erfgoedobject

Abdij van Postel

bouwkundig element
ID
52858
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/52858

Juridische gevolgen

Beschrijving

Gezien de gunstige ligging van Postel op het knooppunt van belangrijke reisroutes, met name Leuven -'s Hertogenbosch en Breda - Keulen, bracht de abdij van Floreffe hier vermoedelijk tussen 1128 en 1138 een nieuwe stichting tot stand in de vorm van een polyvalente landbouwkolonie (hoeveklooster).

Ontstaan en groei

Fastradus Van Utwich (Uytwijk), een edelman uit het land van Altena, nabij 's Hertogenbosch bezat in de 12de eeuw uitgestrekte goederen in de Kempen, waaronder Postel; circa 1130 schonk hij ongeveer "een derde van Postel" aan de abdij van Floreffe; enkele religieuzen werden vanuit de moederabdij naar Postel gestuurd om er een godshuis te bouwen; dit vermoedelijk houten gebouw deed ook dienst als gasthuis en schuilplaats voor reizigers, pelgrims en behoeftigen. Postel dat toen behoorde tot het kerkdorp Reusel (Nederland) en reeds gedeeltelijk bewoond en ontgonnen was, werd door het nieuwe kloosterdomein opgeslorpt en de aanwezige ontginners werden verdreven. De eerste houten kapel werd ingewijd op 1/8/1140; dit oratorium werd korte tijd nadien reeds vervangen door een stenen gebouw in Romaanse stijl dat werd ingewijd in 1190 en tot op heden voor een groot deel bewaard bleef.

Tussen 1150 en 1174 was er te Postel ook een zustergemeenschap, voorbehouden aan de dochters van de stichters en weldoeners. Postel groeide geleidelijk door schenkingen en het verwerven van nieuwe goederen: zo was ook de "Wezelse hoeve" in de 13de eeuw in het bezit van de abdij; de landbouwuitbatingen werden tot in de 17de eeuw beheerd door een meester, prior of provisor. In 1613 kwam het tot een akkoord met de abt van Floreffe om een onafhankelijke proostdij onder leiding van Rombout (Rumoldus) Colibrant op te richten; overeenkomst geratificeerd in 1615. Het akkoord inzake een volledig zelfstandige abdij werd bereikt in 1618. In 1621 werd Rombout Colibrant gewijd als eerste abt (+ 1626) van de zelfstandige abdij Postel. Tijdens zijn bestuur werden onder meer de beiaardtoren (1610), de brouwerij (1611) en de 1200 meter lange ringmuur, waarvan de bouw reeds in de 16de eeuw was aangevat, voltooid; de kerk onderging een aantal gotische aanpassingen, waaronder het aanbrengen van een gotisch gewelf en de vergroting van de vensters voor een betere lichtinval (1626). Het kloosterpand werd opgetrokken circa 1630.

Het einde van de Tachtigjarige Oorlog, ingeluid door het Verdrag van Munster (1648) had verstrekkende gevolgen voor Postel: het Staatse Noorden werd onafhankelijk terwijl het Zuiden aan Spanje onderhorig bleef: Postel, gelegen op de grens tussen beide bleef echter betwist gebied en de Staatsen legden beslag op alle goederen van Postel in de meierij van 's Hertogenbosch; hierdoor verloor de abdij 48 hoeven, 12 molens en meerdere dorpstienden. De voorheen welvarende abdij behield slechts haar historisch kerngebied van 4.445 hectare met zeven hoeven, de tienden van Arendonk en Olmen, die van Poppel met één hoeve en ten slotte Wezel met twee hoeven. Ondanks de sombere tijden werden in de abdij materiële vernieuwingen uitgevoerd: begin 18de eeuw werd de ringmuur hersteld, in 1713 gevolgd door de bouw van een nieuw gastenkwartier en prelatuur (abtenverblijf); in 1743 werd de refter met erboven de bibliotheekzaal opgetrokken en enkele jaren later werd de abdijrefter versierd met rococostucwerk; in 1769 ten slotte kreeg de kerk een houten westtoren met bakstenen buitenwand.

