is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Klooster van de annunciaten
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Klooster van de annunciaten
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Klooster van de annunciaten
Deze vaststelling was geldig van tot
Voormalig annunciatenklooster, opgetrokken in 1627-1629 volgens kwadraatplan in traditionele bak- en zandsteenstijl.
Tot circa 1830 bevond zich aan de noordelijke stadsrand, ter hoogte van de Lintersepoort, op de hoek gevormd door de Waaibergstaat en de Veldbornstraat een kapel opgedragen aan Sint-Jacob van Compostella. Volgens pastoor De Ridder was de sinds 1319 vermelde Sint-Jacobskapel in oorsprong een castrale kapel die afhing van het nabij gelegen hof van Waaiberg. Rond deze kapel werd in 1627-1629 een annunciatenklooster uitgebouwd. In 1627 bekwam het annunciatenklooster van Leuven (1529-1784) van het Sint-Germanuskapittel de toestemming om in Tienen een nieuw klooster op te richten. Hiertoe stelde het Tiense kapittel de Sint-Jacobskapel aan de Waaiberg ter beschikking, een schenking die werd aangevuld met een particuliere gift bestaande uit een grote boomgaard van 56 are 70 centiare langsheen de Veldbornstraat. Van de magistraat verkregen ze op 19 maart 1628 een octrooi tot aankoop van een stuk grond van 3 dagwand naast de kapel. Eind maart 1629 was het nieuwe klooster dat met zijn noordoosthoek aansloot op de oude kapel voltooid waarna acht religieuzen uit Leuven, onder leiding van mater ancilla, Anna Wielant († 1655), er hun intrek namen.
Op 9 juni 1635 tijdens de inname van Tienen door de Hollandse en Franse troepen werd het klooster dat op dat moment vijftien religieuzen telde, geplunderd en volledig leeggeroofd. In tegenstelling tot veelal elders in de stad bleven de gebouwen zelf gespaard.
Met onder meer de steun van baron de Baudequin de Peuthy verkregen de religieuzen op 23 augustus 1783 officiële toestemming om een meisjesschool te openen zodat ze als contemplatieve orde aan de dreigende afschaffing ingevolge het edict van Jozef II konden ontsnappen. Ten slotte werden ze op 11 november 1796 door de Fransen uit hun klooster verdreven. De 28 religieuzen bleven echter samen en vonden achtereenvolgens onderdak in een privé-woning in de Minderbroedersstraat en in de huidige Gilainstraat te Tienen. Op 16 mei 1798 werd het klooster met alle aanhorigheden en boomgaard verkocht aan geneesheer Nicolaes Meys. Kort daarop, in september 1798 werd het kloostercomplex doorverkocht aan tuinman (?) Jean François Smets (Desmedt) en echtgenote die het later zouden overmaken aan hun dochter Maria Catharina Desmedt.
Vanaf 1800 tot 1823 betrokken de annunciaten, ditmaal als huurder, opnieuw een deel van hun klooster om het daarna definitief te verlaten. Door de financiële tussenkomst van baron de Baudequin de Peuthy en door bemiddeling van ridder de Wouters d’Oplinter kon op 13 maart 1823 in de Broekstraat een pand worden verworven waarna de elf overblijvende religieuzen er hun intrek namen en een school openden. De kloostergemeenschap wist zich zodanig te herstellen dat in 1853 kon worden overgegaan tot de stichting van een nieuw klooster in Geel. Om de school beter te kunnen huisvesten werd in 1919 in de Oude Vestenstraat een ruimer pand aangekocht. Als gevolg van een te kort aan roepingen en de vereiste getuigschriften werd de school in 1947 overgelaten. Ten slotte werden in 1965 de resterende drie Belgische annunciatenkloosters samengevoegd en verhuisde de Tiense gemeenschap naar Merksem in afwachting dat een nieuw klooster zou worden gebouwd.
Ruim twintig jaar nadat de annunciaten hun klooster definitief hadden verlaten was het op 4 november 1846 door toenmalig eigenares Maria Catharina Desmedt, intussen weduwe van Franciscus Josephus Collon, als "onwederroepelijke gift onder levende" overgemaakt aan grondeigenaar in Sint-Niklaas, Petrus Antonius Verwilghen-Hemelaer, die als tussenpersoon optrad voor negen religieuzen uit Dendermonde. Voorwaarde was dat de religieuzen beide hofjes met een muur zouden afsluiten en dat er een nieuwe kapel werd gebouwd. De oude Sint-Jacobskapel was immers sinds de jaren 1830 gesloopt wat de aanzet zou vormen tot verkaveling en bebouwing van de noordrand van de kloostersite, aan de Waaibergstraat.
