Op oude kaarten en archiefdocumenten aangeduid als "Hoeve ter Cauchie" of "Kasseigoed". De hoeve wordt voor het eerst vermeld in een pachtcontract van 1530, ze was eigendom van de heren van Moorsele en Ter Gracht, maar behoorde niet tot het foncier van de heerlijkheid. De hoeve wordt in 1530 verpacht voor een aanzienlijk bedrag (120 Karolus gulden of 240 pond parisis en 100 pond boter per jaar) wat wijst op het grondbezit van de hoeve, afkomstig uit de heerlijkheden van Moorsele en Ter Gracht. De hoeve was achtereenvolgens in eigendom van de adellijke families van der Gracht, de Liedekerke (een zijtak van de oude adellijke familie van Gavere), Basta, de Beer en de Lens. Het wapenschild van de familie De Beer is bewaard in het poortgebouw. Robrecht Frans de Beer, baron van Meulebeke was in 1735 eigenaar geworden van de hoeve, door schenking van Maria Florentia Basta. Naast deze hoeve erfde hij onder meer het kasteel van Moorsele en verschillende heerlijkheden. Door schenking en als gevolg van het kinderloos overlijden van Filips Alexander Jozef de Beer, wordt Jan Jozef Gisleen Ernst de Beer, kanunnik van Harelbeke, de nieuwe eigenaar. Bij zijn dood in 1780 schenkt hij al zijn bezittingen aan zijn neef Robrecht Maria Alexander Gisleen de Lens.
Eertijds volledig omwalde hoeve, voor het eerst afgebeeld op de kaart horende bij het landboek van Moorsele (1724) onder nr. 145 en beschreven als "Behuysde ende bewalde hofve ende boomgaert genaemt het Caulchie goet". Als "'t Cauchier goet" aangeduid op de Ferrariskaart (1770-1778); op de Atlas der Buurtwegen (1845) weergegeven zonder omwalling. Herkenbare volumes op deze kaart zijn het woonhuis, het bakhuisje en de stalvleugel met poortgebouw. Een deel van de stallen en de schuur worden tijdens de Tweede Wereldoorlog vernield en heropgebouwd. De schuur wordt in 1982 uitgebreid (zie mutatieschets van het kadaster).
Heden hoeve bestaande uit verankerde bakstenen bestanddelen onder pannen zadeldaken. Poortgebouw, stal, nieuwe loodsen en schuur in U-vorm opgesteld rond een deels verhard erf. Ten westen vrijstaand woonhuis en bakhuisje. Ten zuiden, tabaksast.
Noordelijke erfoprit gemarkeerd door 18de-eeuws poortgebouw van rode baksteen met hoekblokken van Atrechtse steen, zijgevels met vlechtingen. Boogvormige poort met wapenschild van de familie de Beer (Balegemse steen) met datum 1787. Naastgelegen smallere doorgang met muurkapel boven licht getoogde deuropening.
Boerenhuis. 18de-eeuwse lijstgevel, zeven traveeën en één bouwlaag van witbeschilderde verankerde baksteen op gepikte plint. Haaks aangesloten volume van twee traveeën volgens de mutatieschets van het kadaster van 1888, noordelijke zijgevel met vlechtingen. Licht getoogde muuropeningen met vernieuwd schrijnwerk. Licht getoogde deuropeningen, waarvan één met bewaard bovenlicht. Vernieuwde dakkapel.
Stalvleugel ten noorden, uit het einde van de 18de of het begin van de 19de eeuw. Laag volume van rode baksteen onder pannen zadeldak, doorbroken door twee dakkapellen. Licht getoogde deuropeningen met houten onder- en bovendeuren. Vernieuwde schuifpoort.
Bakhuisje, ten noordwesten, noordelijke zijpuntgevel gemarkeerd door vlechtingen en steunberen (centraal en op de noordwestelijke hoek).
- Gemeentearchief Wevelgem, Lantbouck der Prochie ende Baronnie van Moorsele (1724), kaart 2.
- Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, 207: Mutatieschetsen, Moorsele, 1888/49, 1944/42, 1946/31 en 1982/49.
- Architectuur in eigen buurt. Gevels en gebouwen in Wevelgem, een kennismaking, Kortrijk, 2002, p. 26-27.
- HAEYAERT P., Informatie gerealiseerd n.a.v. brief Info-Toerisme-Benelux- B.V.B.A. dd. op 1 maart 1989 en gericht tot het gemeentebestuur van Wevelgem, Wevelgem, 1989, p. 6-7.