Villa, in 1889 gebouwd door notaris Gustave Fineau aan de oostrand van de stad. De bijhorende conciërgewoning is opgetrokken op de muurresten van de 'Kruittoren', de enige stadstoren van de rond 1330 gebouwde stadomwalling waarvan bovengrondse resten bewaard bleven. Omgeven door landschappelijk park met vijvertje, circa 1,5 hectare; sinds 1976 openbaar park.
Notaris Gustave Fineau liet in 1889 aan de oostrand van de stad een vrij bescheiden villa bouwen. Hij liet er ook een parkje rond aanleggen. Meteen kon hij bogen op een bijzondere 'folly': muurresten van de 'Kruittoren' (ook 'Poedertoren' of 'Heksenkot'), de enige stadstoren waarvan bovengrondse resten bewaard bleven, een overblijfsel van de tweede, rond 1330 gebouwde stadsomwalling, meer bepaald de tweede toren ten noorden van de Sint-Truidense poort. Enig romantisch ontzag voor ruïnes was aan de eigenaar niet besteed, want op de muurresten liet hij een conciërgewoning optrekken, voortbouwend op hetzelfde hoefijzervormige grondplan en afgedekt met zadeldakjes. Langs de zuidzijde werd in de versmalde bovenbouw een terras uitgespaard. Het gebouw vertoont diverse sporen van 'pittoreske' aankleding: pleisterwerk met schijnvoegen, gefiguurzaagde windborden en een balustrade van gekruiste latjes die, in samenspel met verschillende baksteenformaten, afgewisseld met enkele rijen kwartsietblokken en fragmenten van dakpannen, sporen van een verdwenen aanbouw (volière), ondergrondse gangen en een verregaande staat van verval, een uiterst schilderachtig effect teweegbrengen, maar een nachtmerrie zijn voor archeologen en bouwhistorici.
In de kadastrale legger wordt uitsluitend van bouwland, weide en hooiland gesproken, maar het huidig landschappelijk parkje tussen de villa, de Vincent Betsstraat en de Kanonstraat was zoals blijkt uit oude foto's van meet af aan aanwezig: een golvend reliëf met een vijvertje als dieptepunt (met eilandje en opspuitende fontein), en twee brugjes met leuningen met rustiek vlechtwerk van imitatietakken. Het geheel besloeg ongeveer 1,5 hectare. Op enkele bomen na (een bruine beuk, Fagus sylvatica 'Atropunicea' en een witte en een rode paardenkastanje, Aesculus hippocastanum, A. x carnea) dateren de huidige aanplantingen bestaande uit platanen (Platanus x hispanica), vederesdoorn (Acer negundo), treurwilg (Salix alba 'Tristis'), grauwe abelen (Populus canescens), tamme kastanje (Castanea sativa) en witte paardenkastanjes uit het interbellum toen ook de villa werd 'gemoderniseerd'. Het oorspronkelijke gebouw was, ondanks de witte gevelbanden, uitgesproken verticaal: lisenen, twee met trapgevels bekroonde risalieten en hoge, smalle, steekboogvensters met sluitstenen en oren van geprofileerde natuursteen. Het geheel werd echter gehorizontaliseerd: de ramen werden verlaagd en verbreed, de steekbogen werden vervangen door dikke, strakke lateien die bij de witte gevelbanden aansluiten, maar de trapgeveltjes overleefden de verbouwing. Het goed werd in 1976 door de stad aangekocht, die er een openbaar park van maakte. In hoeverre de huidige, met betonklinkers afgeboorde wandelpaden nog de oude tracés volgen, valt moeilijk na te gaan. Op de westelijke oever van de vijver werd een met betonklinkers betegeld en met rondhout beschoeid terras aangelegd.
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Oudste kadastrale legger 212 Zoutleeuw, art. 611 , nrs. 3 en 15-18.
- Kadasterarchief Vlaams-Brabant, Kadastrale opmetingsschets Zoutleeuw 1894/17.
- KEMPENEERS P., Zoutleeuw: een toponymisch-geschiedkundige studie, in Nomina geographica Flandrica, 19, K.U. Leuven, Instituut voor Naamkunde, 2003, p. 29 e.v.
- VANDEGEHUCHTE C., Bouwhistorische nota over de 'Poedertoren' te Zoutleeuw, Tessenderlo, Studiebureau Archeologie en Monumentenzorg, 2002.