Geografisch thema

Geel

ID
14469
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14469

Beschrijving

Meest westelijke gelegen gemeente van het kanton, sinds 1985 officieel stad, gelegen ten westen van Mol, ten noordwesten van Meerhout, ten noorden van Laakdal, ten oosten van Westerlo en Oevel, ten zuidoosten van Lichtaart en Kasterlee en ten zuidwesten van Retie. Grondgebied begrensd door de Kleine Nete in het noorden en doorsneden door het verbindingskanaal Schelde-Maas, de spoorlijn Antwerpen-Munchen-Gladbach, het Albertkanaal en de autosnelweg E 313. Geel is een regionaal verzorgingscentrum samengesteld uit een dicht bebouwde stadskern omringd door landelijk gebleven gehuchten. Het centrum omvat de parochies Sint-Dimpna en Sint-Amands met aansluitend ten noordwesten de gehuchten Elsum en Holven; rondom deze coherente kern liggen ten noorden. Ten Aard, ten oosten, Bel, ten zuiden, Stelen, Winkelomheide, Oosterlo en Zammel en ten westen Larum en Punt. Industrieterreinen liggen aan de E 313 en het Albertkanaal, verder omvat het grondgebied oude natuurgebieden, bossen, duinen, moeras- en broeklandschappen naast akker- en weilanden. De Sint-Dimpnalegende met de daaruit ontstane gezinsverpleging is belangrijk voor de Geelse geschiedenis en bezorgde de stad de eretitel van "Barmhartige Stede". Oppervlakte: 10.982 hectare, 34.172 inwoners (1-1-2002).

Vanaf de 11de- en 12de eeuw tot 1795 behoorde Geel tot de Heerlijkheid of het Land van Geel achtereenvolgens het bezit van de families Berthout (vóór 1155-1366), van Hoorne (1366-1484), de Merode (1484-1601), van Wittem-van den Berg (1601-1640), van Lorreinen (1640-1761) en de Rohan (1761-1795). Vermoedelijk kaderend in de centraliserende politiek van de Brabantse hertogen om de rurale economie te bevorderen door het oprichten van nederzettingscentra werd Geel in het tweede kwart van de 13de eeuw verheven tot Vrijheid. Mogelijk werd toen, zoals in Herentals, rond een marktplaats en een parochiekerk een nederzetting gesticht die door een straat (zie Nieuwstraat) in verbinding stond met de oudere woonkern rond het bedevaartsoord van Sint-Dimpna. Het stadsbestuur omvatte tijdens het ancien regime, naast de drossaard als vertegenwoordiger van de vorst en de schepenbank, ook een raad met vertegenwoordigers van de verschillende wijken. Deze elf heerdgangen of buurtschappen waren: Kerckhof (centrum), Hadschot, Winkelom, Stelen, Liessel, Oosterlo-Zammel, Poiel, Larum, Rauwelkoven, Elsum en Kievermont. De gehuchten Bel en Millegem, laatst genoemde tot 1818 een Geelse enclave in Mol, hadden tot op eind 18de eeuw een speciaal statuut met een laat- of cijnshof en een meier die instonden voor de lagere jurisdictie; op kerkelijk gebied behoorden deze beide gehuchten tot het bisdom Luik, terwijl de rest van het grondgebied tot 1559 bij het bisdom Kamerijk hoorde. Nadien hoorde Geel achtereenvolgens bij de bisdommen 's Hertogenbosch, Mechelen en Antwerpen.

Evenals tijdens de Brabantse Omwenteling van 1789 en de Boerenkrijg van 1798 was Geel tijdens de Belgische revolutie een van de Kempische verzetshaarden.

