Klein appartementsgebouw in modernistische stijl, gebouwd als “huurhuis” voor rekening van advocaat Leo Scheere. Het ontwerp werd opgemaakt door architect Frans Peeters en dateert van 1937.
De plannen van het bouwdossier geven ook de aanpalende neoclassicistische woning Pater De Dekenstraat 30 weer weer. Deze was eigendom van advocaat Scheere en werd in dezelfde fase aangepast.
Frans Peeters wordt als architect met een diepchristelijke geloofsovertuiging vooral geassocieerd met zijn oeuvre in de kerkelijke sfeer, in het bijzonder met zijn latere monumentale en strak geometrisch vormgegeven realisaties zoals de parochiekerk Sint-Jan Evangelist te Wilrijk uit 1933. Tijdens zijn korte loopbaan ontwierp Peeters in en om Antwerpen ook talrijke woonhuizen, scholen en winkelinrichtingen. Zijn vroege profane werk was traditioneel van opvatting en zeer decoratief. Midden de jaren 1920 sloten zijn gebouwen qua vormentaal en materiaalbehandeling aan bij de eigenzinnige art-decostijl van architect Jef Huygh met wie hij bevriend was. Een half decennium later was Peeters echter geëvolueerd naar een modernistische vormentaal waarin aanvankelijk nog art-deco-accenten doorklonken.
Exterieur
Gebouw van drie bouwlagen en vijf traveeën onder plat dak met overkragende, oorspronkelijk minder zware dakrand. De voorgevel heeft een parement van gele baksteen in halfsteens verband met Dudokvoeg. De volumewerking wordt bepaald door terugwijkende en uitspringende gevelvlakken. De gevel is axiaal symmetrisch opgebouwd. De middenlijn vormt het licht uitstekende trapvolume in rood baksteenmetselwerk met verticaal bandvenster in een omlijsting van zwart geglazuurde tegels. Onder het trapvolume bevindt zich het terugwijkende inkomportaal, geflankeerd door twee rondstaven en smalle rechthoekige vensters op hardstenen sokkels met brievenbussen. De onderzijde van het trapvolume is bekleed met crépi en vormt een luifel boven het inkomportaal. Boven de dakrand wordt het trapvolume bekroond met een klein fronton in gele baksteen.
In de rechter- en linkerhelft zijn de verdiepingen als brede oplopende erkers met rechthoekig grondvlak uitgewerkt, boven een terugwijkend gelijkvloers met hoge hardstenen sokkel.
Het schrijnwerk van de grote vensteropeningen is vernieuwd in PVC, het schrijnwerk van het trapvenster lijkt nog bewaard. De houten voordeur is gaaf bewaard en heeft in het midden een verticale lichtopening met structuurglas en twee horizontale smeedijzeren banden. Ook de flankerende vensters bevatten nog de oorspronkelijke houten kozijnen met structuurglas.
De achtergevel in baksteenmetselwerk heeft een regelmatige ordonnantie: op het gelijkvloers in de buitentraveeën driedelige vensterdeuren en in de binnentraveeën een smalle vensterdeur met flankerend venster. Op de verdiepingen heeft elke travee en rechthoekige vensteropening met driedelig kozijn.
Interieur
Elke verdieping bevat twee appartementen, aan weerszijden van de centrale traphal gesitueerd. Palend aan de traphal ligt telkens een kleine hal met wc, hiervoor een kleine kamer en achteraan een keuken. De bredere buitentraveeën bevatten enfilades van een woon- en slaapkamer. De twee gelijkvloerse appartementen liggen een vijftal treden boven het niveau van het voetpad en hebben achteraan een terras.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 238#4933.