De Dendermondse religieuzen verkochten amper twee jaar later, op 29 maart 1848, klooster en gronden met een oppervlakte van 31 are 1 centiare aan haar schoonbroer Alexandre Collon.
Bij akte van verkoop van 5 februari 1853 wist de weduwe van haar schoonbroer een deel van haar vroegere schenking te recupereren, namelijk de zuidvleugel en een perceel tussen de noordvleugel en de Waaibergstraat met tuin en haaks bijgebouwtje. De rest van haar initiële gift kwam in het bezit van graaf Modeste Albert de Rottermund (1808-1861), de Poolse echtgenoot van gravin F.-J.-C. d’Arschot Schoonhoven van het naastgelegen kasteel van Waaiberg. Goed geïntegreerd in de Tiense katholieke kringen stichtte de Rottermund op 9 juli 1852 in het voormalige klooster het Genootschap van Sint-Vincentius a Paolo, een vereniging van jonge katholieke intellectuelen, adel en burgerij waarbij devotie en sociale actie centraal stonden. Mogelijk was het in opdracht van de Vincentianen dat er in een van de vleugels een kapel werd ingericht die in 1863 samen met de klok werd ingewijd. In 1888 werden de lokalen ingericht als noodschool voor het pas opgerichte Onze-Lieve-Vrouwcollege en dit in afwachting van de geplande nieuwbouw in de Broekstraat. Momenteel is dit gedeelte van het klooster, namelijk de noord-, oost- en westvleugel, in gebruik door het Vrij Instituut voor Technisch Onderwijs (VITO), samen met de naastliggende vroegere tuin (H 122), nu speelplaats.
Na het overlijden van de weduwe Collon-Desmedt werd de zuidvleugel van het klooster samen met de boomgaard opgedeeld in zeven loten en door haar erfgenamen bij akte van 25 oktober 1864 verkocht aan Tienenaar Jean Mommaels. Zijn kinderen verhuurden de zuidvleugel die door de familie Moriau een tijdlang als hoeve werd uitgebaat. Bij akte van 31 maart 1936 werd een deel van het kloosterbezit van de familie Mommaels (37 are 59 centiare) aangekocht door Marie Caroline Vranckx die in de zuidvleugel een Theresianenklooster onderbracht. Dit klooster leidde slechts een kortstondig bestaan waarna het 42 are 85 centiare grote eigendom in 1967 werd aangekocht door de Provincie Brabant die er een Psycho-medisch-sociaal Centrum (PMS) in onderbracht.
Op 28 juni 1972 werd aan de Provincie vergunning verleend om de bestaande lokalen te verbouwen ter uitbreiding van de tegenover liggende Provinciale Normaalschool. Na ingrijpende restauratiewerken naar ontwerp van architect Jean Rimanque werd de zuidvleugel op 1 september 1979 in gebruik genomen door de afdeling Plastische Kunsten van het Regentaat. Sinds 1996 is de vleugel samen met het resterende gedeelte van de vroegere boomgaard eigendom van het Tiense Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW). Het overige gedeelte, ter hoogte van de huidige huisnummers Veldbornstraat 82-102, was reeds vroeger door de erfgenamen Mommaels verkaveld en verkocht.
De kaart van Ferraris (Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, circa 1775) toont de kloostersite als een langgerekt, quasi rechthoekig, volledig ommuurd domein, aan westzijde begrensd door het kasteel van Waaiberg, aan oostzijde door de Veldbornstraat. De kloostergebouwen met oude Sint-Jacobskapel situeren zich aan de noordzijde, in de hoek gevormd door Waaibergstraat en Veldbornstraat. Naast de toegang aan de Veldbornstraat bevindt zich een vrijstaand gebouwtje, wellicht de nu verdwenen portierswoning, met aansluitend het voorplein dat zich voor de oostvleugel uitstrekt. Het resterende zuidelijke gedeelte van het domein wordt ingenomen door een grote boomgaard met achterliggend de moestuin.
Drie schetsen van Kempeneers respectievelijk gebaseerd op de kaart van Naveau (1830), het plan van landmeter Geerts (1846) en de kadasterkaart van Popp (circa 1860) tonen de verkaveling en bebouwing van de noordrand van de site na sloop van de oude kapel in de periode 1830-1834. Een vierde schets toont de huidige situatie met de zuidoostelijke helft van de voormalige boomgaard, aangesneden door de bouw van de rijwoningen Veldbornstraat nummers 82-102 en het vroegere weideperceel aan de noordwestrand omgevormd tot speelplaats van het Vrij Instituut voor Technisch Onderwijs (VITO).
