Vastgesteld landschapsatlasrelict

Westhoekduinen, duinen van Cabour, De Moeren en overgang plateau van Izenberge

Vastgesteld landschapsatlasrelict van tot heden

ID
10587
URI
https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/10587

Besluiten

Westhoekduinen - Duinen Cabour - De Moeren - overgang plateau van Izenberge
vaststellingsbesluiten: 24-12-2008  ID: 4572

Rechtsgevolgen

Meer informatie over de rechtsgevolgen van vaststellingen vind je op onze website.

Beschrijving

De Westhoekduinen, duinen van Cabour, De Moeren en het plateau van Izenberge zijn vastgesteld in de landschapsatlas.



Waarden

ruimtelijk-structurerende waarde

De ruimte van de ankerplaats wordt in eerste instantie gestructureerd door de ligging en de opeenvolging van de onderscheiden grote landschappelijke eenheden: het strand, de jonge duinen van de Panne, het oudland poldergebied van Adinkerke, de Oude duinen van Adinkerke-Ghyvelde (Cabour), de Moeren, de Buitenmoeren en het overgangsgebied naar het plateau van Izenberge. De twee duincomplexen (Westhoek-Krakeelduinen-Calmeynbos-Oosthoek en het domein Cabour-Garzebekeveld) structureren de verkeers- en waterwegen volgens een westzuidwest-oostnoordoost patroon: het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke; de spoorweg Duinkerke-Adinkerke; de autosnelweg A18; N886 (Adinkerke-Bray-Dunes); N39 (Adinkerke-Duinkerke). De gewestweg N34 ‘Adinkerke-De Panne' staat haaks op dit patroon en zorgt voor een fysieke scheiding tussen de Westhoek en de Oosthoekduinen.

Natuurlijke, markante en tevens structurerende elementen zijn: de Noordzee, het strand, de strand-duinovergang, de duin-polderovergang (nabij de Oosthoek en de Westhoek): de overgang tussen de Binnenduinen van Adinkerke-Ghyvelde en de polder van Adinkerke en respectievelijk de Moeren.

Ten zuiden van Cabour structureren het Ringslot en de Bergenvaart de ruimte. Het geometrische ontginningspatroon van de Moeren wordt geaccentueerd door de begeleidende dreven en bomenrijen langs de hoofdwegen en gedeeltelijk ook langs waterwegen. Het ontginningspatroon van de Buitenmoeren wordt bepaald door het Ringslot waarop vaak haaks de ontwateringsgrachten zijn aangesloten. Dit zorgt voor een radiaal patroon, loodrecht op het Ringslot en de Bergenvaart.

De begeleidende lintbebouwing van het ’t Zwaantje langs de Bergenvaart zorgt voor een ruimtelijke structurerende opdeling tussen de Moeren en de overgangszone van het Plateau van Izenberge. De duidelijke visuele overgang van een open systematische landindeling in de Moeren naar een half- gesloten, kleinschaliger en grilligere percelering, wegen- en grachtennet in de overgangszone van het Plateau van Izenberge gekoppeld aan het waarneembaar hoogteverschil van 2,5m naar 12,5 m TAW, bepaalt in hoofdzaak de ruimtelijke structuur van deze overgangszone. Bijkomend zijn de verspreid voorkomende landelijke bebouwing en de kleine kerndorpen Houtem, Wulveringem en Vinkem omgeven door hoge en lage beplantingen bepalend voor de ruimtelijk-structurerennde waarde van deze landschapseenheid.