Op sociaaleconomisch gebied waren landbouw en veeteelt van oudsher tot in de 20ste eeuw van groot belang; vanaf de 20ste eeuw ligt de nadruk vooral op de melkveehouderij annex voederteelt. Daarnaast was Geel altijd een min of meer bloeiend economisch centrum; vanaf midden 14de eeuw tot midden 16de eeuw was er een regionaal commerciële en semi-industriële bedrijvigheid met een bloeiende laken- en linnenindustrie en vier vrije jaarmarkten, waarvan de bekende Palmenmarkt tot op heden een overblijfsel is. Door de oorlogstroebelen van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648), het verval van de textielindustrie in het vierde kwart van de 17de eeuw en de toenemende afzondering van de Kempen bleef in de 18de- en 19de eeuw slechts een aantal ambachtelijke bedrijven bestaan en daalde het handelsverkeer. Het Schelde-Maaskanaal (1844), de aanleg van enkele steenwegen tussen 1839 en 1845 en de spoorlijn Antwerpen-Gladbach (1875-1878) haalden Geel en de Kempen stilaan uit de economische isolatie. De ontplooiing van het gebied werd verder gezet met het graven van het Albertkanaal (1930-1939), de aanleg van de Boudewijnsnelweg (1964) en de vestiging van moderne industrieparken.

Nationale en internationale bekendheid dankt Geel aan de verzorging van geesteszieken. Volgens de legende werd de Ierse koningsdochter Dimpna in 600 door haar waanzinnige vader in Geel vermoord en werd ze begraven in de Sint-Maartenskapel, later vervangen door een bidplaats toegewijd aan Sint-Dimpna die omwille van de vele "miraculeuze" genezingen uitgroeide tot een befaamd bedevaartsoord. Aanvankelijk concentreerde de hagio-therapeutische verzorging van geesteszieke pelgrims zich in en rond de kerk, hieruit ontstond in de loop van de 15de eeuw de thuis- of gezinsverpleging waarbij de zieken zo veel mogelijk deelnamen aan het normale familiegebeuren, tot aan de Franse Revolutie werden de patiënten geplaatst onder toezicht van een kapittel. De behandeling omvatte een initiële noveen met een welbepaald ritueel en verblijf in de ziekenkamer naast de kerk, tijdens de 18de eeuw verdween geleidelijk aan de band met de heiligenverering en de hagio-therapeutische behandeling in de Sint-Dimpnakerk en werden de zieken zonder godsdienstig ritueel rechtstreeks bij particulieren ondergebracht. Patiënten uit gegoede families, die zelf voor het onderhoud van hun verwant instonden, verbleven doorgaans in het centrum; van de onbemiddelde zieken werden de kosten betaald door vertegenwoordigers van hun woonplaats, ze werden ondergebracht op landbouwbedrijven buiten het centrum; de meest gevaarlijke en marginale patiënten werden zo ver mogelijk van het centrum geplaatst, vooral in de gehuchten Ten Aard en Winkelomheide. De ziekenzorg werd in 1836 overgenomen door de gemeente Geel, later door de staat met de Krankzinnigenwet van 1850 en met het Bijzonder Reglement voor Geel van 1851 dat voorzag in de oprichting van de Rijkskolonie voor gezinsverpleging die het hele Geelse grondgebied omvat. De kostgangers waren van economisch belang voor Geel als goedkope werkkrachten voor de landbouw en de industrie, hun aanwezigheid betekende bovendien niet alleen een bron van inkomsten, maar bevorderde ook een grotere geldcirculatie die de lokale handel stimuleerde.

Centrale vestiging van de zogenaamde "Kolonie van Geel" is de "infirmerie" met verschillende paviljoenen en omringende woningen, en daarnaast, verspreid over de gehuchten, zijn er nutsvoorzieningen ten behoeve van de patiënten, hiervan resten aangepast de voormalige badhuizen van Stelen, Opstal 2 (1890), Larum, Larum 6 (1893), Kievermont, Rijn 166 (1896) en Holven, Dr.-Van de Perrestraat 262 (1901-1902). Aangezien de zogenaamde kostgangers- of kostgeverswoningen een integrerend deel zijn van de Kolonie, werden huizen en boerderijen vanaf het begin onderworpen aan een strikte reglementering voor het materiële onderdak van de patiënten: grootte, ligging en uitrusting van de kamers, kleding, loon en behandeling van de kostgangers evenals de voorzieningen van de kostgeverswoning werden vanaf 1852 vastgelegd in opeenvolgende reglementen. Het naleven van de richtlijnen wordt gecontroleerd door het bestuur en de werknemers van de Rijkskolonie.

In de hoevebouw vond men de neerslag van de gezinsverpleging in de aangebouwde bakstenen kamers van de kostgeverswoningen, al dan niet voorzien van betraliede vensters. Mogelijk speelden de richtlijnen voor de kostgangerskamers en het extra inkomen mee in het versteningsproces van de landelijke architectuur te Geel.

