Vastgesteld landschapsatlasrelict

Ieperse vestingen en omgeving, bossen ten zuiden en heuvelrug Wijtschate-Mesen

Vastgesteld landschapsatlasrelict van tot heden

ID
10453
URI
https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/10453

Besluiten

Ieperse vestingen en omgeving, bossen ten zuiden en heuvelrug Wijtschate-Mesen
vaststellingsbesluiten: 04-07-2013  ID: 5199

Rechtsgevolgen

Meer informatie over de rechtsgevolgen van vaststellingen vind je op onze website.

Beschrijving

Het gebied van de Ieperse vestingen en omgeving, bossen ten zuiden en heuvelrug Wijtschate-Mesen is vastgesteld in de landschapsatlas.



Waarden

ruimtelijk-structurerende waarde

De ruimtelijk-structurerende waarde uit zich door het natuurlijk reliëf en in het bijzonder door de zuidwest-noordoost georiënteerde heuvelrug, tevens de waterscheiding tussen het Leie- en het IJzerbekken. De ligging van de heuvelrug is bepalend voor het grondgebruik en de ligging van lokale wegen. Bossen zijn beperkt tot de landbouwkundig minderwaardige gronden op de heuvelrug en steile en vochtige hellingen. Akkers zijn dominant in het westelijke en lager gelegen deel van de ankerplaats. De flanken van de heuvelrug zijn versneden door beekvalleien, die de ruimte daardoor verder compartimenteren. Beekbegeleidende houtige begroeiing en graslandstroken maken de beekvalleien hier en daar nog goed herkenbaar. Het oude wegenpatroon wordt gedicteerd door het reliëf: hoofdwegen meestal op de grote heuvelrug, kleinere wegen vaak op de ruggen tussen de beekvalleien.

De heuvelrug, geaccentueerd door bossen, is de meest dominante reliëfvorm binnen de ankerplaats. Deze wordt alleen kunstmatig versneden door de sleuf van het Kanaal Ieper-Komen en door de spoorweg Ieper-Kortrijk die daardoor de natuurlijke landschapseenheden fysiek scheiden.

De kerktorens van Wijtschate en Mesen en de Vredestoren bij Mesen vormen door hun ligging op de hoogste punten van de heuvelrug en door hun kenmerkende vorm bakens in het landschap. Buiten de grenzen van de ankerplaats zijn de torens van Ieper, de Kemmelberg en de andere toppen van de West-Vlaamse getuigenheuvels belangrijke herkenningspunten. De vestinggrachten van Ieper begrenzen de stedelijke ruimte en zorgen voor de scheiding van de dichtbevolkte stad en het schaars bebouwde buitengebied. De Menenpoort is binnen de vestingstructuren een opvallend baken.

sociaal-culturele waarde

De sociaal-culturele waarde wordt getypeerd door de dominante aanwezigheid van openbare bossen op de heuvelrug. Deze bossen werden vanaf de 13de eeuw door rijke patriciërs aan Ieperse liefdadigheidsinstellingen geschonken, die ze op hun beurt nog eeuwenlang in handen zouden houden waardoor ze, heraangeplant na de Eerste Wereldoorlog, tot op vandaag openbaar bos zijn gebleven. Deze zogenaamde Gasthuisbossen zijn eigendom van het OCMW en als provinciedomein publiek toegankelijk waardoor ze een belangrijke recreatieve functie hebben gekregen in de hedendaagse vrijetijdsbesteding van de bevolking in de wijde omgeving ervan.

De oorlogserfenis van de ‘Ieperboog’ geeft het landschap een bijzondere herinnering- en belevingswaarde waardoor jaarlijks vele duizenden bezoekers worden aangetrokken. Het Eerste Wereldoorlogstoerisme en meer en meer ook de beleving van het platteland draagt bij aan de sociaal-culturele waarde van het gebied. In de ankerplaats zijn in dit opzicht vooral de Britse begraafplaatsen en de talrijke, verspreide relicten van militaire infrastructuur een trekpleister. Ook het langgerekte snoer van mijnkraters op de heuvelrug tussen Sint-Elooi en Mesen over Wijtschate, die herinnert aan de Mijnenslag van 17 juni 1917, draagt bij aan de sociaal-culturele waarde. De tot vaak diepe waterplassen geëvolueerde kraters vormen stille plekken van herdenking, bijvoorbeeld de Spanbroekmolentrechter of zogenaamde ‘Pool of Peace’. Een door zijn omvang bijzonder herdenkingsmonument is de Menenpoort inclusief de hiermee onlosmakelijke verbonden Last Post-ceremonie. Het draagt samen met de andere oorlogssites en musea in de buurt (Zonnebeke en Ieper) bij tot de beleving van en herinnering aan het oorlogsverleden. Het huidige landschap is echter in aanzienlijke mate het resultaat van de wederopbouw na de Eerste Wereldoorlog (1920-1924). Het betreft niet alleen woonkernen met huizen en andere gebouwen maar ook de inrichting en het herstel van het platteland zelf. De Gasthuisbossen bijvoorbeeld werden nagenoeg volledig heraangeplant in deze periode. Het bouwkundig erfgoed dat volgens de wederopbouwarchitectuur werd opgericht heeft een historische en een sociaal-culturele betekenis, enerzijds als uitdrukking van de historische tijdsgeest, anderzijds als hedendaagse herinnering aan de naoorlogse periode.