sociaal-culturele waarde

Strand en duinen: In de periode rond de eeuwwisseling neemt het kusttoerisme, mede gestimuleerd door het Belgisch koningshuis, een hoge vlucht. Op initiatief van Leopold-II wordt in 1885 gestart met de aanleg van de kusttram en de ‘Koninklijke baan’. In 1905 is De Panne met Het Zoute (Knokke) door de tramlijn verbonden. Voordien was De panne enkele bereikbaar vanuit het station Adinkerke (1870). De Koninklijke baan bereikt De Panne in 1933. Spoedig volgt ook de private sector deze trend en worden hotels en vakantieverblijven opgetrokken. De Dumontwijk (buiten de ankerplaats gelegen) refereert aan de typische Cottagestijl maar bevat ook een kenmerkend regionaal karakter met de baksteenarchitectuur. De wijk geeft een indruk van het verblijfstoerisme in de 19de–20ste eeuw. Na de Eerste Wereldoorlog en het invoeren van de verplichte en betaalde week verlof (1936) verdwijnt geleidelijk het elitair karakter van het kusttoerisme. Aan de kust verschijnen de eerste kampeerterreinen, jeugdherbergen en kinderhomes. Na de tweede wereldoorlog wordt de toeristische uitbouw van de kust op grote schaal aangepakt. De oppervlakte ingenomen door verblijfsrecreatieve voorzieningen (campings, chalet-parken...) stijgt spectaculair. Het secundaire wegennet breidt, samen met de bewoning gevoelig uit. De kust krijgt daardoor de allure van een grootstedelijke agglomeratie en het duinareaal geraakt sterk versnipperd.

Bij de lokale bevolking, vroeger overwegend landbouwers-vissers, verdwijnt geleidelijk het agrariërs-bestaan. Ze leggen zich meer en meer toe op het toerisme en de daarbij horende nevenactiviteiten.

Om in het onderhoud van al de toeristen te kunnen voorzien, moet de drinkwaterbevoorrading op peil gebracht worden. De gemeenten van de Westkust kiezen voor waterwinning in de duinen. Hiertoe werd in 1924 de intercommunale waterwinningsmaatschappij Veurne Ambacht opgericht. De aanleiding tot de oprichting was het bestaan van een zeer beperkte drinkwatervoorziening in de Cabourduinen, aangelegd door het Belgische Leger als bevoorrading van de troepen in de Eerste Wereldoorlog. Het steeds toenemend waterverbruik leidde uiteindelijk tot extra waterwinningen te Koksijde (1960) en in de Krakeelduinen en Calmeynbos (1967).

Het grensgebied: De ligging van de ankerplaats langsheen de Belgisch-Franse grens heeft een impact op gebruiken en gewoontes van de bewoners en zorgt tevens voor een vorm van ‘grenstoerisme’. Voor de afschaffing van de grenscontroles (in uitvoering Shengen akkoord-1985) waren smokkel en onhebbelijkheden van douaniers inspiratiebron voor (volks-)verhalen . Voor de organisatie van de grenscontroles werd specifieke infrastructuur gebouwd op de gewestwegen, langs een aantal kleinere landelijke wegen onder andere in De Moeren werden wachthuisjes gebouwd. Onder impuls van het grenstoerisme ondergingen gehuchten soms een gehele metamorfose, bijvoorbeeld de talrijke ‘tobaccoshops in Adinkerke-Kanaalweg’, de pralinezaken, brandstofstations, cafés en horeca op de grensovergang bij Bray-Dunes.

Herbergen: De ankerplaats wordt in het overgangsgebied naar het plateau van Izenberge gekenmerkt door het veelvuldig voorkomen van kleine en grotere herbergen, enerzijds te verklaren door de nabijheid van de landsgrens en anderzijds een gevolg van de oorlog. Zo kan de toename van het aantal cafés in Vinkem verklaard worden door de aanwezigheid van kampementen, gelegen achter het front. In Vinkem ging het in die periode onder meer om: De Arend, De Nieuwe Arend, De Vinkembeke, Het Zwarte Peerd, De Zon, De Oude Essel, De Nieuwe Essel. In de overgangszone zijn een aantal van deze herbergen als waardevol bouwkundig erfgoed aangeduid, onder andere 'In de Doode Mannen', 'Estaminet', 'in de wandeling'. Sommige ervan staan duidelijk in relatie met het grensgebied, bijvoorbeeld relatie met grens 'Au rendez-vous des chasseurs', Hondschootebaan 10 (Houtem). De nog resterende cafés bestaan vandaag vooral bij gratie van de dagtoerist, die in de ankerplaats komt fietsen, wandelen of er het erfgoed bezoekt (bijvoorbeeld kasteel van Beauvoorde).

