Historiek
Gelegen op deels 7met gras begroeid en ommuurd pleintje, aan de westzijde van de straat, in de as van de Torenstraat, aanplanting van lindebomen voor de kerk. Weinig gegevens beschikbaar over de bouw van de vroegste kerk: volgens de overlevering en sommige auteurs zou de toren opklimmen tot een Romeinse constructie, doch vermoedelijk werd een zandstenen, romaanse kerk opgetrokken tussen 1140 en 1180. Heden oost-west-gerichte kerk met kern in laat-romaanse/vroeg-gotische stijl uit de 12de eeuw (toren en mogelijk het oude transept); verbouwd in 1618 (heropbouw van schip) en in 1733-1744 (overwelving zijbeuken, nieuwe sacristie en voorgevel). Op drastische wijze vergroot en aangepast in 1853-1855 door J. Schadde naar ontwerp van F. Berckmans (1852). Bij de verbouwing verdween het oorspronkelijke oostkoor voor een neoromaans portaal en werd de kerk aan de westzijde verlengd met een vrij stijlloze kruisbeuk en koor.
Beschrijving
Driebeukige kruiskerk met portaal van één travee, oostelijk transept met oorspronkelijke vieringtoren van één travee, schip van vier traveeën, westelijk transept met transeptarmen van twee smalle traveeën en koor van drie traveeën met driezijdige sluiting, lagere aanbouwsels. Toren, oud transept, schip en neoromaanse voorgevel van zandsteen; overige 19de-eeuwse bouwonderdelen van baksteen, leien zadeldaken. Aangepaste spitsbogige en rondbogige (oostelijk transept) vensters. Vierkante toren, door middel van afgeschuinde hoeken overgaand in een octogonale zandstenen spits. Markerende kordons en spitsbogige galmgaten met driepas; gebeeldhouwde waterspuwers en rondbogige muuropeningen (verborgen door wijzerplaten) in de spits met steigergaten onder de met leien beklede top. Aansluitend oostelijk transept met puntgevels en hoeksteunberen, algemeen rond de 14de eeuw gesitueerd, maar wellicht ouder. Neoromaanse oostelijke voorgevel met centrale puntgevel, aflijnende rondboogfries, geprofileerde rondboogpoort en radvenster.
In 1965 werd, bij graafwerken tijdens het vellen van de oude lindebomen, een zandstenen, romaanse grafkelder met vier eiken kisten ontdekt. Een heden afgedekte trap, links tegen de kerk, geeft toegang tot deze grafkelder gesitueerd onder het vroegere koor en eertijds mogelijk toebehorend aan de familie Helman.
Interieur
Bepleisterd en overschilderd interieur met spitsbogen op kapiteelloze polygonale zuilen. Kruisribgewelven, in middenbeuk neerkomend op bewerkte consoles, koorsluiting met straalgewelf. Oostelijke transeptarm met in de zuidelijke travee doopkapel en in de noordelijke travee gedachteniskapel en toegang tot de traptoren. Boven het portaal: uitspringend eiken doksaal (tweede helft 19de eeuw) op marmeren zuilen met bladwerkkapiteel onder gebeeldhouwde symbolen van de evangelisten als consoles van de leuning. Gedenksteen achteraan in kerk: Agrandie et reconstruite partielement de 1853 à 1855, Jos. Schadde architect provinc.. Portaal met moer- en kinderbalken.
Mobilair
Schilderijen: Anna verklaart Maria de Heilige Schrift toegeschreven aan M. Coxcie (tweede helft 16de eeuw); Verschijning van Heilige Nicolaas aan Constantinus van C. Schut (tweede kwart 17de eeuw); Laatste Avondmaal van J. Van Helmont (1721); Vijf Blijde en Vijf Droeve Mysteriën van P. Van Huffel (circa 1795). Heiligenbeelden uit de 18de eeuw en de eerste helft van de 19de eeuw. Nissen (18de eeuw) met geklede beelden van Sint-Anna-ten-Drieën en Onze-Lieve-Vrouw met Kind uit de 17de eeuw, textiel uit de 20ste eeuw. Hoofdaltaar, biechtstoel en preekstoel uit de 18de eeuw. Eiken triomfkruis met symbolen van de evangelisten (15de eeuw).
- Provinciaal Archief Antwerpen, Kerken, Willebroek, Sint-Niklaas, dossiers 1-9.
- JANSEN J., Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische bedehuizen, Provincie Antwerpen, Kanton Willebroek, Antwerpen, 1975, p. 44-46.
- MEUL V., Jozef Schadde (1818-1894). Provinciale architect van het arrondissement Mechelen van 1853 tot 1869, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, KUL, 1992, p. 120-129).
- VERBESSELT J., Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw, deel IX: Tussen Rupel en Zenne, Pittem, 1969, p. 253-266.