In 1787 kwam Postel definitief aan de Zuidelijke Nederlanden, maar na de Franse Revolutie werd het bij Mol ingelijfd. De kloostergemeenschap werd ontbonden in 1797; de gebouwen werden verbeurd verklaard en verkocht; in 1847 werd de abdij-activiteit hernomen; in een eerste fase werd het sterk vervallen klooster opnieuw bewoonbaar gemaakt en bevolkt. De westtoren van 1769 werd na blikseminslag in 1883 herbouwd en in 1937 verstevigd. In de periode 1890-1926 werden de oudste gebouwen stelselmatig gerestaureerd onder leiding van de Gentse architect J. Geerts; na de Tweede Wereldoorlog werd het gebouwenbestand gevoelig uitgebreid en aangepast om naast het apostolaatswerk ook tegemoet te komen aan de nieuwe doelstellingen als onder meer toeristisch onthaal, natuurzorg, wetenschappelijk werk, armenzorg,... Zo werd vanaf 1944 de boerderij uitgebouwd tot een modern bedrijf. In 1956-1960 werd een nieuwe bibliotheekvleugel gebouwd en in het kader van het toerisme werd Gasthof De Beiaard ingericht (1960). Het abdijhuis (Contactcentrum) met pastorie dateert van 1968. De door brand vernielde hoeve met kaasmakerij werd heropgebouwd in 1969. Het poortgebouw werd gerestaureerd en twee pandvleugels, de noord- en westvleugel, werden herbouwd in 1979-1981. In dezelfde periode werd ook de reftergevel gerestaureerd. In de periode 1981-1982 werden diverse krotwoningen omgebouwd tot een zaal voor culturele activiteiten (1982-1983), de zogenaamde "Rafaëlzaal", haaks op het gasthof. Het interieur van de kloosterrefter werd hersteld (eind jaren 1980), evenals het houten gedeelte van de beiaardtoren; de beiaard van 1947 werd uitgebreid en in een nieuwe klokkenstoel opgehangen (1988). In 1992 werd bovendien aandacht besteed aan het voorplein van de abdij waar nieuwe aanplantingen werden gerealiseerd met duidelijke aandacht voor het vrije zicht op de romaanse kerk.

Huidig uitzicht

Ommuurd en omgracht kloostercomplex met constructies in diverse stijlen, gaande van de romaanse kerk tot hedendaagse architectuur. De ringmuur omvat heden vier toegangen, met hoofdingang in het zuiden waar een eind 16de-eeuws - vroeg 17de-eeuws poortgebouw toegang verleent tot het eigenlijke kloosterdomein; rechts van de poort bevindt zich de portierswoning, links de voormalige 17de-eeuwse paardenstallen, (zie jaarankers 1680 bewaard in de gevel aan binnenplaatszijde) die in 1960 werden omgevormd tot gasthof "De Beiaard". Het kloosterpand, dat bestaat uit twee laatgotische vleugels en twee vleugels ten dele van circa 1980, met aansluitende kerk in de noordoost-hoek, ligt min of meer centraal in het domein. De oostvleugel van het pand vormt het hoofdgebouw en omvat de sacristie en de kapittelzaal. De zuidwestelijke hoek is ingenomen door de beiaardtoren van 1610. Ten zuiden van het pand ligt een fraaie binnenkoer, met aangrenzend ten zuiden het Contactcentrum, de oude brouwerij ten westen en de bibliotheek ten noorden. De oostzijde wordt ingenomen door het 18de-eeuwse gedeelte met de refter, de gastenkamers en de prelatuur, dat aansluit op de oostelijke vleugel van het kloosterpand. Ten zuidoosten van het pand ligt verder nog de tiendschuur en ten oosten, tegen de ringmuur zijn er diverse, vrij recente of gerenoveerde dienstgebouwen die deel uitmaken van de abdijhoeve (onder meer stallen van 1948), evenals de kaasmakerij. Tegen de noordelijke ringmuur bevinden zich verder nog twee pestkapellen uit de 17de- en de 18de eeuw, waar besmettelijk zieken werden geïsoleerd.