esthetische waarde

De unieke sequentie van de onderling verscheiden en samenhangende landschapseenheden met markante terreinovergangen zijn representatief voor de westelijke kustvlakte en bepalend voor de belevings- en esthetische waarden van deze ankerplaats

De herkenbare en opmerkelijke terreinovergangen tussen de onderscheiden landschapseenheden met opvallende vergezichten zijn uitgesproken ter hoogte van de overgang van het strand naar de zeereepduinen, de onverharde duin-polderovergangszone van de Oosthoekduinen naar de Polder van Adinkerke, de overgangszone van de Polder van Adinkerke naar de Cabourduinen, de overgangszone van de Cabourduinen naar de Moeren en de overgangszone van de Moeren naar het Plateau van Izenberge.

Daarnaast bieden de onderscheiden landschapseenheden een grote verscheidenheid aan eigen landschapsvisuele kenmerken.

Het strand en het jong duinlandschap van de Panne biedt een grote verscheidenheid aan landschapsvisuele kenmerken bepaald door de uitgestrektheid en diversiteit van de aanwezige duinvormen en door het uitgebreid kleurenpalet en mozaïeken van open zandvlakten, begroeide duinentoppen, duingraslandjes, dicht struweel, bosjes. De typische panoramisch wijdse zichten naar de zee, de veelheid aan zichten in de duinen en de vergezichten naar de polders zijn kenmerkend voor de esthetische waarden en de belevingswaarden van strand en duinen.

Het onverharde pad en de natuurlijke duin-poldervergangszone van de Oosthoekduinen naar de Polder van Adinkerke heeft een hoge belevingswaarde en tevens mede door het visuele contrast van een gesloten begroeide duinrand naar het open poldergebied met verspreide hoeven een grote esthetische waarde. Ook de duin-polderovergangszone ten noorden en ten zuiden van de Cabourduinen met mooie relicten van een kleinschalig cultuurlandschap hebben een grote belevings- en esthetische waarde. Zowel de hogere ligging als de vrij grillige topografie van de Cabourduinen en het mooie contrast tussen de beboste en verstruweelde zones en de open duingraslanden bepalen hoofdzakelijk de esthetiek van deze landschapseenheid. Een bijkomende belevingswaarde wordt geboden door de panoramische zichten richting de Moeren, en bij helder weer een zicht op de Vlaams-Noord-Franse getuigeheuvels.

De Moeren worden ruimtelijk en visueel duidelijk onderscheiden van de overige landschapseenheden door het goed bewaard dambordvormig ontginningspatroon en bijhorende bemalingsinfrastructuur, zoals het Ringslot en Sint-Karelsmolen. Dit opvallend wijdmazig coulissenlandschap met bomenrijen langs de ontginningswegen en zeer lage bebouwingsdichtheid en aanwezigheid van klein en landelijk bouwkundig erfgoed geeft dit gebied een hoge belevings- en esthetische waarde.

Het oude radiale ontginningspatroon tussen de Bergenvaart en het Ringslot en de bochtige wegen in de Buitenmoeren is bepalend voor de esthetische waarde van deze landschapseenheid.

De duidelijke visuele overgang van een open systematische landindeling in de Moeren naar een half- gesloten, kleinschaliger en grilligere percelering, wegen- en grachtennet in de overgangszone van het Plateau van Izenberge gekoppeld aan het waarneembaar hoogteverschil van 2,5m naar 12,5 m TAW, is tevens bepalend voor de belevings- en ethestische waarden van deze overgangszone. Vanop de zuidelijke oever van de Bergenvaart heeft men een overzicht op de lager liggende Moeren en de kaarsrechte dreven en bomenrijen langs perceelsranden en bij boerderijen.