Het Geelse landschap veranderde grondig in de loop der eeuwen, voornamelijk in drie grote ontginningsperioden: 7de tot 9de eeuw, 11de tot 13de eeuw en vanaf circa 1775 tot midden 20ste eeuw. De wet van 23 maart 1847 wou, vergelijkbaar met de ordonnantie van Maria-Theresia van 1772, een stimulans zijn voor de ontginning van heidegronden. In tegenstelling tot andere Kempische gemeenten kende deze wet in Geel wel succes. Koning Leopold I kocht in 1853 het grootste deel van de Geelse Aard en nog vele hectaren in de naburige gemeenten. Door de aanwezigheid van het verbindingskanaal Schelde-Maas boden de heidegebieden nieuwe ontginningsmogelijkheden waarbij hooi- en houtwinning de voornaamste activiteiten waren van het Koninklijk domein. Ook baron Coppens bezat veel gronden op Ten Aard en vestigde er landbouwuitbatingen. Op gronden van het vroegere Koninklijk Domein in het noordoosten van de gemeente kwam in 1951 het Kempisch Domein tot stand in het kader van de reconversie van de landbouw, er werden een 25-tal moderne boerderijen opgetrokken met als hoofdbezigheid het houden van melkvee. Hetzelfde gebeurde in het veen- en moerasgebied de Zegge waar vanaf 1954 een vijftiental modelboerderijen werden opgericht door de Maatschappij voor Kleine Landeigendom. De meest ingrijpende veranderingen grepen plaats in de tweede helft van de 20ste eeuw ten gevolge van nieuwe ontginningen, industrialisatie, toenemende verstedelijking en de uitbreiding van het wegennet.

Geel telt een twintigtal nederzettingskernen met een oorsprong opklimmend tot de Middeleeuwen, de twaalf huidige parochies ontstonden uit de vroegere heerdgangen of buurtschappen. Bel, Zammel, Oosterlo, Larum, Elsum en Stelen zijn oudere gehuchten, terwijl Winkelomheide, Punt, Holven en Ten Aard pas na het midden van de 19de eeuw uitgroeiden tot grotere woonwijken. De demografische groei gaf in de 19de eeuw aanleiding tot de oprichting van afzonderlijke parochies: Larum (1855), Ten Aard (1870), Liessel-Stelen (1871), Oosterlo (1872) en Sint-Dimpna (1874); in de 20ste eeuw volgden Winkelomheide (1901), Holven (1939), Punt (1942) en Elsum (1969). Het huidige uitzicht van de stad wordt voor een groot deel bepaald door de twee kanalen, de E 313, de aanpalende industrieterreinen en de recent aangelegde ring. De groeiende verstedelijking met de aanleg van nieuwe woonwijken en straten deed de gehuchten naar elkaar toegroeien, zo sluit de bebouwing van de gehuchten Elsum en Holven aan bij deze van het centrum. Grosso modo kan gesteld worden dat Geel bestaat uit een dicht bebouwd handelscentrum met een landbouwzone ten noorden en een industriezone ten zuiden.

In navolging van de vroegere Latijnse School blijft Geel tot op heden een belangrijk onderwijscentrum met talrijke scholen, waarbij het Hoger Instituut der Kempen (H.I.K.) als grootste instelling voor hoger onderwijs in de Antwerpse Kempen geldt.

Natuurgebieden situeren zich vnl. in de alluviale vlakten van de Kleine Nete (Zegge en Mosselgoren), de Molse Nete (Selguis) en de Grote Nete (Malesbroek en Zammelsbroek); een hoger gelegen en droger natuurgebied wordt gevormd door de Belse duinen en het stuifzandgebied van de Asbergen. Ook de landschappen van Reivennen en Gooreind hebben een belangrijke natuurwetenschappelijke en esthetische waarde.

Omwille van de structuur van de gemeente als conglomeraat van diverse parochies worden de items per gehucht beschreven. Van de parochies Sint-Amands en Sint-Dimpna, die samen het aaneengesloten centrum vormen, worden de straten door elkaar behandeld, waarbij in de alfabetische volgorde ook alle geïnventariseerde straatnamen van de hele gemeente opgenomen worden met verwijzing naar de desbetreffende gehuchten die vervolgens eveneens in alfabetische volgorde worden besproken. Deze werkwijze laat toe om wijkbeelden te schetsen met vermelding van karakteristieke elementen. Bij het bepalen van de grenzen van de gehuchten werd gebruik gemaakt van de straatnamenlijst van de stad Geel met een gecodeerde aanduiding van de ligging van straten en huizen.