esthetische waarde

De esthetische waarde wordt bepaald door de grote natuurlijke reliëfverschillen, veroorzaakt door de hydrografie, die zorgen voor een visueel-ruimtelijke compartimentering. De hogere ligging van de heuvelrug valt vanuit het open landbouwlandschap op en de bossen bovenop deze heuvelrug versterken deze visuele begrenzing. Aan weerszijden van de heuvelrug zijn panoramische vergezichten mogelijk. Minder verreikende zichten zijn talrijk vanuit de beekvalleien naar de heuvelkam.

De steilste hellingen van de heuvelrug worden vaak als grasland gebruikt. De bijzondere positie in het landschap en het contrasterende grondgebruik in een overigens door akkers gedomineerd landschap zorgt voor markante terreinovergangen, bijvoorbeeld nabij ‘Bellewaerde Ridge’, op de oostflank van de Bassevillebeek en in de valleien van de Wijtschatebeek en Steenbeek. Op kleinere schaal vormen ook de kanaalsleuf (domein Palingbeek) en de spoorwegsleuf (nabij Hill 60) door hun lagere ligging doorheen de heuvelrug, met aan weerszijden een steile helling, een markant en visueel aantrekkelijk geheel. Eveneens markant is de contrasterende overgang tussen het Ieperse stadscentrum en het buitengebied via de goedbewaarde vestingstructuren en het waterrijke voorland (Verdronken Weide en Zillebeke Vijver). De geometrische structuur van de vestinggrachten is goed herkenbaar en wordt geaccentueerd door bomenrijen en parkaanleg. Door hun authenticiteit, intactheid, monumentale vormgeving en ligging hebben enkele oorlogsmonumenten een grote artistiek-landschappelijke waarde, bijvoorbeeld Hill 60, Hill 62 en de Menenpoort. Een bijzondere bijdrage aan de belevingswaarde van het landschap wordt geleverd door de talrijke opvallende Britse begraafplaatsen waarin architectuur en aanleg een grote rol speelden en die steeds was geïnspireerd op het als tijdloos beschouwde neoclassicisme.

historische waarde

De historische waarde wordt bepaald door de aanwezigheid van bossen op de heuvelrug, als delen van een ooit veel uitgestrekter en aaneengesloten areaal, dat een groot deel van de ankerplaats domineerde in de 18de eeuw, en mogelijk ook voordien, en in de tweede helft van de 19de eeuw in aanzienlijke mate reduceerde en fragmenteerde. Vooral de bossen in het bezit van de Ieperse gasthuizen (Gasthuisbossen) bleven na de Franse Revolutie gespaard van onteigening en verkoop. Als gevolg van hun ligging in de frontzone van de Ieperboog werden ze tijdens de Eerste Wereldoorlog verwoest, maar nadien meestal heraangeplant. Momenteel zijn ze nog steeds in het bezit van het OCMW. Ondanks het eeuwenlange, dynamische spanningsveld tussen landbouw- en bosgebruik als gevolg van demografische en economische omstandigheden, getuigt de huidige ligging van de bossen op de heuvelrug van de voor landbouw ongeschikte fysisch-geografische terreinkenmerken. Het 18de-eeuwse landbouwlandschap transformeerde als gevolg van de industriële ontwikkelingen en economische factoren in de daaropvolgende twee eeuwen van een kleinschalig bocagelandschap met verspreide bebouwing naar een open, grootschalig landbouwgebied waarin het akkergebruik nog steeds domineert en graslanden beperkt zijn tot beekbegeleidende stroken, steile hellingen en huiskavels. Ondanks de grondige transformatie bleef de basisstructuur bewaard: verspreide bebouwing met weilanden dicht tegen de hoeve en de akkers op enige afstand.