Ringmuur

Opgetrokken uit baksteen en vermoedelijk aangezet in de 16de eeuw, voltooid begin 17de eeuw, naar verluidt circa 1630; aan de zijde van de Reuselseweg is het jaartal 162(9)? met een Andrieskruis, beide van gesinterde baksteen, verwerkt. De muur, aan de binnenzijde geritmeerd door lisenen en steunberen, is 1200 meter lang en 4 meter hoog en bevat vier poorten: een eerste, heden buiten gebruik, in het westen aan de Arendonkseweg; een tweede, de getrapte "boerderijpoort" in het oosten aan de Reuselseweg; ze werd vernieuwd in 1948 en tegelijkertijd verhoogd met het oog op het zwaardere machinepark van de nabijgelegen hoeve; een recent aangeplante lindedreef in het verlengde geeft verbinding met de hoofdingang van het klooster. Een derde poort ligt in het zuidwesten, links naast gasthof "De Beiaard", en werd herbouwd in de jaren 1960 als toegang tot de garages. De vierde poort, gelegen in het zuiden, is de belangrijkste en vormt de hoofdingang van het abdijcomplex met bijhorende portierswoning.

Poortgebouw

Witgeschilderde en verankerde baksteenbouw op gepikte plint, onder zadeldak (nok parallel aan de straat, Vlaamse pannen), opklimmend tot eind 16de- begin 17de eeuw. Zware eiken korfboogpoort geflankeerd door kleine steunberen, en dito voetgangersdeur. Boven de poort bevinden zich drie zogenaamde molenijzers verwijzend naar het wapenschild van de abdij, dat we terug vinden in de gevelsteen boven de deur rechts. In de poortdoorgang bevindt zich een stenen zitbank, waarop de armen eertijds hun beurt afwachten om hun rantsoen levensmiddelen in ontvangst te nemen. Ertegenover het zogenaamde "spijnding-venster" voor het uitreiken van aalmoezen. Voorbij de poort links: monument ingehuldigd in 1953 ter nagedachtenis van graaf Charles de Broqueville, die in Postel werd geboren en later herhaaldelijk minister en eerste minister was; kruisbeeld van de hand van beeldhouwer Vereyken.

Portierswoning

Eertijds ook afspanning, heden informatiecentrum "Huize Colibrant" (VVV). Witgeschilderde en verankerde baksteenbouw van vier traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (Vlaamse pannen) met links aandak, haaks aansluitend op het poortgebouw. Opklimmend tot de 17de eeuw en gerestaureerd in 1972-1973. Lijstgevel op gepikte plint met rechthoekige, ten dele beluikte vensters, licht getoogde deur en aflijnende tandfries. Zijtuitgevels met aandaken, muurvlechtingen en korfboogdeurtje aan binnenplaatszijde.

Sint-Nikolaaskerk

De laat-romaanse kerk met Rijnlandse stijlkenmerken, werd toegewijd aan Sint-Nikolaas, patroon der reizigers, en is opgetrokken uit tufsteen van de Eifelstreek. Ondanks het feit dat in sommige literatuurbronnen op basis van stijlcriteria geopteerd wordt voor begin 13de eeuw als bouwperiode, verwijst een bulle van de consacrerende bisschop ontegensprekelijk naar 1190 als inwijdingsjaar. Talrijke, zichtbare sporen verwijzen echter naar diverse verbouwingen, onder meer de gotische aanpassing van 1626. Eind 19de eeuw moest de kerk grondig hersteld worden; hiervoor werd tufsteen uit Oostenrijk overgebracht; ook in Reusel waar de oude kerk van tufsteen op dat moment werd gesloopt, werd materiaal gerecupereerd.

De plattegrond ontvouwt een transeptloze abdijkerk met driebeukig schip onder leien zadel- en lessenaarsdaken: middenbeuk van drie traveeën, ontdubbeld in de zijbeuken, en een ruim koor van twee rechte traveeën met halfronde, lagere apsis; tegen het koor werden in de 17de eeuw lagere dwarskapelletjes gebouwd, die in 1930 voorzien werden van een neo-romaanse apsis naar ontwerp van architect J. Sprenger (Maastricht); de kleine Sint-Jozefskapel, heden Onze-Lieve-Vrouwkapel, eveneens naar ontwerp van J. Sprenger en gelegen in de zuidwestelijke hoek, dateert uit dezelfde periode. Ingebouwde bakstenen westtoren, opgetrokken in 1769 ter vervanging van de vroegere dakruiter, doch herbouwd na blikseminslag in 1883.