De overgangszone naar het plateau van Izenberge gekenmerkt door de aanwezigheid van landschapsbeeld bepalend waardevol bouwkundig erfgoed dat zowel gegroepeerd is in de dorpskernen als verspreid aanwezig is in het landelijk gebied. De dorpskernen met bakstenen hallenkerk fungeren als landschapsbaken.

historische waarde

De historische waarde van de ankerplaats voornamelijk bepaald door de ontstaan, ontginning- en bewoningsgeschiedenis van het gebied, die representatief is voor de geschiedenis van de kustvlakte en herkenbaar in de onderscheiden landschapseenheden en hun onderlinge samenhang. Omwille van de rijke historiek heeft het gebied tevens een grote archeologische waarde. Naast de gekende archeologische sites en vondsten, die teruggaan tot de steentijd met hoogtepunten in de late ijzertijd en Romeinse tijd, zijn tal van nederzettingen uit de vroege middeleeuwen aanwezig (overgangszone Plateau van Izenberge).

Bewoningssporen in het deelgebied van de jonge duinen van De Panne: uit de ijzer-, Romeinse en vroegmiddeleeuwse tijd in de grotendeels overstoven duinbodems van de ‘Oude duinen van de Panne’. Het Centrale Wandelduin (Westhoekduin) is het enig relict van de 13de eeuwse loopduinfase en de 14de-16de eeuwse paraboolduinfase. In de secundaire paraboollandschappen van de jonge duinen van de De Panne vindt men relicten van agropastoraal gebruik, namelijk zeer humeuse door grasland gedomineerde duinbodems en de omwalde deels met loofhout beplante geëgaliseerde akkertjes in de Westhoek en het kleinschalig geperceleerd landschap ter hoogte van de Oosthoek. Het Calmeynbos is de getuige van de bebossingsgolf van eind 19de-begin 20ste eeuw. Het is de enige goed geslaagde duinbosaanplant uit die periode en op dergelijke schaal die vandaag in de Vlaamse kustduinen nog aanwezig is. Het is tevens het enige overgebleven duin dat als hooghout werd aangeplant en beheerd.

De duin-polderovergang ter hoogte van de Oosthoekduinen wordt gekenmerkt door een kleinschalig landschap met getuigen van oude landbouwgebruiksvormen: de aanwezigheid van hakhoutstoven en knotbomen. Plaatselijk wordt in het kader van het natuurbeheer ook opnieuw gehooid. In de overgangszone van polder naar de Cabourduinen zijn eveneens relicten van historisch permanente graslanden en relicten van perceelsrand- en erfbegroeiing aanwezig (olmenhaagjes, olmenhoutkanten).

Het toponiem Garzebekeveld sloeg aanvankelijk op het volledig op Vlaams grondgebied gelegen deel van de Oude duinen van Ghyvelde-Adinkerke, dat vanaf de 12de eeuw volgens de grafelijke akten als ‘harena dunarum’ -dit is jachtgebied- dienst deed. In de 12de eeuw kwam het duinengebied via grafelijke schenking in handen van de heren van Hondschote en hun erfgenamen tot het einde van de 17de eeuw. De cisterciënserabdij Ter Duinen verwierf vanaf midden 12de eeuw het westelijk deel van de Cabourduinen, behorende tot het uithof van het Groot Moerhof, en in gebruik als wei- en hooiland en als jachtgebied. In de 18de eeuw is in het centrale deel een kleine landbouwnederzetting aanwezig dat later zou uitgroeien tot het inmiddels verwoeste kasteel van Cabour. Het toponiem Garzebekeveld wordt nu gebruikt om het meest oostelijk, nog onbebouwde gebied aan te duiden van deze oude duinentong.