Behalve Ieper kende ook het kleinere Mesen dankzij de lakenindustrie een voorspoedige stadsontwikkeling in de volle middeleeuwen, later zou de stad verpauperen. Ook de dorpen Zillebeke, Voormezele en Wijtschate dragen een oude dorpsontwikkeling in zich. Mesen en Voormezele hebben onder meer een abdijgeschiedenis. Als gevolg van de specifieke ontwikkelingen tijdens de initiële fase van de Eerste Wereldoorlog en de bijzondere ligging van de heuvelrug rond Ieper werd de ankerplaats het toneel van een jarenlange stellingenoorlog waarbij het landschap volledig verwoest werd. Ook de betrokken steden en dorpen werden volledig of nagenoeg volledig verwoest. Na de oorlog werden de meeste landschapsstructuren naar het vooroorlogse voorbeeld hersteld: wegen, percelen, bossen en hoeves werden op nagenoeg dezelfde plek heraangelegd. Ook in de stads- en dorpskernen werd geopteerd voor een systematische wederopbouw. Door het specifieke materiaalgebruik, de gekozen gebouwtypologieën, de toegepaste stijlen en de gevolgde stedenbouwkundige principes, nauw verbonden met de ideologie en de pragmatiek van het wederopbouwproject, ontstond een samenhangend wederopbouwlandschap dat geënt was op de vooroorlogse landschapspatronen. Samen met de talrijke oorlogsmonumenten, gedenktekens, militaire begraafplaatsen, mijnkraters en relicten van het pokdalig oorlogslandschap herinnert het wederopbouwlandschap aan de belangrijke strategische ligging van de heuvelrug en bepaalt het nog steeds de huidige aanblik van het landschap waaraan het tevens een eigen identiteit geeft. Alle gebouwen uit de wederopbouwperiode zijn van een zekere historische waarde, omdat ze vertellen over het wederopbouwproject, de praktische uitvoering en de ideeën die eraan ten grondslag liggen. Sommige van deze gebouwen hebben ook een monumentale waarde omdat ze bewust opgericht werden of een constructie bezitten met de bedoeling iets te herdenken, bijvoorbeeld de Menenpoort (Ieper) als exponent hiervan. Ook de hoeves die door het Koninklijk Gesticht van Mesen werden gebouwd en later zijn heropgebouwd zijn bijzonder waardevol door de rijkheid aan geaccentueerde streekeigen bouwelementen.

De nabijheid van Ieper is mee bepalend geweest voor de landschapsontwikkeling in de ankerplaats. Eén van de vier buitenwijken, de Sint-Michielsparochie situeerde zich in de 13de en 14de eeuw in de Verdronken Weide die in de 17de en 18de eeuw werd gebruikt om door middel van onderwaterzetting de stad te verdedigen. Naar aanleiding van de recente inrichting van het gebied ten behoeve van de drinkwatervoorziening werden de sporen van de middeleeuwse buitenwijk blootgelegd. Voor de middeleeuwse watervoorziening werden onder meer de Vijverbeek en de Bellewaardebeek afgedamd wat het ontstaan gaf aan de Zillebeke Vijver en Bellewaerde Vijver. De 17de-18de-eeuwse Vaubanvestingen zijn goed bewaard gebleven in het zuiden en oosten van de stad. In de 19de eeuw werden deze vestingen omgevormd tot een parkpromenade in landschappelijke stijl. Hoewel de parkaanleg ervan in beide wereldoorlogen verwoest werd, weerspiegeld de huidige heraanleg ervan nog steeds het oorspronkelijke ontwerp. Het kanaal Ieper-Komen getuigt ondertussen van de 19de-eeuwse economische belangen en de drang om Ieper via het waterwegennet toegang te verschaffen tot het Waalse steenkoolbekken. Het onafgewerkte en ongebruikte kanaal en de bijhorende sluizen vormen een waardevol industrieel waterbouwkundig erfgoed.

natuurwetenschappelijke waarde

De natuurwetenschappelijke waarde wordt gevormd door de dominante aanwezigheid van een zuidwest-noordoost gerichte heuvelrug als gevolg van tertiaire, erosiebestendige kleiige lagen en kwartaire grindafzetting, tevens waterscheidingskam tussen Leie- en IJzerbekken. De specifieke geologische opbouw met afwisseling van tertiaire zandige en kleiige lagen resulteert in bronniveaus op verschillende plaatsen. De ondiepe, weinig doorlatende lagen veroorzaken tijdelijk stuwwater. Door terugschrijdende bronerosie wordt de heuvelkam versneden tot een golvende helling met afwisselend interfluviale ruggen en valleitjes. Enkele beken hebben nog een vrij natuurlijk meanderend verloop en hun valleien hebben een asymmetrische vorm die stroomafwaarts meer uitgesproken is. De specifieke tertiaire geologie, met afwisselend watervoerende en niet-watervoerende lagen en aan de basis de zware Ieperiaanse klei, veroorzaakt verglijdingen op steile hellingen. De dikte van het quartair dek, die gemiddeld rond de 5m schommelt, kan daardoor op die plekken sterk variëren. De herhaaldelijke verglijdingen en instortingen van de sleufhellingen waren er de oorzaak van dat het Kanaal Ieper-Komen nooit in gebruik kon worden genomen en sindsdien ontwikkelde tot een rijk en gevarieerd natuurgebied met alle successiestadia van open water, moeras en bos.

