In de zuidhoek van de oorspronkelijk rechthoekige dries, begrensd door de Veldstraat, staat in de achtertuin van nummer 24 nog een merkwaardig 17de-eeuws gebouw dat hier tot de jaren 1870 mooi ingeplant was in zijn landelijke omgeving. Bij de splitsing van de eigendom werd toen op de rooilijn van de Veldstraat een nieuwe woning gebouwd waardoor het oude gebouw visueel van de straat afgesloten werd. In de jaren 1940 werd de woning nog uitgebreid en verbonden met het oude gebouw dat gereduceerd werd tot berging. Het 17de-eeuwse gebouw is in de volksmond gekend als 'Oud Antwerpen', een eigenaardige naam waarvan de oorsprong niet meer te achterhalen schijnt. De geschiedenis van het pand gaat terug tot 1675, jaartal dat vermeld staat op de deurlatei en in een balk binnenin het gebouw. Volgens archiefdocumenten was het goed toen eigendom van Johannes Van Hove, griffier van Opdorp, wiens dochter in 1658 gehuwd was met Jan Perremans, meier van het dorp, en die er ook verbleven tot begin 18de eeuw. Vanaf 1721 wordt het bewoond door griffier Willocx en later door zijn opvolgers. Tot het einde van het ancien régime bleef het gebouw dus bewoond door de opeenvolgende hoogwaardigheidsbekleders. Nadien verloor het gebouw aan aanzien maar bleef merkwaardig genoeg in de loop der jaren nagenoeg ongewijzigd en goed onderhouden.
De woning, die aanvankelijk achterin gelegen en haaks op de straat ingeplant was, is anno 2002 door een lage aanbouw verbonden met het rijhuis in de Veldstraat. Het 17de-eeuwse gebouw, opgetrokken uit traditionele bak- en zandsteen, telt zes traveeën en slechts één bouwlaag onder een zwart pannen zadeldak, mogelijk voorheen afgewerkt door trapgevels. De zijtopgevels, in een recentere baksteen gemetseld wijzen in ieder geval op een aanpassing. De verankerde voorgevel uitziend op de tuin is doorbroken door de originele zandstenen kruiskozijnen met ijzeren tralies, sponning, hoekblokken en duimen van de oorspronkelijke halve luiken en zijn overspannen door de kenmerkende ontlastingsbogen. De speklagen ter hoogte van de dorpels en hoek- en sluitstenen van de ontlastingsbogen zijn echter geschilderd. Sporen van de oorspronkelijke steigergaten zijn nog te zien onder de getrapte daklijst. Een prachtige en goed bewaarde deur bevindt zich in de derde travee. Ze is gevat in een zandstenen omlijsting met sponning, met bolkozijn getralied bovenlicht en bezit een uitgewerkte accoladeboogvormige latei met jaartal 1675 en typische renaissancemotieven met druiventrossen. De bewaarde houten strokendeur met kleinere loopdeur is nog voorzien van een mooi ijzeren sleutelgatplaatje, eveneens met renaissancedecoratie. In de rechter zijgevel zijn nog sporen aanwezig van een gedicht kruiskozijn dat nu deels verscholen zit achter het recente aanbouwsel. De achtergevel is haast blind en vertoont nog sporen van een witte kalklaag.
Het interieur bewaart de oorspronkelijke plattegrond en sobere aankleding. De samengestelde balklagen bestaan uit zware moerbalken met versierde uiteinden op natuurstenen consoles. Eén is eveneens 1675 gedateerd en is versierd met het IHS-monogram. De opkamer rechts behield de originele rode tegelvloer.