Dit pand, zogenaamd “Patricius” deed van 1493 tot 1520 (?) dienst als Portugees natiehuis. Op de kaart van Marcus Gerards (1562) staat hier een diephuis met een imposante schermgevel afgebeeld. Volgens een steen op de zolder dateert de voorgevel van 1849. Toen werd vermoedelijk de schermgevel vervangen door een vlakke lijstgevel met behoud van de constructieve elementen van het pand cf. de kelder en de balklagen. De kelder was oorspronkelijk voorzien van een kruisribgewelf en werd in de loop van de achttiende eeuw vervangen door gordelbogen. De aanzetten van het vroegere gewelf zijn nog bewaard gebleven. De interieuraankleding illustreert verschillende stijlperiodes zoals het laatclassicisme, het neoclassicisme en de art-nouveau. Het imposante dakgebinte werd opnieuw samengesteld uit hergebruikmateriaal.
Herenhuis met dubbelhuisopstand van zes traveeën en twee en een halve bouwlaag onder schilddak bedekt met Vlaamse pannen. Deze laatclassicistische gevel vervangt volgens een steen met opschrift “Deze steen is geleidt door M.P. Verté 1849” een schermgevel die staat afgebeeld op de kaart van Marcus Gerards. Dit pand vormde waarschijnlijk één geheel met het buurpand Riddersstraat nr. 5 cf. de kelder. Het resultaat is een imposante lijstgevel, beigebeschilderd boven een grijze plint. De gevel wordt horizontaal belijnd door arduinen kordonvormende lekdrempels. De gevel is opengewerkt met rechthoekige muuropeningen die hun 19de-eeuws schrijnwerk bewaren. De benedenvensters waren oorspronkelijk voorzien van luiken cf. de bewaarde duimen.
Gedeeltelijk onderkelderd pand. Oorspronkelijk een kelder met kruisribgewelven, waarvan de aanzetten nog duidelijk waarneembaar zijn. De aanzetten worden nu gebruikt als kapiteel van het zandstenen zuiltje. In de loop van de 18de – eeuw werden de kruisribgewelven vervangen door gordelbogen. De kelder onder het buurhuis is voorzien van een tongewelf en spaarbogen in de gemene muur. Inkom met marmeren vloer. De deuren zijn in imitatiehout beschilderd en zijn voorzien van origineel hang- en sluitwerk. Op sommige plaatsen zijn nog radiatoren met art-nouveau motieven aanwezig. Rechts van inkom, aan de straatzijde, een salon met bruinmarmeren volutenschouw en bepleisterde plafonds en moerbalk. Klein salon, links van de inkom, is voorzien van een zwartmarmeren volutenschouw. Het linkersalon aan de tuinzijde is voorzien van een witmarmeren schouw en bepleisterde moerbalk. Het rechtersalon aan de tuinzijde in neoclassicistische stijl is voorzien van een houten lambrisering met acanthusbladeren, dubbele deuren en marmeren volutenschouw. De imposante engelse trap met uitgewerkte spijlen geeft toegang tot de bovenverdieping. Op de verdieping: dubbele deuren, marmeren schouwen en bepleisterde moerbalken (rechtergedeelte). Het dakgebinte is in 1849 aangepast. Het opnieuw samengestelde gebinte bestaat uit hergebruikmateriaal van twee oudere dakconstructies.
- Stadsarchief Brugge, Bouwvergunningen, nr. 64/1849.
- Beernaert B., Schotte B., e.a., Verslag van de onderzoeksresultaten van de Werkgroep Huizengeschiedenis van de VZW Levend Archief. Het huis Coppieters ’t Wallant, Sint-Jansstraat 13, Brugge, 2001, p. 39.
- Devliegher L., De huizen van Brugge, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen 2-3, Tielt, 312.
- Gilté S., Vanwalleghem A., e.a., Stad Brugge, Oudste kern (Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen , 18na, 1999, p. 278).