Aan noordzijde ingesloten door de bebouwing aan de Waaibergstraat, aan westzijde uitgevend op de speelplaats van het VITO is het voormalige annunciatenklooster, met uitzondering van de zuidvleugel, amper zichtbaar van op het openbaar domein. Het klooster bestaat uit vier, in kwadraatplan rond een binnenhof opgestelde vleugels met aan beide uiteinden van de westvleugel een bijgebouwtje. Het complex is opgetrokken in traditionele bak- en zandsteenstijl en telt twee bouwlagen onder schild- of zadeldak (pannen, natuur- en kunstleien) opengewerkt met diverse dakkapellen, al dan niet voorzien van houten windveren, en enkele dakvlakramen. Zowel buiten- als binnenkoergevels dragen de sporen van diverse functionele aanpassingen. Ze worden horizontaal belijnd door een kwartsieten plint met Gobertange-afschuining en door eveneens in Gobertangesteen uitgevoerde speklagen - drie per bouwlaag - , steigergaten en een kwartronde kroonlijst. In tegenstelling tot de hard gerestaureerde zuidvleugel, wisten de overige vleugels hun oorspronkelijk uitzicht goed te bewaren. Zo toont de westgevel (zijde speelplaats), naast recentere vensteropeningen, een in dichtgemetselde vorm bewaard rondboogdeurtje met bekronend vierkant venstertje, een eveneens vierkant, hoog geplaatst venstertje en daarnaast een rechthoekige deur met negblokomlijsting met biljoenvormige aanzet (hergebruik?); op de verdieping een register van kloostervensters waaronder één met ontlastingsboogje. Verder tegen de gevel een recentere tweelaagse, kleine aanbouw en een afdak. In het verlengde van deze gevel ten slotte een haaks, tweelaags bijgebouwtje met zadeldak, aandak en vlechtingen met originele en later aangebrachte muuropeningen.
Met zijn vele dichtgemetselde muuropeningen bleef de ordonnantie van de oostgevel opmerkelijk intact: gelijkvloers twee gekoppelde steekboogopeningen met bekronend vierkant venstertje, kloostervensters, een rondboogdeurtje, een oculus en sporen van de vroegere verbinding met de kapel; op de verdieping een aantal vierkante venstertjes. De vijf traveeën tellende binnenkoergevels zijn vrijwel identiek van opstand met op de verdieping een rij kloostervensters (één per cel) en op de begane grond grote steekboogvensters met sluitsteen, hoekblokken, en metalen schrijnwerk. Tegen een van de gevels een eenlaagse uitbreiding.
Afgezien van de eiken spantconstructie en enkele troggewelfjes bleef van het oorspronkelijke interieur, zowel qua indeling als afwerking, omzeggens niets bewaard. Merkwaardig is de inpandige kapel die rond 1860 in een van de vleugels werd ingericht. Het is een vier traveeën grote, rechthoekige ruimte met een neoclassicistische stucdecoratie van ionische pilasters, rondboogvensters met guirlandemotief en een vlakke balkenzoldering, opgehoogd met lijstwerk.
De in de jaren zeventig zwaar aangepakte langgerekte, eveneens twee bouwlagen tellende zuidvleugel bestaat uit een hoofdvolume van elf traveeën en een kleiner, ondiep en iets lager volume van drie traveeën met aanbouw onder lessenaarsdak dat wellicht te identificeren is met het vroegere gastenverblijf. De naar het voorplein gerichte gevel met twee speklagen per bouwlaag is opengewerkt met een dubbel register van grote rechthoekige vensters met negblokomlijsting (houten 8-delige ramen met fijne glasroeden) en een grote korfboogpoort met bekronende beeldnis. De zijgevel aan westzijde wist zijn oorspronkelijk uitzicht met per bouwlaag telkens drie vierkante venstertjes en drie speklagen grotendeels te bewaren. Haaks op de vleugel (zijde speelplaats) ten slotte een eveneens hard gerestaureerd bijgebouwtje. De voorliggende siertuin, zijde Veldbornstraat afgesloten met een natuurstenen muur met hekwerk, en het aansluitende grasveld vormen de enige groenomkadering. Aan westzijde wordt de site afgesloten door een circa 2,5 meter hoge bakstenen muur op kwartsieten plint, substantieel relict van de vroegere kloostermuur.
Bron: Beschermingsdossier 4.001/20000/2366.1
Auteurs: Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Tienen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Klooster van de annunciaten [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/214959 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.