Westgevel gemarkeerd door centraal roosvenster en ingebouwde vierkante toren met zandstenen speklagen, rondbogige galmgaten en neobarokke spits. Middenbeuk met typisch Romaanse, aflijnende boogfries; noordgevel met gotische spitsboogvensters van 1626, ter vervanging van de vroegere Romaanse, die veel kleiner waren en deels bewaard bleven in de zuidgevel; in 1878 voorzien van een ijzeren harnas, vervaardigd door A.L.J. Van Aerschot (Kempische Yzergieterij Herentals). Bouwnaden en omtrekken van rondboogvensters verwijzen nog naar de oorspronkelijke toestand. Segmentboogvensters in de zijbeuken. Rondbogig barok portaal van witte zandsteen, uit midden 18de eeuw, in de noordelijke zijbeuk. Koor met herstelde Romaanse vensters en lagere halfronde apsis, geritmeerd door gevelhoge lisenen, die bovenaan verbonden zijn door de aflijnende boogfries. Dwarskapellen, aan zuidzijde van natuursteen, aan noordzijde van baksteen met zandstenen muurbanden en voorzien van een barokke topgevel, ten dele verborgen door de neoromaanse apsis van 1930.

Romaans portaal van zandsteen en blauwe Doornikse steen aan zuidzijde, heden de toegang tot de sacristie, doch voorheen de hoofdingang van de kerk, die bij de bouw van de voorgevel van de abdij in 1631 werd dichtgemetseld en begin 20ste eeuw opnieuw vrijgemaakt; rechthoekige poort in deels schubbige rondboogomlijsting, flankerende kwartzuilen met bladwerkkapiteel, verwant aan de Rijnlands-romaanse stijl.

Sober, vrij donker interieur, volledig opgetrokken uit natuursteen; rondboogarcade met afwisseling van zware en lichtere pijlers, een bouwmotief uit het Rijnland; de rondbogen worden aldus per twee gekoppeld en overspannen door een grotere. Kruisribgewelven in het schip: bepleisterde gewelfvlakken en zandstenen ribben afwisselend neerkomend op kraagstenen en halfzuilen met bladwerkkapitelen. Sobere kruisgewelven in de zijbeuken. Tussen koor en schip eenvoudige triomfboog met op de sluitsteen ervoor het jaartal 1626, verwijzend naar het jaar waarin het oorspronkelijke houten gewelf werd vervangen door het huidige gotische; apsis met oorspronkelijk zesdelig, koepelvormig gewelf, uit de bouwperiode.

Sint-Jozefskapel modo Onze-Lieve-Vrouwekapel, voorheen ook in gebruik als doopkapel, in zuidwestelijke hoek met romaans poortje, tijdelijk verborgen onder het pleisterwerk, doch heropend in 1929. Het was vermoedelijk de oudste toegang voor het volk. Glasraam met verwijzing naar architect J. Sprenger en jaartal 1929.

Mobilair. Meubilair: koorgestoelte van 1630; 19de-eeuwse preekstoel. Barokke eiken orgelkast circa 1712 vervaardigd door Cornelis van Cromwijck, die ook de balustrade maakte, nieuw orgel van 1972-1973 door P. Pels-D'Hondt uit Herselt. Zwart marmeren doopvont met koperen deksel. Glasramen met voorstellingen uit het leven van de Heilige Norbertus, gesigneerd Stalins Antwerpen (begin 20ste eeuw). Mooie grafstenen uit de 18de- en de 19de eeuw van vroegere abten.

Kloosterpand

Aansluitend kloosterpand, bestaande uit vier, meermaals aangepaste vleugels rondom een met gras begroeide binnenplaats, in oorsprong opklimmend tot circa 1630; tijdens de Franse Revolutie werden de noord- en westvleugel volledig gesloopt, ze werden herbouwd in 1873 met minderwaardig materiaal zodat ze in de periode 1979-1981 opnieuw moesten herbouwd worden; ze werden toen afgebroken tot de hoogte van de pandgangen en verlaagd heropgebouwd (zie sporen van de vroegere bouwhoogte in de beiaardtoren) naar ontwerp van de architecten F. en P. Schoeters. De hoofdvleugel bevindt zich aan oostzijde en bestaat uit de sacristie (1631) en de kapittelzaal, in de 18de eeuw naar het zuiden uitgebreid met de refter, de prelatuur en het gastenkwartier.