In de Cabourduinen zijn nog belangrijke relicten aanwezig van militaire activiteiten uit beide wereldoorlogen onder andere loopgrachtenstelsels en bunkers uit de Eerste Wereldoorlog en de grotendeels als monument beschermde zeer gave veldbatterij 'Schlieffen' (Tweede Wereldoorlog) bestaande uit een geheel van commandobunker en geschutsbunkers en -stellingen met de bijbehorende coulisse-loopgrachten. Omwille van hun gaafheid en typologische zeldzaamheid, zijnde uniek bewaarde onderdelen van de Duitse kustverdediging van de ‘Atlantikwall’ heeft dit militair erfgoed een historische en industriële archeologische waarde. Tevens hebben de restanten van het in de Eerste Wereldoorlog aangelegd waterwinningssyteem een historische en industriële archeologische waarde.

Het radiale ontginningspatroon in de Buitenmoeren, geënt op het Ringslot van de Moeren en de Bergenvaart als belangrijke afwatering en transportassen, verwijst naar de veenontginning in 12de en 13de eeuw gestuurd door het Groot Moerhof, uithof van de Duinenabdij te Koksijde, en het Moerhof en de Ameliehoeve, hoeven van de Sint-Niklaasabdij van Veurne. In de Moeren, die in de 17de eeuw ontgonnen werden, gebeurde de in cultuurname nog beter georganiseerd en volgens een strak meetkundig patroon van grote, rechthoekige kavels, dijken en rechtlijnige grachtengangen. De Moeren zijn samen met de Meetkerkse Moeren de enige droogmakerij in Vlaanderen. Het ontginningspatroon en de bijbehorende infrastructuur in functie van bemaling, Ringslot, Sint-Karel- en Sint-Gustaafmolen, de Seine, en pompstations zijn goed bewaard gebleven en omvatten tevens de belangrijkste historische waarden van de Moeren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd om strategische redenen, het gebied van de Moeren opnieuw onder water gezet (1944). Na de drooglegging werden 21 landbouwwoonsten en 5 dubbelwoonsten opgetrokken (1947-1948). Kenmerkend is de eenheidarchitectuur van deze naoorlogse noodwoningen voor landbouwers. Ze werden opgetrokken volgens een historiserende wederopbouwarchitectuur van kort na de Tweede Wereldoorlog. De woningen vormen het meest kenmerkende aspect van de landelijke bewoning in de Moeren. In het gehucht de Moeren (W. Coberghstraat) en verder langs de Moerstraat staan enkele kleine gebouwtjes, die kort na de Tweede Wereldoorlog in dit grensgebied dienst deden als schuilhokjes voor de douanebeambten. Ze herinneren aan de grenscontroles van voor het Shengen akkoord. Het kasteel Sint-Flora, in 1853 tot een monumentale hoeve uitgebouwd, gold toen als modelhoeve voor veel polderboerderijen. Tijdens de eerste wereldoorlog nam de koninklijke familie hier tijdelijk haar intrek. Bij de boerderij was aanvankelijk ook een jeneverstokerij gepland, die echter nooit in werking trad. Naast dit monumentale bouwwerk is er tevens klein historisch bouwkundig erfgoed aanwezig dat gerelateerd is aan het (land)grensgebied: voor de douane gebouwde schuilhokjes.

De oudste continue bewoning in de ankerplaats situeert zich in de overgangszone van het Plateau van Izenberge omwille van zijn relatief hogere ligging ten opzichte van het omgevende kustgebied. Minstens sinds de vroege middeleeuwen werd het gebied permanent bewoond. De ontginning ervan gebeurde ongeorganiseerd, op individuele basis. De onregelmatige kleinschalige percelering verwijst naar deze vroeg middeleeuwse ontginning, die in relatie stond tot de bodemkundige gesteldheid en het reliëf. Het overgangsgebied tussen polders en zandleemstreek is daardoor ook vandaag nog anders en grilliger gestructureerd. Het was aanvankelijk ook meer beboomd dan de poldervlakte, vandaar dat het ook wel als 'Houtland' wordt aangeduid. Van het bocagelandschap resten nu nog weinig relicten, dit in tegenstelling tot sommige vergelijkbare plaatsen in Frans-Vlaanderen.

