Het archeologisch onderzoek, gecombineerd met de resultaten van het onderzoek uit 2015 geeft duidelijk aan dat het onderzoeksgebied een meerperiodesite herbergt met zowel middeleeuwse als postmiddeleeuwse sporen. De sterke verstoring, vaak minder goede bewaringstoestanden, lage vondstendichtheid en de slechts gedeeltelijk onderzochte oppervlakte met verschillende dieptes maakt dat onderstaande interpretatie zeer beperkt blijft.
Ondanks de summiere resultaten was het toch mogelijk om de sporen in drie perioden op te delen.
De oudste sporen van het onderzoek kunnen in het tweede kwart van de 15de eeuw gedateerd worden en bestaan uit twee naast elkaar gelegen houten kalkputten. Tijdens het huidige onderzoek werden verder geen duidelijke bewoningssporen aangetroffen die uit deze periode dateren. Tijdens het proefsleuvenonderzoek van 2015 kon echter wel een dieper gelegen NW-ZO georiënteerde ijzerzandsteenfundering worden geregistreerd. Een exacte datering hiervan bleef echter onduidelijk maar een datering in de late middeleeuwen kan worden vooropgesteld.
De weinige bewoningssporen aan de noordzijde van de Verversgracht uit de (laat-)middeleeuwse periode kan vermoedelijk verklaard worden door de ligging van het gebied. Gelegen in de alluviale vallei van de Demer wijzen de aangesneden alluviale afzettingen vermengd met ouder materiaal erop dat deze zone, ingesloten tussen diverse stromen, sterk onderhevig was aan overstromingen. De aanwezigheid van twee kalkputten wijst er wel op dat deze zone als werkruimte werd gebruikt, minstens vanaf de 15de eeuw. Een mogelijke interpretatie zou gevonden kunnen worden in de lakennijverheid. Eén van de onderdelen in de chaîne opératoire van de lakenproductie was namelijk het wassen van de geweven stof om deze te ontvetten en matteren. Dit gebeurde door de lakens enkele uren te trappelen in tonnen met water en zand, vollersaarde (ook wel zwelklei of Bentoniet genoemd), kalk, boter, zeep of urine en vervolgens te spoelen. De ligging nabij de Verversgracht – wijzend op de kleuring van het Diestse laken – en het feit dat de bogaarden tot aan het einde van de 16de eeuw actief waren in de lakennijverheid lijken erop te wijzen dat de aangesneden kalkputten hiermee in verband staan. Verdere aanwijzingen of een duidelijke connectie met het Bogaardenklooster ontbreekt echter.
De overige sporen hebben een postmiddeleeuwse datering en kunnen quasi allen gerelateerd worden aan een woning in het zuidwestelijke deel van het onderzoeksgebied. Deze woning moet een iets oudere voorloper hebben gehad op dezelfde locatie zoals aangetoond wordt door een uitbraakspoor en muur die tijdens het onderzoek van 2015 werden aangetroffen en in de 17de eeuw gedateerd kunnen worden.
De overige muurresten kunnen op basis van de baksteenformaten allen tot eenzelfde bouwfase in de 19de eeuw gerekend worden. Dit pand was met de achterzijde gesitueerd langs de Verversgracht en sloot aan bij de huidige nog bestaande bebouwing aan de westzijde van het onderzoeksgebied, zoals nog zichtbaar op een begin 20ste-eeuwse foto. De omvang van het hoofdvolume sluit qua breedte ook mooi aan bij de bebouwing ten westen en kan bijgevolg geschat worden op een volume van minstens 150 m². De woning werd in het midden van de vorige eeuw gesloopt.
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: ARON bvba
Is deel van
Historische stadskern van Diest
Is deel van
Verversgracht- Ezeldijksite
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bogaardenstraat [online], https://id.erfgoed.net/waarnemingen/983886 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.