Aan binnenplaatszijde bevinden zich de pandgangen, waarop de kloosterlokalen uitgeven; de 17de-eeuwse gang van de oostvleugel geeft uit op de kerk en is opgetrokken uit kleurrijke veldsteen. Op de begane grond brede spitsboogvensters met neogotisch maaswerk. Gevarieerde bovenvensters naargelang de bouwperiode: verdiepte spitsboogvensters met neogotisch maaswerk in de oostvleugel; kloosterkozijnen in natuurstenen spitsboogomlijsting met neogotisch maaswerk in de boogvelden in de zuidvleugel; eenvoudige rechthoekige vensters in noord- en westvleugel. Bepleisterd interieur met kruisribgewelven en zwart-witte tegelvloer.

Sacristie in kern in laatgotische stijl van 1631, zie jaarankers. Renovatie met neo-Vlaamserenaissance-inslag in de periode 1890-1926 naar ontwerp van architect J. Geerts. Bakstenen lijstgevel met gecementeerde muurbanden, twee bouwlagen onder leien zadeldak; begin 20ste eeuw nieuw ingebrachte kruis- en bolkozijnen. Lange muurankers en jaarankers verwijzen nog naar de oude kern.

Interieur met bepleisterd kruisribgewelf op één zware pijler en twee zuilen; verbonden met de kerk via de Romaanse poort, de vroegere hoofdingang van de kerk. In 1906 doorgetrokken tot de vroegere bijsacristie, waar eertijds kaarsen werden gemaakt; 17de-eeuws beeld van Sint-Nikolaas, notelaarhout.

Aansluitend de vleugel met kapittelzaal, eertijds ook gebruikt als recreatiezaal en huiskapel; trapgevel van twee traveeën in combinatie met lijstgevel van drie traveeën in neo-Vlaamserenaissance-stijl, in kern uit 17de-eeuws of begin 18de-eeuws, herbouwd in 1908, met onder meer toevoeging van trapgevel. Twee bouwlagen, gemarkeerd door horizontaliserende muurbanden, onder gecombineerde leien zadeldaken. Opgetrokken uit bak- en zandsteen op natuurstenen sokkel. Begin 20ste eeuw nieuw ingebrachte kruiskozijnen en segmentboogdeur onder oculus.

Interieur kapittelzaal: begin 20ste-eeuws houtsnijwerk met neorenaissance-elementen van beeldhouwer G. Goethijn uit Gent: abtszetel, lezenaar, eiken lambrisering en deuromlijsting; cementtegelvloer. Brandglazen van 1941 met beelden van de drie geloften en het gemeenschappelijke leven, van de hand van Jan Huet.

Refter, van 1743, drie traveeën breed met symmetrisch opgebouwde Lodewijk XV-gevel, opgetrokken uit witte zandsteen en geritmeerd door Ionische pilasters ter ondersteuning van de zware, geprofileerde kroonlijst. Uitgewerkte geveltop met boven de middentravee het wapenschild van de toenmalige abt van den Broeck († 1744), onder bekronend schelpmotief; flankerende travee onder bekronend gebogen fronton. Hoge rechthoekige vensters, nagenoeg vierkant in de top.

Interieur van de refter met verfijnd rococostucwerk van circa 1750, mogelijk uitgevoerd door de Italiaanse gebroeders Moretti, gerestaureerd in 1989. Centraal op het plafond staat het wapenschild met spreuk van abt H.J. Calis (1744-1757) omgeven door een dubbele krans, terwijl de hoeken uitgewerkt zijn met engelen die de symbolen van geloof, hoop, liefde en vrede dragen. Ook de muren zijn overvloedig versierd met rococoslingers en cartouches. Bijpassend meubilair, onder meer stoelen, kruisbeeld en lezenaar, van de hand van G. Goethijn, beeldhouwer-meubelmaker uit Gent. De bovenverdieping, eertijds de bibliotheek is heden omgevormd tot werklokaal voor de liturgie.

