Vanaf circa 1420 tot het eerste kwart van de 16de eeuw, natiehuis van de Florentijnen. Zichtbepalend hoekpand bij Vlamingstraat. Marcus Gerards (1562) en A. Sanderus (1641) tekenen de Loge als een rechthoekig gebouw van vier + vijf traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak (nok loodrecht op de straat) achter een hoge schermgevel met hoektorens volgens recent bouwhistorisch onderzoek resultaat van derde bouwfase; echter met oude kern uit de 13de eeuw in de loop van de 14de eeuw verbouwd, zie interieur. Huidige klokgevel uit het tweede tot derde kwart van de 18de eeuw; muuropeningen aangepast in de loop van de 19de eeuw en recentere omlopende pui. Diephuis met traveeën en bouwlagen als vanouds. Bepleisterde en witbeschilderde klokgevel met voluten en driehoekige frontonbekroning waarin blinde, ovale oculus. Tweede bouwlaag: rondboogvensters en typerende houten erker op uitgewerkte consoles links. Rechthoekige bovenvensters. Zijgevel: lijstgevel met klassiek hoofdgestel. Aanbouwsel van drie traveeën en één à twee bouwlagen. Rechthoekige muurvakken waarin onder meer rondboogpoort met waaier.
Interieur. Eerste bouwperiode uit de 13de eeuw, zie de gemene muur in de kelder met een hoge kaarsnis; mooi uitgewerkte vijfpas. Tegen de achtergevel op tweede verdieping waarschijnlijk de oorspronkelijke schouw; aan binnenzijde een bakstenen en aan de buitenzijde een tufstenen parement. In de loop van de 14de eeuw omvangrijke verbouwing, zie sporen van een dwarsmuur die de kelder en hoogstwaarschijnlijk de benedenverdieping in een diep voor- en achterhuis verdeelde. Ook enkele elementen in de kelder die een reconstructie van de balklaag mogelijk maken. Op de tweede verdieping vooraan in de gemene muur resten van een spitsboogvenster. In de achtergevel tussen de eerste en tweede verdieping links dagkant met twee afschuiningen aan de binnenzijde en een rechthoekige omlijsting; op deze plaats zijn resten en sporen bewaard van opeenvolgende trapconstructies. Derde bouwfase omstreeks 1430-1470, zie zijgevel kant Vlamingstraat op tweede verdieping sporen van een aantal vensters bewaard; in de rechter(gemene) muur twee kaarsnissen en resten van een derde, evenals sporen van een (lavabo ?) nis en een muurkast. Op verscheidene plaatsen sporen van baksteenschildering. Dakconstructie bestaat uit sporenparen zonder langsverbinding, afgezien van twee windlatten in het gedeelte tegen de voorgevel.
Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, archief, dossier 0028/W.
Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg West-Vlaanderen, Cel Monumenten en Landschappen, verslag bouwhistorisch onderzoek opgemaakt door D. Van Eenhooge, 19 augustus 1999.
Stadsarchief Brugge, Bouwvergunningen, nr. 62/1894, nr. 65/1894, nr. 264/1907, nr. 67/1923, nr. 1253/1929.
BEERNAERT B. 1999: Open Monumentendag. Via Europa, reisverhalen in steen, 8-13.
DEMAREST H. 1978: De Florentijnse Loge, Academiestraat 1, BO, XVIII, nr. 13, 193-240.
DEVLIEGHER L. 1975: De huizen van Brugge, Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen 2-3, Tielt, 3-4.
JANSE H., DEVLIEGHER L. 1962: Middeleeuwse bekappingen in het vroegere graafschap Vlaanderen, in Bulletin van de Koniklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, nr. 13, 322-323.
MARECHAL J. 1985: Europese aanwezigheid te Brugge. De vreemde kolonies (XIVde - XIXde eeuw), Brugge, 33-39.
RYCKAERT M. 1991: Historische stedenatlas van België. Brugge, Tielt, 105-106, 172.
Bron: GILTÉ S. & VANWALLEGHEM A. 1999: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Brugge, Oudste kern, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 18nA, Brussel - Turnhout. Auteurs: Gilté, Stefanie; Vanwalleghem, Aagje Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Aanvullende informatie
De bestaande dakkap van het huis Ter Loge – later natiehuis van de Florentijnen – behoort tot een midden 14de-eeuwse verbouwing van een woonhuis waarvan de oorsprong teruggaat tot de vroege 13de eeuw. De 39 sporenparen zijn ingelaten in korte blokkelen die rusten op een muurplaat en een raveelbalk die op de moerbalken van de tweede verdieping rust. Elk sporenpaar is onderling verbonden door twee hanenbalken waarvan de onderste door korbelen worden ondersteund. In het voorste gedeelte van de kap zijn schuine windlatten aangebracht. Het dendrochronologisch onderzoek dateert de oprichting van de kap tussen 1338 en 1349.
VAN EENHOOGE D., DEBONNE V. & HANECA K. 2018: Middeleeuwse dakkappen in Brugge en ommeland. Een catalogus, Onderzoeksrapporten agentschap Onroerend Erfgoed 97, Brussel.