Reliëf en bodemcondities zijn in belangrijke mate bepalend geweest voor de differentiatie van het grondgebruik, wat resulteerde in een opvallend contrast tussen de bosrijke heuvelrug en de oude landbouwgebieden van de brede valleigebieden. De beboste plekken met een langdurig, ononderbroken bosgebruik worden gekenmerkt door de aanwezigheid van een zogenaamde oud-bosflora. De heiderelicten op deze plaatsen getuigen zowel van specifieke bosgebruiken (hakhoutbeheer), van perioden van bosdegradatie (wastines) en van de voedselarme bodemcondities. De heide- en oud-bosflora geven aan de bossen een hoge natuurbehoudswaarde.

In het huidige landbouwlandschap herinneren de (knot)bomen, houtkanten, bomenrijen en haagrelicten langs perceelsranden en waterlopen, samen met enkele zeer schaarse half-natuurlijke graslandvegetaties, aan de traditionele landbouwgebruiken die tot 18de -19de eeuw in voege waren. Behalve een cultuurhistorische hebben ze een landschapsecologische waarde. Poelen zijn nog wijd verspreid aanwezig en niet zelden ontstaan als bom- of mijnkrater, ze zijn van belang als habitat voor amfibieën. Het laaggelegen moeras- en meersengebied van de Verdronken Weide en de Zillebeke Vijver (Ieper) komt sinds de herinrichting (1995) tijdens de wintermaanden opnieuw onder water te staan. De begroeiing verwijst naar een eeuwenlang stabiel grondgebruik als vijver, grasland of rietmoeras. In het winterhalfjaar is het gebied nu een belangrijke rust- en foerageerplek voor water- en moerasvogels.

Er zijn sterke relaties tussen reliëf, hydrologische omstandigheden en bodem enerzijds en (historisch) grondgebruik anderzijds: langdurig bos op marginale gronden en steile flanken; grasland op steile valleiflanken, in natte beekdalen en op kleibodems, akkers op beter bewerkbare en van nature meer vruchtbare plekken. Het langdurig stabiel grondgebruik in combinatie met specifieke abiotische condities wordt weerspiegeld in specifieke, ecologisch waardevolle habitats en flora (bos met oud-bosplanten en heiderelicten, mesotroof elzenbroekbos, licht bemeste, natte graslanden).


Aanduiding van

Is de vaststelling van

Ieperse vestingen en omgeving, bossen ten zuiden en heuvelrug Wijtschate-Mesen

Kemmel, Wijtschate, Wulvergem (Heuvelland), Hollebeke, Ieper, Voormezele, Zillebeke (Ieper), Mesen (Mesen), Zandvoorde (Zonnebeke)
Dit gebied omvat de bewaarde vestinggordel rond Ieper met de Verdronken Weiden en Zillebekebijver, de bossen rond 't Hoge en Zwarteleen, het domein De Palingbeek met het verwezen kanaal Ieper-Komen, de landbouwgebieden en bossen rond Voormezele, Sint-Elooi en Hollebeke en de Steenbeekvallei met de heuvelrug van Wijtschate-Mesen. Ook delen van de dorpskernen van Zillebeke, Voormezele en Wijtschate zijn opgenomen, evenals een deel van de stadskern van Mesen. Nabij de hoogste heuveltoppen komen brongebieden voor. Een groot deel van dit gebied behoorde tot het frontgebied van de Eerste Wereldoorlog, waardoor dorpen en hoeven vaak bestaan uit wederopbouwarchitectuur. Er komen talrijke oorlogsgedenktekens, militaire begraafplaatsen, bunkers en mijnkraters voor. Vanop de heuvelrij, de stadsvesten en enkele bijzondere gedenkplaatsen zijn er bijzondere vergezichten.

Is de omvattende vaststelling van

Mijnkraters van de Eerste Wereldoorlog bij Bellewaarde

Oude Kortrijkstraat (Ieper)
Het uitzonderlijk goed bewaarde mijnkraterveld onder bos bij de Bellewaarde hoeve herbergt mijnkraters, die de restanten zijn van de ondergrondse oorlog aan het front, die hier tussen september 1915 en juli 1917 in alle hevigheid woedde. In het nabij gelegen ‘Railway Wood’ (tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Britten zo genoemd naar de nabijgelegen spoorweg) ligt de oudste mijnkrater, die op 25 september 1915 het begin van een hele reeks ontploffingen door ondergrondse mijnen inluidde.


Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.