Prelatuur en gastenkwartier, door muurankers gedateerd 1713, doch begin 20ste eeuw eveneens grondig aangepast met neo-renaissance-inslag. Deze vleugel bevat de hoofdingang van het klooster. Baksteenarchitectuur van zeven traveeën en twee bouwlagen onder links afgewolfd, leien zadeldak met dakkapellen uit het eerste kwart van de 20ste eeuw onder driehoekig fronton. Lijstgevel op natuurstenen sokkel; uitgewerkte deurtravee met korfboogdeur in zandstenen omlijsting onder waterlijst met gestrekte uiteinden, ter vervanging van de vroegere steekboogdeur, zie oude foto's; uitlopend op neobarok dakvenster met flankerende voluten. Voorts natuurstenen kruiskozijnen en muurbanden als resultaat van de begin 20ste-eeuwse aanpassing. Arkeltorentje links.

Gastenkwartier en spreekkamers op de begane grond, prelatuur en conventskapel op de bovenverdieping. Rechts van de centraal gelegen gang met 18de-eeuws stucwerk is er één grote spreekkamer, links twee spreekkamers met neorenaissance lambrisering en -schoorsteenboezems, mogelijk eveneens naar ontwerp van G. Goethijn (begin 20ste eeuw). Volgens pater E. Van den Bergh zijn een aantal schoorsteenwangen afkomstig van het augustijnenklooster van Bree.

Naar ontwerp van J. Geerts in het eerste kwart van de 20ste eeuw vernieuwde haakse achtervleugels met keuken, prelaatskapel en voormalige pastorie; het centraal uitspringend gedeelte met trapgevel omvat de prelaatskapel op de verdieping en draagt de jaartallen van de oude en nieuwe bouw 1621-1905 aan weerszijde van de neogotische erker (koor kapel), waarvoor de architect zich liet inspireren door de erker van het Steen in Antwerpen. Interieur kapel met houten tongewelf, parketvloer, neogotische bepleistering en bewaarde glasramen.

Beiaardtoren in Vlaamse-renaissancestijl van 1610, zie gevelsteen, eertijds ook in gebruik als uitkijktoren. Verankerde vierkante traptoren, opgetrokken uit rode baksteen met verwerking van grijze hardsteen en gele mergelsteen voor speklagen, hoekblokken en vensterkozijnen. In 1840 voorzien van een zonnewijzer, in brons vernieuwd in 1960. Sierlijke barokke spits met open klokkenstoel, gerestaureerd in 1988. Beiaard uitgebreid en grondig vernieuwd in 1988 naar aanleiding van het 850-jarig bestaan van de abdij.

Interieur: gedecapeerd trappenhuis met getrapt, bakstenen gewelf.

Contactcentrum Abdijhuis en pastorie, hedendaags gastenkwartier van 1968 met logement voor 40 personen, waar zowel groepen als individuele gasten tot bezinning kunnen komen of deelnemen aan culturele activiteiten. Sobere bakstenen constructie van twee bouwlagen onder leien schilddak, gemarkeerd door rechthoekige muuropeningen en een centrale ingang, op de begane grond voorzien van een rondboogportiek met glazen deuren en overkragende bovenverdieping; gevelbrede rondbooggalerij aan achterzijde. Links aansluitend halfronde huiskapel met rechthoekige toren (trappenhuis) met bekronend ijzeren kruis; uiterst rechts wapenschild van de abdij. Naast de refter, een vergaderzaal en bar is er op de benedenverdieping ook plaats voor een kapel. Op de bovenverdieping liggen de logeerkamers.

Brouwerij in kern van 1611, zie jaarankers in oostgevel, gerestaureerd in 1969. Heden in gebruik als wasserij en parochiezaal, vergaderzaal op de bovenverdieping. Baksteenbouw van drie bouwlagen onder zadeldak (Vlaamse pannen); kleine segmentbogige muuropeningen; diverse sporen van verbouwingen in de westgevel; oostgevel ingrijpend gerestaureerd onder meer door het aanbrengen van een nieuw parement. Bewaard gebint.

