Zuidoostelijk gelegen gehucht van Geel, ten zuiden van de E 313 en ten noordoosten van het meest zuidelijke gehucht Zammel, beide omsloten door de Wimp en de Grote Nete; vanaf 1536 vormden de woonkernen van Oosterlo en Zammel samen met de kleinere wijken Hazenhout, Varendonk (Laakdal), Blaardonk (Laakdal) en Watereinde (Laakdal) een parochie met verspreide gehuchten van elkaar gescheiden door akkerland en voornamelijk heide en broeken. Oosterlo vervulde op iets meer dan lokaal vlak een centrumfunctie als verkeersknooppunt op de weg naar Diest met de vestiging van een watermolen en een kasteel van het Berthoutgeslacht. Bovendien was het gehucht bereikbaar via de Nete confer een decreet van 1763 dat bepaalde dat de Nete bevaarbaar was tot Westerlo en vlotbaar tot Oosterlo.
Kleine woonkern met voornamelijk 20ste-eeuwse bebouwing, neogotische kerk en pastorie, gedomineerd door de gebouwen van het M.P.I. met bewaarde neogotische kloostervleugel van de vroegere kostschool Val-Sainte-Marie. Ten noorden van de Eindhoutseweg recreatiegebied met visvijvers (zie Netevallei), ten zuiden "broek"gebied doorkruist door de Grote Nete, groenzone aansluitend bij het beschermde landschap zogenaamde Zammels Buitenbroek. Voorts nieuwe verkavelingen in de omgeving van de Van Hoorne- en Van Merodestraten en de Berthoutsdreef met alleenstaande landhuizen uit het vierde kwart van de 20ste eeuw.
STIJNEN M., De parochie Zammel in vijf eeuwen, Tessenderlo, 1986.
Bron: KENNES H. & STEYAERT R. 2002: Inventaris van het cultuurbezit in Belgiƫ, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Mol, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n5, Brussel - Turnhout. Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)