh/ picsu/ an 1794", met aan de zuidzijde groot steekboogvormig venster met diefijzers en aan de oostzijde twee grafplaten: één van de familie D’Hannosset en een recente plaat van Burggraaf Marc de Ghellinck Vaernewyck en Burggravin barones de Woelmont.

Er zijn verschillende ingemetste grafstenen in de gevels van de kerk: de meest opmerkelijke grafplaat is deze langs de zuidgevel aan de zijde van het westportaal van Théodore de Fourneau. Théodore de Fourneau was heer van Kapelle en eigenaar van het kasteel Nieuwermolen. Op zijn grafplaat staan volgende tekst: "Icy gist/ messire/ Theodore de/ Fourneau/ chlr, s. de La/ Chapelle, Ranst, etc., fils/ de Charles/ esquier, s. de/ cruquenbourg", onder de schildjes in de omlijsting staan de namen van volgende buurten: "Fourneau/ Lannoy/ Bailles/ Vrechem/ Ghyn/ Behem/ Tserclas/ van der Ryt" en onder de voeten staat: "morut – 13 febr/ 1634". Hardstenen plaat met centraal het bas-reliëf van de dode in een nis. Het hoofd van de man rust op een kussen en zijn voeten op een hond. Naast de man ligt een zwaard en aan zijn voeten ligt zijn helm en uitrusting. Boven de nis zitten twee engelen met brandende toorts en doodshoofd in de handen. Tussen de twee engelen prijkt een wapenschild bekroond met een helm en een vogel.

Langs de noordgevel aan de zijde van het westportaal een grafplaat van Margareta de Login, Charles de l’Espinoy (haar echtgenoot), hun zoon Philips en diens echtgenote Cornelia de Norman. Deze plaat is niet meer leesbaar. Verder nog twee 18de-eeuwse hardstenen grafplaten met deels verdwenen witmarmeren letters en ornamenten langs het westportaal en enkele grafplaten tegen het koor.

Interieur

Buiten de zichtbare kalkstenen zuilen en opstandbogen is het interieur bepleisterd en geschilderd. Rondboogarcade op zuilen met achthoekige sokkel en koolbladkapiteel. De scheibogen tussen viering en transept zijn eveneens rondbogen die uitkomen halfzuilen met koolbladkapiteel. Behalve het koor heeft de hele kerk een vlakke zoldering met stukwerk plafonds en moerbalkverdeling uit de 18de eeuw. Het interieur van het koor is overwelfd met een kruisribgewelf met doorlopende en op consoles steunende ribben. De vloer in de kerk bestaat uit zwarte en witte tegels.

Het inkomportaal is van het schip gescheiden door het tochtportaal en de doksaalwand is doorbroken met een grote spitsboog. De doopkapel en de bergruimte langs beide zijden van de inkom zijn toegankelijk via ijzeren hekken (vroeg 20ste-eeuws). De 17de-eeuwse noordelijke sacristie heeft een segmentboogvormige toegangsdeur, een bakstenen plavuizen vloer in rood en grijs en natuursteen, bepleisterde muren en een bepleisterde bakstenen graatgewelf. De 18de-eeuwse zuidsacristie heeft vloertegels met ingelegde motieven, bepleisterde wanden en vlak stucplafond.

Mobilair

Hoofdaltaar en zijaltaren zijn uit eind 17de - begin 18de eeuw. De altaren zijn portiekaltaren opgebouwd uit hout met marmerimitatie uit eind 19de eeuw. Boven het hoofdaltaar hangt een schilderij van K. De Craeyer, leerling van Rubens, "De gekruisigde Christus". Boven het Maria-altaar hangt een kruisafneming en boven het Sint-Hubertusaltaar hangt Christus met vier in het evangelie genoemde zondaars. Verder hangen er in de kerk schilderijen met de beeltenis van vier kerkvaders (Ambrosius, Augustinus, Hiëronymus en Gregorius) en een marteling van Sint-Sebastiaan. In de nissen naast het hoofdaltaar bevinden zich de beelden van Franciscus en Clara. In de winterkapel staan drie houten polychrome beelden van Sint-Anna, Sint-Urik en Sint-Hubertus.

Preekstoel met halfverheven beeldhouwwerk van Sint-Ulrik en de vier evangelisten. Drieledige eikenhouten biechtstoel uit de 18de eeuw versierd met beeldhouwwerk. Barokke doopvont van blauwe hardsteen (17de eeuw). Reliekschrijn van Sint-Hubertus uit het einde van de 17de eeuw. Op het doksaal een oud pneumatisch orgel. Sinds 1993 is er in de kerk een nieuw mechanisch pijporgel geplaatst.