Het gebied kent een rijke bewoningsgeschiedenis, die zich vertaalt in de hoge dichtheid aan waardevol erfgoed die er aangetroffen wordt in de dorpskernen (Houtem, Wulveringem en Vinkem), de gehuchten van het grensgebied en in het landelijk gebied. Behalve de gave dorpstructuur zelf, getuigt de grote variëteit aan bouwkundig erfgoed van de rijke (bouw)geschiedenis van dit oude ontginningsgebied: gotisch en laat-gotische kerk, 18de-eeuwse pastorie, kasteel van Beauvoorde, herenhoeven, waarvan de oudste teruggaan op omwalde sites, kleinere hoeven met losse opstelling van de onderdelen en een variatie aan burgerhuizen (kleine arbeiderswoningen, breedhuizen met één of twee bouwlagen), waarvan verschillende een functie als herberg hadden (zie verder). Daarnaast kwam een variatie aan klein bouwkundig erfgoed voor, bijvoorbeeld conisch hondenhok, wagenhuizen, bakhuisjes en rosmolens. Helaas is hiervan veel verdwenen.

natuurwetenschappelijke waarde

De ankerplaats heeft geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische en landschapsecologische waarden. De ankerplaats bestaat uit een unieke sequentie van quasi ongestoord aan elkaar grenzende grote landschappelijke eenheden die representatief zijn voor de kustvlakte en de overgang naar de landschappen van Binnen-Vlaanderen: het strand, de Jonge duinen van de Panne (met de Westhoek-Krakeelduinen, Calmeynbos en de Oosthoek), het Oudland-poldergebied van Adinkerke, de Binnenduinen van Ghyvelde-Adinkerke (Cabour-Garzebekeveld), de Moeren, de Buitenmoeren en het overgangsgebied naar het plateau van Izenberge.

Het strand tussen de Panne en de Frans-Belgische grens is grotendeels vrij van infrastructuurwerken; de getijdenwerking heeft er vrij spel. Hierdoor zijn op het strand allerhande geomorfologische patronen te zien: een afwisseling van strandruggen, zwinnen en muien. De duinvoet werd echter over quasi de gehele lengte met beton versterkt, behalve een tiental meter nabij de grens en verder op Frans grondgebied. Nabij het Vissersdorp werd de betonnen duinvoet op twee plaatsen over een twintigtal meter verwijderd voor het begeleid laten ontstaan van twee slufters, waardoor zich in de voorduinen een grotere biodiversiteit had moeten ontwikkelen.

