Kantoorgebouw in eclectische stijl, naar een ontwerp door de architect Ferdinand Hompus uit 1891. Opdrachtgever was Franz ( Carl Wilhelm Franz) Reinemund (Antwerpen, 1858-1934), een zakenman van Duitse origine met belangen in talrijke industriële ondernemingen. Zijn vader Johan Friedrich Reinemund (°Bremen, 1809), professor aan het Institut Supérieure de Commerce, en zijn echtgenote Maria Emma Antoinia Cramer (°Berlijn, 1818), hadden zich in 1835 vanuit Bremen te Antwerpen gevestigd, waar tussen 1846 en 1858 hun vier zonen geboren werden. Franz Reinemund was beheerder van de Compagnie Générale des Tramways d’Anvers en later van de automobielfabriek Minerva. Verder ontplooide hij activiteiten in de amusementssector, als belangrijk aandeelhouder van bioscoopexploitant Pathé en oprichter-beheerder van het verdwenen Théâtre des Variétés op de Meir. Het pand werd in 1999 herbestemd tot woningen.
Het kantoorgebouw Reinemund behoort tot het rijpe oeuvre van Ferdinand Hompus, die vanaf 1875 tot begin jaren 1910 als zelfstandig architect actief was. In navolging van zijn vader Joseph Antoine Hompus, ontplooide hij een productieve loopbaan in dienst van de burgerij. Vroeg in zijn carrière ontstonden naast neoclassicistische rijwoningen van een conventioneel type, enkele vroege uitingen van neo-Vlaamserenaissance-architectuur zoals de winkelhuizen slagerij Raes-Daems uit 1879 in de Steenhouwersvest en “In ’t zicht der Schelde” uit 1881 in de Scheldestraat. De architectuur van het kantoorgebouw Reinemund is verwant met de voorname burger- of herenhuizen in een herkenbare, klassiek geïnspireerde eclectische stijl, die Hompus tijdens de latere jaren 1880 en 1890 ontwierp. Tot de meest opmerkelijke voorbeelden behoren het hotel Passenbronder uit 1886 in de Jacob Jordaensstraat en het hotel Steppe uit 1888 in de Lamorinièrestraat. Ook bedrijfspanden als Brouwerij De Leeuw in de Coebergerstraat, maken deel uit van zijn oeuvre.
Het kantoorgebouw bestaat uit een hoofdvolume van vijf traveeën en vier bouwlagen onder een afgesnuit zadeldak, en een lagere achterbouw met U-vormige plattegrond en vleugels van ongelijke lengte rond een binnenplaats. De voorname lijstgevel onderscheidt zich door een parement uit witte natuursteen, met gebruik van blauwe hardsteen voor de pui, vensteromlijstingen, lekdrempels en de fries. Horizontaal geleed door waterlijsten, beantwoordt opstand aan de klassieke driedeling, opgebouwd uit de pui, de hoofdverdiepingen en de als attiek uitgewerkte topgeleding. De pui met plint wordt als sokkel geaccentueerd door schijnvoegen, rechthoekige spaarvelden en lisenen bepalen de kolossale orde van de bovenbouw die met een metopenfries is afgewerkt, en pilasters ritmeren de attiek. Verder in hoogte afnemende registers van brede, rechthoekige muuropeningen, met het portaal in de voorlaatste travee. Driehoekige frontons die alterneren met entablementen, en geajoureerde borstweringen met kruismotief, leggen de klemtoon op de bel-etage. Een houten kroonlijst op klossen en tandlijst vormt de gevelbeëindiging. Het houten schrijnwerk van de inkomdeur en vensters is bewaard, evenals het smeedijzeren traliewerk van de pui en de voetschraper.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1891#37; vreemdelingendossier 481#16109.