Uit verschillende perioden daterende constructie, ingeplant op een ophoging met kerkhof en gestutte bakstenen omheiningsmuur.
Beschrijving
De plattegrond ontplooit een driebeukig schip van zes traveeën, een ingebouwde oostertoren en een koor met driezijdige sluiting; tegen de toren, een doopkapel ten noorden en een sacristie ten zuiden. Het driebeukig pseudo-basilicale schip met oorspronkelijk slechts vier traveeën in barokstijl, werd in 1821 verlengd met twee traveeën en afgewerkt met een nieuwe westgevel (stenen afkomstig van de abdij van Ninove) met bouwjaar in het verweerd chronogram "Haec sacra aedes de Goyk Industria Parochiae instauratur".
De 17de-eeuwse traveeën zijn opgetrokken uit baksteenmetselwerk op een hoge onderbouw en met speklagen van zandsteen; rondboogvensters en steunberen met drievoudige versnijding. Bij de restauratie van circa 1953 werd het interieur gedecapeerd, wat het oorspronkelijke karakter schaadde. Blinde middenbeuk gescheiden van de zijbeuken door ronde zuilen met achthoekige sokkel, geprofileerde ring en vierkante dekplaat, die de gecaissonneerde scheibogen dragen. Middenbeuk voorzien van kruisribgewelven met brede ribben van baksteen en gordelbogen met caissonversiering gedragen door een kroonlijst op consoles; bepleisterde kruisgewelven met bakstenen gordelbogen op geprofileerde consoles in de zijbeuken.
De rechthoekige toren tussen schip en koor, ook gevat tussen bijgebouwen, heeft een romaanse oorsprong (12de eeuw) waarvan echter weinig overblijft. De uitstekende bovenbouw van zandsteen in klein breuksteenverband dateert vermoedelijk uit de 13de eeuw en is voorzien van smalle spitsboogvormige galmgaten onder de geprofileerde daklijst op zandstenen modillons; korte ingesnoerde spits (leien). De begane grond werd aangepast in de stijl van het schip.
Breder gotisch koor van twee traveeën uitlopend op een driezijdige sluiting, daterend uit de 16de eeuw. Kruisriboverwelving: de ribben lopen uit op schalken, opgevangen door geprofileerde kraagstenen. Hoge spitsboogvensters zonder maaswerk (dichtgemetseld in de koorsluiting en van de aanvang af blinde eerste travee) en steunberen. Smal toegangsdeurtje in de zuidzijde.
Doopkapel in overgangsstijl (eerste helft 13de eeuw) gebouwd tegen de noordzijde van de toren, in onregelmatig zandsteenverband en later verhoogd met baksteen; rond oculus in de oost- en rondboogvenster (eertijds deur?) in de zuidgevel; kruisribgewelf met gewelfsleutel en kraagsteen met knoppenkapiteeltje op een gebeeldhouwd hoofd. Ingebouwde trap in de westmuur.
Sacristie ten zuiden.
Mobilair
Schilderijen van L. Bonet (1834); een reeks houten heiligenbeelden in late barokstijl (begin 19de eeuw) nu opgesteld in het koor, onder meer Heiligen Nicolaas, Rochus, Jan-Baptist, Sebastiaan; Louis XV-communiebank, nu in het koor (18de eeuw), biechtstoelen en kansel (18de eeuw) in de zuidzijbeuk; fraaie Louis XIV-getinte koorlambrisering met wapenschild der de Gottignies (midden 18de eeuw); classicistisch portaal en orgeltribune (orgel van 1843, Hippolyte Loret, volgens archiefstukken); ingemetseld grafkruis met kleine gebeeldhouwde Christusfiguur in de zuidgevel (+ 1725).
- COSIJN A., Le village de Gooik, in Bulletin Touring Club België, 1921, p. 531-534.
- DE WEERDT J., Goyck en zijn kerk, in Eigen Schoon en de Brabander, 1927-28, p. 19 en volgende.