Het jong duinlandschap van De Panne vormt het meest gaaf gebleven zeeduinlandschap van de Vlaamse kust. Door het natuurlijk karakter en de natuurlijke processen die er nog over een grote oppervlakte kunnen doorgaan, is dit landschap uniek in Vlaanderen en België. De jonge Duinen van De Panne behoren tot het paraboolduinencomplex, dat zich uitstrekt tussen Duinkerke en Oostduinkerke. Het wordt bepaald door een opeenvolging van uitgestrekte pannen en paraboolduinen. In het gebied komen talrijke micro- en macromorfologische duinvormen voor, waardoor een grote verscheidenheid aan biotopen aanwezig is. Door de eigen, natuurlijke dynamiek van het ecosysteem en de complexe hydrologische processen is tevens een grote variatie aan duinbodems aanwezig: zeer kalkrijk-matig kalkhoudend, sterk humeus-humusarm, droog-nat, ... Dit uit zich in een zeer hoge graad van biodiversiteit zowel op het niveau van de soorten en de vegetatietypen, die verder nog wordt geoptimaliseerd door het voeren van een patroon- en procesgericht natuurbeheer. Helm- en kalkrijke mosduinvegetaties zijn de meest karakteristieke begroeiingen van de zeereep en de chaotische voorduinen. De pannen in het jong paraboolduinlandschap bestaan naargelang hun leeftijd en het gevoerde natuurbeheer uit zeer waardevolle vochtige duinvalleivegetaties en nat schraalland of struweel van kruipwilg, duindoorn en wilde liguster. De paraboolduinen zijn vaak begroeid met helm, mosduin of definitief gefixeerd onder duindoornstruweel. Het centraal wandelduin is lange tijd in hoofdzaak onbegroeid geweest. Het voorbije decennium is echter een kolonisatie door helm, zandzegge en andere zandfixeerders aan de gang. De oude zuidelijke pannengordel was tot voor kort vaak dichtgegroeid met duindoorn- en ligusterstruweel. Door het gevoerde natuurbeheer en door natuurlijk afsterven is het struweel op verschillende plaatsen vervangen door waardevol vochtig schraal grasland, natte ruigten of struisrietvegetaties. De duinruggen zijn vaak begroeid met mosduin of duindoorn en de landinwaartse delen van zijn bebost.

De Westhoekduinen worden gekenmerkt door het voorkomen van een groot én stuivend duinencomplex welke op deze schaal een uniek natuurlijk proces is langs de Vlaamse kust. De duin-polderovergang ter hoogte van de Oosthoekduinen is als fysieke grens duidelijk herkenbaar in het landschap, met een ongeschonden en onverharde duinovergangszone en karakteristiek kleinschalig landschap van de binnenduinrand gekenmerkt door de typische flora en fauna van vochtige hooi- en weilanden (type glanshavergrasland en kamgrasland). In dezelfde zone komen waardevolle autochtone bomen en struiken voor onder andere hakhoutstoven van fladderiep, zwarte els, knotbomen van populier (oude cultuurvariëteit) en schietwilg.

Het poldergebied van Adinkerke kon al vrij vroeg ontgonnen kon worden. Het is tegenwoordig hoofdzakelijk als akkerbouwgebied in gebruik. De wegen, waterwegennet en bewoningssites getuigen van de vroegste ontginningsgeschiedenis (10de-11de eeuw) van het gebied.

Overgangszone ten zuiden van kanaal : bodemkundige overgangszone van polder- naar duinstreek (Cabour) betreft een uitgezandde strook met kleinschalige percelering, relicten van historisch permanente graslanden en het voorkomen van autochtone bomen en struiken (olmen).

De Duinen van Cabour en het Garzebekeveld zijn een gaaf relict van de ‘Binnenduinen van Ghyvelde-Adinkerke’. Deze duinen zijn minstens 5.000 jaar oud. Hoewel het duinreliëf bij een eerste aanblik natuurlijk oogt, zijn grote delen ervan zeer sterk antropogeen beïnvloed (militaire activiteiten gedurende beide wereldoorlogen en de aanleg van het kasteeldomein in de Cabourduinen, zandwinning en bebouwing op het Garzebekeveld). De bodem van de Cabourduinen en het Garzebekeveld is over het algemeen tot op grote diepte ontkalkt, alleen in de noordelijke randzone van de Cabourduinen is de duinbodem matig kalkhoudend. Dit resulteert daar in een unieke combinatie van half-natuurlijke vegetatietypen dat elders langs de kust amper aanwezig is. De ontkalkte duinbodems worden begroeid door mossenrijke struisgraslanden en zeer korstmossenrijke zure mosduinen (dwerghaver-verbond). In het Garzebekeveld resten hiervan slechts enkele fragmenten, naast enkele kleine bremstruwelen. In de zone met kalkhoudende duinbodems van het Cabourdomein komen in de graslanden soorten voor die hun optimum hebben in droog tot mesofiel kalkrijk duingrasland. Het Garzebekeveld is geologisch zeer waardevol en biedt een wetenschappelijke informatiewaarde voor de vervollediging van de zeespiegelcurve in de periode tussen 3.000 en 1.500 jaar geleden ; het is één van de weinige plaatsen in de kustvlakte waar jonge zeespiegelindicatoren aanwezig zijn.