Bibliotheek met toonzaal, nieuwe bakstenen vleugel van 1956-1960 met zware bronzen ingangspoort met wapenschilden van alle abten; links zandstenen gevelsteen met de jaartallen van bouw en inhuldiging (1962). De rijke verzameling boeken is ondergebracht op de benedenverdieping en omvat onder meer 54 wiegendrukken van vóór 1500 en 143 postincunabelen (1500-1543); verder 350 banden heraldiek, Plantindrukken en 17de-eeuwse atlassen. Brandglasraam van de hand van Frans Roderburg (Brugge). Toonzaal met kleinere glasramen door Jan Willemen (Dongen), voorstellingen van onder meer de vier jaargetijden en taferelen uit Postel en de drukkerswereld. Op de bovenverdieping werden kamers voor kloosterlingen ingericht.

Voormalige 17de-eeuwse paardenstallen, (zie jaarankers 1680 die bewaard bleven in de gevel aan binnenplaatszijde), sedert 1960 ingericht als gasthof "De Beiaard", ingehuldigd in 1962. Grondig gerenoveerd geheel met bewaard volume en ten dele bewaarde balkenstructuur.

Voormalige tiendschuur waar eertijds de goederen van de "tiendbelasting" werden opgeslagen. In kern opklimmend tot de 17de eeuw, naderhand ook in gebruik als schaapskooi. Begin jaren 1950 grotendeels gesloopt omwille van de bouwvalligheid en omgevormd tot woning. Heden eenvoudige bakstenen constructie onder gecombineerd zadeldak (pannen); neobarokke zijtopgevel, geïnspireerd door de barokke zijgevel van de huisjes die gesloopt werden voor de bouw van de bibliotheek.

Oude kaasmakerij, na de Tweede Wereldoorlog werd gestart met de ambachtelijke productie van kaas voor eigen gebruik, naderhand voor verkoop in de eigen kaaswinkel; door de toenemende vraag werd men in 1997 genoodzaakt een nieuwe kaasmakerij te bouwen; de oude gebouwen, na een brand in 1969 heropgebouwd, werden heringericht als opslag- en informatieruimte.

Pestkapellen, uit de 17de en de 18de eeuw. Tegen de ringmuur aangebouwde bakstenen constructies onder zadeldak (nok loodrecht op de ringmuur, Vlaamse pannen of kunstleien). Sint-Jozefskapel met barok getinte klokgevel en jaarsteen "1614"; gerestaureerd begin jaren 1970; rondboogvensters met ruitvormige ijzeren roeden in gecementeerde omlijsting en korfboogdeurtje. Bepleisterd en beschilderd interieur met geschilderde, vegetale motieven onder de huidige afbladderende verflaag; zwarte tegelvloer. De andere kapel met jaarankers (1)719: tuitgevel met overhoekse topstukken, vlechtingen en zandstenen wapenschild "Agnus Dei"; ten dele gedichte korfboogpoort, heden rechthoekige deur onder houten latei.

  • Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Monumenten & Landschappen, Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Antwerpen, Monumenten en Landschappen, Beschermingsdossiers A/0661, A/0661/1, A/0661/2, A/0661/3.
  • DIRIKEN P., Geogids Oosterkempen: Balen, Dessel, Mol, Retie, sine loco, 1992, 86-90.
  • HERMANS J., Abten van Postel, in Molse Tijdingen, VII, 1999, 34-75.
  • S.N., Abdij Postel, sine loco, 1988.
  • S.N., Profiel van Mol, Mol, 1971, 175-215.
  • S.N., Van Weselo tot Wezel. Wezel en zijn geschiedenis, Mol, 1998, 94-107.
  • VAN DEN BERGH E., Postel (1140-1940) geen rijker kroon dan eigen schoon, Postel, 1940.
  • WELVAERTS T., Geschiedenis der abdij van Postel naar hare eigene archieven, Turnhout - 's Hertogenbosch, 1878.

Bron: KENNES H. & STEYAERT R. 2002: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Mol, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n5, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Abdij van Postel [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/52858 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.