  • DIRIKEN P., Geogids Geel, Olen, Westerlo, s.l., 1994.
  • KOYEN M.H. EN DE BONT M., Geel door de eeuwen heen, Geel, 1975.
  • NEVELSTEEN A., Geel met zijn gehuchten, Tongerlo, sine dato.
  • S.N., Geel van gisteren tot morgen, Mol-Geel, s.d.
  • S.N., Goeden dag uit Gheel, 1901-2001, Geel, 2001.
  • S.N., Jaarboeken van de Vrijheid en het Land van Geel, I-XXXV, 1962-1999.
  • VAN BROECKHOVEN W., Geel in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1972.
  • VAN GESTEL L. EN DESTOMBES F., Groot in het Kleine, Geel, 1992.
  • Talrijke gegevens verstrekt door stadsarchivaris M. De Bont.
  • Gegevens verstrekt door W. Andries, Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis-archief.

Bron: KENNES H. & STEYAERT R. 2002: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Mol, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n5, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Bel

  • Omvat
    Burgerhuis

  • Omvat
    De Grote Nete en het paraboolduincomplex tussen Meerhout en Geel

  • Omvat
    De Zegge

  • Omvat
    De-Billemontstraat

  • Omvat
    Doelenstraat

  • Omvat
    Dokterswoning Sano

  • Omvat
    Dorpswoning

  • Omvat
    Dorpswoningen

  • Omvat
    Elsum

  • Omvat
    Geel War Cemetery

  • Omvat
    Grote Nete van Zammel tot Zoerle, Beeltjens en de depressie van Goor-Asbroek

  • Omvat
    Heuvelrug tussen Herentals en Lichtaart met de Netevallei

  • Omvat
    Historische stadskern van Geel

  • Omvat
    Hoekhuis

  • Omvat
    Hoekhuis

  • Omvat
    Hoeve Brukelhoeve

  • Omvat
    Holven

  • Omvat
    Kameinestraat

  • Omvat
    Kapel Onze-Lieve-Vrouw Hulp in Nood

  • Omvat
    Kapel van Kievermont

  • Omvat
    Kapel van Winkelom

  • Omvat
    Kempische dwarsschuur

  • Omvat
    Kempische schuur

  • Omvat
    Kollegestraat

  • Omvat
    Laar

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve

  • Omvat
    Langgestrekte hoeve

  • Omvat
    Larum

  • Omvat
    Lebonstraat

  • Omvat
    Markt

  • Omvat
    Molen van de Gansakker

  • Omvat
    Molenaarswoning

  • Omvat
    Molseweg

  • Omvat
    Nieuwstraat

  • Omvat
    Oosterlo

  • Omvat
    Opgaande linde bij de Sint-Dymphnakapel

  • Omvat
    Pallo

  • Omvat
    Pas

  • Omvat
    Punt

  • Omvat
    Reivennen

  • Omvat
    Rijn

  • Omvat
    Rozendaal

  • Omvat
    Selguis / Kievermontbroek

  • Omvat
    Sint-Dimpnakapel

  • Omvat
    Sociale huisvesting uit 1950

  • Omvat
    St.-Dimpnaplein

  • Omvat
    Stadswoning

  • Omvat
    Station Geel

  • Omvat
    Stationsstraat

  • Omvat
    Stelen

  • Omvat
    Ten Aard

  • Omvat
    Villa Heidebloem

  • Omvat
    Waaiburg

  • Omvat
    Watertoren

  • Omvat
    Winkelhuis

  • Omvat
    Winkelomheide

  • Omvat
    Woonstalhuis

  • Omvat
    Woonstalhuis

  • Omvat
    Woonstalhuis

  • Omvat
    Zammel

  • Omvat
    Zammelsbroek en Trichelbroek

  • Omvat
    Ziekenhuis Oud Gasthuis

  • Is deel van
    Kanton Mol


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Geel [online], https://id.erfgoed.net/themas/14469 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.