Loopt in een bocht van de Dampoortstraat over het Zuidervaartje naar de Damse Vaart-Zuid. Op de Atlas der Buurtwegen (circa 1845) aangeduid als privé-weg. Na de Eerste Wereldoorlog krijgt de weg, lopend door landelijk gebied, de naam Veldstraat. De huidige naam, gegeven in 1948, refereert aan de kunstschilder en schrijver Karel van Mander (1548-1606).
Het eerste stuk volgt het tracé van de voormalige kloosterdreef van het kartuizerklooster "Genadedal" of "Dal van Gratiën", gesticht in 1318 onder de bescherming van graaf Robrecht van Bethune. Het is een van de eerste kartuizerkloosters in de Zuidelijke Nederlanden. Het kloosterdomein situeert zich op een stuk grond gelegen aan de vestingen (tussen Kruis- en Speipoort), tussen de Moerkerkse Steenweg en de waterloop de Ede. Het klooster ligt binnen de stadspalen en op gronden van het Proosse. Het klooster heeft een grote uitstraling. Van hieruit worden meerdere nieuwe stichtingen gerealiseerd (onder meer in Luik, Doornik en Utrecht). Leden uit belangrijke Brugse families treden in, zoals Pieter Adornes in 1454. Het klooster staat aangeduid met vermelding "Satereusen" op de kaart van Pieter Pourbus (1561-1571).
De afbeelding op de kaart van Marcus Gerards (1562) is als volgt: de volledig omwalde site is toegankelijk vanuit het zuiden, aan de oostkant van de georiënteerde kerk liggen de kloostergebouwen met rond de pandgang de afzonderlijke kloostercellen. In 1578 worden omwille van de godsdiensttroebelen, en op bevel van de stadsmagistraat het klooster, samen met het "Blauw Kasteel" (zie Blauwkasteelweg) en de kerk van Sint-Kruis (zie Moerkerkse Steenweg), afgebroken. De monniken vluchten naar de stad en vestigen zich na verschillende omzwervingen in de Langestraat op de plaats van het Sint-Obrechtsgodshuis (zie Brugge 18nb, Langestraat) waar vanaf de eerste helft van de 17de eeuw een nieuw klooster wordt gebouwd. Van de kloostergebouwen aan de Karel van Manderstraat blijft niets meer over. De monniken gebruiken nog een deel van de vrijgekomen terreinen als weide met boomgaard en hoeve, het grootste deel wordt verpacht. Achter nummers 53 en 55 liggen twee gebouwen horend bij de voormalige hovenierswoning. Tijdens de Franse Tijd worden de landerijen te koop gesteld en later als hoveniersland in gebruik genomen.
Voor de aangroeiende bevolking van het Dampoortkwartier wordt in 1962 (Koninklijk Besluit van 8/3/1962) een nieuwe parochie opgericht met een basisschool en kerk (nummer 115). De straat heeft heden een overwegende woonfunctie.
Het eerste straatdeel tot aan het Zuidervaartje bestaat grotendeels uit een aaneengesloten bebouwing met arbeidershuizen uit het Interbellum, meestal met twee traveeën en twee bouwlagen onder al dan niet gemansardeerde zadeldaken.
Het beeldbepalende hoekhuis nummer 2 (heden een kruidenierszaak) bij de Dampoortstraat met opschrift "ANNO / 1933", was oorspronkelijk een café met feestzaal, prominent gelegen in het centrum van het Dampoortkwartier, aan het kruispunt met de Julius Delaplacestraat. Vanaf het Zuidervaartje tot aan de Damse Vaart-Zuid heeft de straat een residentieel karakter met villa's uit de tweede helft van de 20ste eeuw.
- Stadsarchief Brugge, Bouwvergunningen, nummer 1041/0696, 1932.
- CAFMEYER M., Sint-Kruis, oud en nieuw, 1970, pagina 11, p. 39.
- DUYCK R., Sint-Kruis, geschiedenis van de Brugse rand, 1987, p. 19, p. 37.
- SCHOLTENS H.J.J., Het Kartuizerklooster Dal van Gracien buiten Brugge, in Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, 1940-1946, p. 133-200.
- SCHOUTEET A., De straatnamen van Brugge. Oorsprong en betekenis, 1977, p. 104.