Er zijn geen (prehistorische) sporen aangetroffen tijdens het terreinwerk, maar door de obstakels kan niet uitgesloten worden dat deze wel aanwezig waren, maar niet als dusdanig herkend konden worden. Op basis van eerdere onderzoeken wordt er echter vanuit gegaan dat de focus van activiteiten binnen de neolithische enclosure in de zuidwestelijke zone gezocht moet worden. Het is inderdaad weinig waarschijnlijk dat het volledige areaal van ca. 90 ha intensief gebruikt was.
Het aangetroffen vondstmateriaal is weinig diagnostisch en moeilijk te dateren, waardoor dit veel ruimte open laat voor weinig concrete interpretaties. Het gaat hierbij voornamelijk om natuursteen en vuursteen, naast een paar fragmenten verbrande klei/leem, aardewerk en schelp. Er is o.a. één vuurstenen schrabber aangetroffen, mogelijk geretoucheerd uit een kleine kernafslag of niet-afgewerkte bijl. Door de gebruikte onderzoeksmethoden moet ervan worden uitgegaan worden dat slechts een minderheid van het daadwerkelijk aanwezige vondsmateriaal uit de uitgegraven storthopen kon gerecupereerd en onderzocht worden. De staalname is daarnaast ook te klein om op basis hiervan extrapolaties te maken voor het volledige perceel. Het is echter niet onwaarschijnlijk dat de hoeveelheid (prehistorische) vondsten perfect te verklaren is als ‘bijvangst’ uit de bouwvoor en/of als restanten van one-off activiteiten ter plaatse. Ook de prospectievondsten die in het verleden op deze centrale percelen zijn verzameld lijken in die richting te wijzen.