is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Classicistisch herenhuis
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Classicistisch herenhuis
Deze bescherming is geldig sinds
De bouw van het vrijstaand herenhuis wordt gesitueerd op het einde van de 18de tot het begin van de 19de eeuw. Het oorspronkelijk volume en de gevelordonnantie bleven behouden en het dakgebint is intact en homogeen bewaard.
Op basis van de gevelordonnantie en –uitwerking en naar analogie met de oude pastorie is het pand te dateren in het laatste kwart van de 18de eeuw tot het begin van de 19de eeuw.
De geïnscribeerde letters “FS” in de hardstenen deuromlijsting zouden kunnen verwijzen naar twee mogelijke bouwheren van het pand, die allebei luisterden naar de naam, Frans Smet.
De oudste, Frans Jacobus Smet werd burgemeester in het begin van de 19de eeuw en bleef dit tot 1807. Hij overleed in 1826.
De tweede, meer waarschijnlijke bouwheer is Frans Jacques Smet, burgemeester van Zwijndrecht tussen 1855 en 1872 en 1879 en 1896, wanneer hij overlijdt in het huis aan de Polderstraat 12 en het pand wordt verkocht aan de Constant van Goey, eveneens burgemeester van Zwijndrecht tussen 1908 en 1914.
Het herenhuis met vrij grote voortuin was oorspronkelijk vrijstaand. Helaas werd een nieuwe woning aangebouwd tegen de westelijke blinde zijgevel. Het vroegere, bijhorende wagenhuis werd na 1985 gesloopt. Het langgerekte bijgebouw achter het huis dateert van recente periode. Verschillende elementen aan exterieur en interieur wijzen op verfraaiings- en herinrichtingswerken op het einde van de 19de en in het begin van de 20ste eeuw. Misschien zijn deze te relateren aan de eigendomswissel na 1896 (confer supra).
Het dubbelhuis telt vijf traveeën en twee bouwlagen onder een schilddak, bedekt met Vlaamse pannen (oorspronkelijk natuurleien?).
Rondom rond is een hardstenen gevelplint en een eenvoudig geprofileerde houten kroonlijst op klossen aangebracht.
De voorgevel, oorspronkelijk bepleisterd en geschilderd, werd in de late 19de - begin 20ste eeuw gedecapeerd. Hiervan getuigt het licht beschadigde baksteenparement, welke later werd voorzien van een geschilderde, dunne pleisterlaag, die een visuele correctie beoogde van voeg- en baksteenwerk en de oorspronkelijk in de bepleistering verdoken gevelankers grotendeels aan het zicht onttrok. De gevelopeningen worden ontlast door een bakstenen strek. De centrale rechthoekige deur met vast rechthoekig bovenlicht is voorzien van een hardstenen omlijsting met middenkalf en bovenlatei, beide voorzien van een centrale sluitsteen waarin respectievelijk de letters “FS” en een platgedrukte rozet zijn aangebracht.
De rechthoekige vensteropeningen zijn voorzien van hardstenen raamdorpels en lateien. Op de benedenverdieping zijn de vensters beluikt. De persiennes, geschilderd in rijtuiggroen dateren vermoedelijk van het einde van de 19de - begin van de 20ste eeuw. Op de bovenverdieping getuigen de ijzeren ogen bevestigd in de bovenlatei van een vroegere beluiking.
De oostelijke zijgevel is blind en is net zoals de achtergevel afgewerkt met een ruwe, geworpen (“gerotste”) bepleistering op basis van cement. De achtergevel toont een anomalie in de gevelindeling, wat doet vermoeden dat de achterdeur in een latere bouwfase, waarschijnlijk naar aanleiding van een interieurherinrichting werd verplaatst.
In het venster rechts van de deur, eveneens gedispositioneerd ten opzichte van de gevelindeling werden de dievenijzers met ruitvormige sectie bewaard. De hardstenen dorpels en bovenlateien van de overige vensters op beide bouwlagen tonen ruitvormige gaten waarin oorspronkelijk dievenijzers waren gevat.
Aan de oostzijde is het huis onderkelderd. Het betreft een tweebeukige kelder overspannen door een tongewelf en verlicht door een kleine, rechthoekige keldermond, voorzien van dievenijzers met ruitvormige sectie.
Het interieur van het gelijkvloers wordt gekenmerkt door de typisch laat-18de-eeuwse indeling met centrale gang en aan weerszijden opeenvolgende ruimten. De verticale circulatie wordt verzorgd door een steile houten steektrap met keepboom en een balustrade, te dateren op het einde van de 19de- begin van de 20ste eeuw. De voordeur is met origineel smeedijzeren geheng opgehangen aan zware duimen en is mogelijk te situeren in de 18de eeuw.
De huidige meest representatieve ruimten zijn gelegen aan de straatzijde en worden getypeerd door vrij zwaar uitgewerkte stucplafonds, te dateren op het einde van de 19de - begin van de 20ste eeuw (confer eigendomswissel kort na 1896). In de oostelijke ruimte is de balkroostering te herkennen en werden de moerbalken bepleisterd.
De schouw in het westelijk salon werd in recente periode vervangen. De verbinding met de achterliggende ruimte is aangepast.
De vroegere opkamer wordt heden gefragmenteerd door nieuwe invulwanden en deels door een verlaagd plafond.
Op de bovenverdieping is een deel van de oorspronkelijk ompleisterde moerbalken gedecapeerd. De authentieke en vrij intacte kapconstructie toont stapeljukken waarvan de onderdelen aan elkaar zijn gelast met getoognagelde pen- en gatverbindingen.
Het pannendak werd tussen de panlatten en de kepers met een laag stro geïsoleerd.
Bron: Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DA002356, Zwijndrecht: pastorie en herenhuizen
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Zwijndrecht
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Classicistisch herenhuis [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/14714 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.