De zes glasramen in het koor beelden de vier evangelisten, Sint-Ulrik en Sint-Hubertus uit. De twee dichtgemaakte vensters aan beide zijden van het hoofdaltaar hebben nog een oculus en twee rondboognissen voor beelden. In de twee oculi staan twee christelijke symbolen: een pelikaan en het Lam Gods. Alle glasramen dateren van 1906 en zijn een schenking van J.B. Schmedding (eigenaar van het huidig rusthuis "De Verlosser"). Het glasraam met de evangelist Johannes is gedateerd en getekend: 1906 J.E.T. Coucke - Brugge. Ook de glasramen uit de zijbeuken en het transept zijn afkomstig van het atelier Coucke uit Brugge en zijn uitgewerkt met geometrische motieven.

Verder bevinden zich in de kerk verschillende grafstenen in de vloer en een marmeren gedenkplaat voor de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog door Theodoor Hendrickx uit Asse (zie gedenkzuil in de Kerkstraat).

Kerkhof

Bewaard kerkhof rond de Sint-Ulrikskerk waar niet meer begraven wordt. De nieuwe begraafplaats van Sint-Ulriks-Kapelle bevindt zich in de Bekkerzeelstraat. Het kerkhof maakt deel uit van het beschermde dorpsgezicht (datum besluit: 16/10/1980).

Het kerkhof werd vergroot in 1887 en voorzien van een lage bakstenen muur met ijzeren hekken. Op oude prentkaarten uit begin 20ste eeuw is dit smeedijzeren hekken op een lage bakstenen muur nog zichtbaar. De toegang tot het kerkhof was afgesloten door middel van twee bakstenen pijlers en een ijzeren hek. Tot begin 21ste eeuw bleef de bakstenen muur behouden zij het in slechte toestand (het ijzeren hekken was al verdwenen). Tijdens de inventarisatie (2010) was deze muur reeds afgebroken en vervangen door een tijdelijke houten omheining in afwachting van heropbouw van de muur.

Op het oude kerkhof bevinden zich enkele merkwaardige grafmonumenten: Grafkapel van de familie Koning Vander Borcht, Schmedding en Dansaert, onder andere voormalige eigenaars van het huidig rusthuis "De Verlosser". Neoclassicistische grafkapel van arduin afgezet met een eenvoudig ijzeren hekken. Fronton met palmtak imortellenkrans bekroond met kruis.

Grafmonument van de familie Coullemont de Waterleet Tupigny. Neogotisch monumentaal grafmonument, driedelig opgesteld met centraal een gekruisigde Christus onder baldakijn uitgewerkt als een neogotische torenspits met opengewerkte puntgevels met drielobmotief met maaswerk. Grafplaten voorzien van maaswerk.

Grafmonument van Jozef De Bolle: "Ter gedachtenis van/ Jozef DE BOLLE/ soldaat van het 11 Linie Regi/ Telefoniste Signaleur/ Geboren te ST.Ulrich-Capelle/ den 6 Augustus 1894/ gevallen op het veld van Eer/ te Moorslede/ den 11 Oktober 1918". Grafmonument met portiek bekroond met een kruis. In de portiek staat een bronzen beeld van een soldaat die de wacht houdt.

  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, dossiers Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, Dilbeek, Sint-Ulriks-Kapelle, Sint-Ulrikskerk, 1959 (herstel oorlogsschade aan glasramen).
  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, dossier 13.83: Monographie de la Paroisse de Capelle St-Ulric (Doyenne d’Assche), 1 mai 1900, (Doyenne d’Assche) (onuitgegeven document – kopie van origineel uit Archief van het Aartsbisdom Mechelen).
  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, dossier 1608: Provincie Vlaams-Brabant gemeente 1700 Sint-Ulriks-Kapelle, Restauratie Sint-Ulrikskerk, Bouwhistorisch vooronderzoek, Eindrapport, studie uitgevoerd door A.M. Consult bvba Johan Grootaerts, restauratie Conservatie Expertisen Kleine Breedstraat 37 9100 Sint Niklaas, 2006.
  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, dossier 1609: restauratiedossier glasramen 1999.
  • BOON W., DE SMEDT L., DE VIDTS O. & VAN DEN NEST H. 1993: De Sint-Ulrikskerk, Monumentenmap uitgegeven door het gemeentebestuur van Dilbeek naar aanleiding van Open Monumentendag op zondag 12 september 1993, Dilbeek.
  • COEKELBERGHS D., JANSEN J. & JANSSENS W. 1979: Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen, Provincie Brabant, Kanton Asse, Brussel.
  • VERBESSELT J. 1966: Sint-Ulriks-Kapelle, Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw, Deel V, Tussen Zenne en Dender IV, Pittem, 295-314.
  • WAUTERS A. 1971 (heruitgave van 1855): Histoire des environs de Bruxelles, Description historique des localités qui formaient autrefois l'Ammanie de cette ville, deel 3 A, Brussel, 185.
  • WALRAVENS P. 1970: Sint-Ulriks-Kapelle vroeger en nu (vervolg), Eigen Heem, 1, 5, 130-139.

Auteurs: Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Is deel van
    Dorpskom Sint-Ulriks-Kapelle

  • Is deel van
    Sint-Ulriksstraat


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Ulrik [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/39057 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.