Voormalig stationsgebouw aan de spoorlijn Maldegem-Brugge, aangelegd in 1863 als verlenging van de lijn Eeklo-Maldegem van 1862 en Gent-Eeklo van 1861. Het eerste station van het gehucht Donk werd in 1878-79 gebouwd, aan de rijksweg Gent-Eeklo-Brugge even voorbij de grenspaal tussen Oost- en West-Vlaanderen op grondgebied Sijsele in West-Vlaanderen. Een volledig nieuw stationsgebouw op Maldegem-Donk, voor de provinciale grenspaal, werd gebouwd door de NMBS naar ontwerp en onder leiding van architect August Desmet. Het bouwplan werd goedgekeurd op 29 mei 1931. Het station was een belangrijke halteplaats voor de bezoekers van het sanatorium van Sijsele. De spoorlijn bleef in gebruik tot 1959. De lijn werd opgebroken maar het stationsgebouw in Donk bleef bewaard. De NMBS verkocht het verlaten stationsgebouw in 1992 aan particulieren die het gebouw op een passende wijze renoveerden in functie van een nieuwe bestemming met woon- en kantoorruimten.
Het voormalige stationsgebouw met woning van Donk heeft nog zijn oorspronkelijk aanzien van 1932 behouden. Het opmerkelijke gebouw met een asymmetrische opbouw en sober gedecoreerde baksteengevels is van een kenmerkend stationstype in interbellumarchitectuur. Het gebouw is ontworpen door architect August Desmet (1887-1967) en vormt een treffend voorbeeld van zijn zakelijk-expressionistisch oeuvre.
Herbestemd tot kantoor en woonfunctie vormt het gebouw een boeiend voorbeeld van hergebruik met de nodige bouwkundige ingrepen en aanpassingen, doch ook met respect voor de authenticiteit en kwaliteit van het originele gebouw. Zo is bijvoorbeeld alle houtwerk vervangen, maar volgens het originele ontwerp vernieuwd. Ook was het noodzakelijk enkele binnendeuren toe te voegen om de circulatie binnenshuis mogelijk te maken. Karakteristiek is de opbouw met verschillende blokvormige bouwvolumes van het lage bedrijfsgedeelte en de belendende woning met verdieping voor de stationsoverste. Het stationsgebouw is opgetrokken in een sterk versoberde baksteenarchitectuur onder zwarte pannendaken, met slechts beperkt decoratief metselverband en rechthoekige muuropeningen. Een vooruitspringend en hoger opgetrokken middengedeelte van het stationsgebouw bevat een portiek met de hoofdtoegang tot de "wachtzaal 3de klas". Ook aan de andere zijde is de toegang tot het perron geaccentueerd. Overhoeks geplaatste glazen bouwstenen als bovenlicht van de overluifelde deuren in de straat- en de perronzijde geven een duidelijk modern accent. De beredeneerde ruimte-indeling toont rechts van de wachtzaal een ontvangstbureel en links de kleinere "wachtzaal 1ste en 2de klas" en een kamer voor de voorraadartikelen. Links aangebouwd zijn nog kleine magazijnen en dienstruimten. Typerend detail voor de stationsarchitectuur uit die tijd is het gebruik van blauw-witte keramiektegels met de plaatsnaam van de halte.
Het nog goed bewaarde interieur is bijzonder in de beide voormalige wachtkamers door het eigentijdse karakter met een ongebruikelijke decoratieve vormgeving van kleurrijke lambriseringen met effen wandtegels in zwart, blauw en rood. De vloeren zijn vernieuwd, met behoud van de oorspronkelijke kleuren en gelegd volgens de oude patronen. De vaste houten hoekbanken zijn deels bewaard, evenals de beglaasde deuren. Er zijn enkele deuropeningen toegevoegd in aangepaste stijl.
- DE CEUNINCK P., Van de Krone tot het Eibey. Bouwkundig erfgoed in Donk, Heemkundige Kring Het Ambacht Maldegem, Jaarboek 1998, p. 131-134.
- NOTTEBOOM H., "Stoomvorst met uw dampen veder …". Geschiedenis van de spoorweg Gent-Brugge, Heemkundige Kring het Ambacht Maldegem,Jaarboek 1999, p. 163-208.