De bodemkundige overgangszone naar de Moeren is meestal nog gaaf maar beide landschappelijke eenheden zijn fysiek van elkaar gescheiden door de autosnelweg A18.

Het gebied van de Moeren is in de kwartaire ontstaansgeschiedenis van de westelijke kustvlakte een buitenbeentje. Het is in tegenstelling tot de meeste andere plaatsen, waar gedurende 2.000 à 3.000 jaar geleden veenvorming plaats heeft gevonden, altijd als wadgebied blijven bestaan. Door de lage ligging onder het zeeniveau bij laagwaterniveau bleef het gebied ook na de definitieve inname van de kustvlakte, nog zeer lang – tot de 17de eeuw - bestaan als een waterrrijk gebied. De droogmaking van de Moeren en de ontginning van het gebied gebeurde op een planmatige wijze. De aanleg van het Ringslot rondom de droogmakerij en het dambordvormig ontginningspatroon zijn hiervan nog steeds de getuige. De Moeren zijn vandaag bij uitstek een landbouwgebied.

De Buitenmoeren is een voorbeeld van een poldergebied waar het kustveen in de 13de eeuw werd ontgonnen. Het oude radiale ontginningspatroon tussen de Bergenvaart en het Ringslot en de bochtige wegen gelegen op zandige geulgronden verwijzen naar de specifieke bodemkundige toestand van dit gebied en zijn goed herkenbaar in het landschap.

De voormalige Bulskampgeul, huidige Bergenvaart, vormt de fysische grens tussen de Buitenmoeren en het overgangsgebied naar het plateau van Izenberge welke getypeerd wordt door een zeer grote verscheidenheid aan bodemtypes en overgangsgronden in relatie tot de hoogteligging van 2,5 m naar 12,5 m TAW , gaande van zandige geulgronden, zware poelgronden en plaatselijke veengronden in de kustvlakte naar lemige zandgronden en zandige leemgronden van het plateau van Izenberge. In deze hoger gelegen overgangszone komen tevens nog een aantal locaties van autochtone bomen en struiken voor, die deels verwijzen naar het voormalige bocagelandschap

De unieke sequentie van onderling verscheiden en samenhangende landschapseenheden zowel naar ontstaan- en ontginningsgeschiedenis, als naar visuele verschijningsvormen, geeft de ankerplaats een grote wetenschappelijke informatiewaarde.


Aanduiding van

Is de vaststelling van

Westhoekduinen, duinen van Cabour, De Moeren en plateau van Izenberge

Adinkerke, De Panne (De Panne), Bulskamp, De Moeren, Houtem, Veurne (Veurne)
Dit gebied omvat het gave zeeduinlandschap van strand en jonge duinen (Westhoekduinen, Krakeelduinen, het Calmeynbos en de Oosthoekduinen), het open poldergebied van Adinkerke, de fossiele binnenduinen van Adinkerke-Ghyvelde (met het domein Cabour en het Garzebekeveld), het rationeel ingerichte droogmakerijlandschap van de Frans-Belgische Moeren met een ringsloot, enkele resterende poldermolens en de zogenaamde Buitenmoeren en de overgang naar het Plateau van Izenberge met de dorpskernen van Houtem en Wulveringem en talrijke historische hoeven en gehuchten met landelijke bebouwing. De panoramische zichten naar de zee en naar het binnenland bieden weidse vergezichten.


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Westhoekduinen, duinen van Cabour, De Moeren en overgang plateau van Izenberge [online], https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/10587 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.