is aangeduid als beschermd cultuurhistorisch landschap Hobokense Polder
Deze bescherming is geldig sinds
De Hobokense Polder herbergt diverse biotopen (open water, wilgenbroekbos, rietland, overgangsveen, kalkrijke delen....) en vormt een zeer waardevol moerasbiotoop met een rijke fauna en flora. De oorspronkelijke polder verdween bij de ophogingen tussen 1955 en 1970, maar herstelde zich daarna wel als uniek natuurgebied.
Het landschap de Hobokense Polder, met een oppervlakte van circa 162 hectare, bevindt zich ten noordwesten van Hoboken langs de rechter Scheldeoever tussen enerzijds de n.v. Scheepswerven en anderzijds de petroleuminstallaties van Antwerpen Zuid. De oostelijke grens van het gebied wordt gevormd door de Naftaweg, de zuidgrens door de Schroeilaan (langsheen de spoorlijn Antwerpen-Boom), de Scheldelei en de Grote Dijk (langsheen de wijk Polder-stad), de westgrens door de Schelde en de noordgrens door de Solventweg en de Benzineweg (aan petroleuminstallaties Antwerpen-zuid). Het gebied is laag gelegen, de hoogteligging varieert van circa 3 meter +TAW in het oosten tot circa 8 meter +TAW in het westen van het landschap. De Grote Leigracht loopt doorheen het zuidoostelijk deel van dit gebied.
Het tertiair bestaat binnen het gebied uit zwartgrijze, silthoudende klei en veel organisch materiaal, behorend tot het Lid van Putte (Formatie van Boom, vroeg oligoceen). In het noorden van de Hobokense Polder komen opgehoogde gronden (bodemtype ON) voor. Rondom de centrale plas bevinden zich uiterst natte lichte zandleembodems zonder profiel (bodemtype Pgp(o)). Andere bodemtypes zijn de zeer natte licht zandleembodem zonder profiel (bodemtype Pfp(o)), natte licht zandleembodem zonder profiel (bodemtype sPep(o)), zeer natte licht zandleembodem zonder profiel (bodemtype vPfp), natte licht zandleembodem zonder profiel (bodemtype Pep), natte lemig zandbodem zonder profiel (bodemtype Sep) en matig natte zandbodem met dikke antropogene humus A horizont (bodemtype Zdm).
In de Hobokense polder is er een lange traditie van vegetatieopnames. Fytogeografisch is de Hobokense Polder gelegen in het Vlaams district (aan de scheidingslijn met het Maritiem district). Op de plantenlijst (1979 tot voorjaar 1982), aangevuld met enkele gegevens uit 1988 en 1989 kwamen er circa 370 plantensoorten voor, dit is ongeveer 40 procent van de in het Vlaams district voorkomende plantensoorten. Door de waargenomen plantensoorten te groeperen en in te delen volgens socio-ecologische groepen wordt een beeld van de verschillende begroeiingstypen in het gebied bekomen. De in het gebied aangetroffen socio-ecologische groepen zijn onder andere verschillende pioniersvegataties, zowel planten op zoete, brakke als zoute milieus, verschillende graslandtypes, planten van kaalslagen, zomen en struwelen en bosplanten.
De rijke verscheidenheid aan plantensoorten en ecologische groepen op een vrij beperkte oppervlakte van circa 162 hectare toont aan dat het landschap een belangrijke botanische waarde heeft.
Het voorkomen van een groot aantal pioniers van sterk antropogeen gestoorde plaatsen is een gevolg van het feit dat de Hobokense Polder opgespoten en opgestort werd. Het groot aantal plantensoorten van vochtige tot natte gronden toont aan dat het gebied daarna uitgegroeid is tot een waardevol moerasbiotoop met open water, ruigten, graslanden, struwelen en bos. Een aantal van die plantensoorten zijn daarenboven zeldzaam tot zeer zeldzaam in het Vlaams district of behoren tot de heel zeldzame soorten in Noord-België. Het botanisch belang wordt nog onderstreept door de aanwezigheid van vier orchideënsoorten.
De Biologische Waarderingskaart (versie 2, 1997-2010) vermeldt de aanwezigheid van een dijk langs de Schelde, ruigte (al dan niet met struik- en boomopslag), loofhoutaanplanten, gemengd loofhout, struweelopslag van allerlei aard (vaak op gestoorde gronden), vochtig wilgenstruweel op voedselrijke bodem, rietvegetatie, eutrofe plassen met natuurlijke oevers, pioniersvegetaties en soortenrijke sloten. Ter hoogte van de Grote Leigracht komen soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfnatuurlijke graslanden, populierenaanplanten en bomenrijen met dominantie van populier, wilg of meidoorn.
Volgens de topografische kaart van België (2006) komt langs de Schelde een langgestrekt, noord-zuid georiënteerd loofbos voor, gekend als het Polderbos. Ten zuiden van de Grote Leigracht komen enkele percelen loofbos, populierenaanplanten en ruderale vegetatie voor. Het centrale deel van het beschermde landschap bestaat uit struikgewas en ruderale vegetatie met struikgewas. Verspreid over het landschap komen enkele plassen en moerassige delen voor.
Tussen 1981 en 1988 werd een onderzoek verricht naar het voorkomen van macrofungi (paddenstoelen) en myxomyceten. In een totaal van circa 200 tochten werden 522 soorten gevonden en gedetermineerd, waaronder zeldzame tot zeer zeldzame en twee nieuwe soorten voor de wetenschap.
De opvulling van de Hobokense Polder gebeurde (ten dele) met glauconietzand met subfossiele kalkschelpen met een wisselend aandeel klei. Vermits de vroegere polder bijzonder nat was zijn er na de opspuitingen opnieuw natte plekken ontstaan. Door de werking van de klei in de ondergrond en in het aangevoerd substraat hebben zich zelfs een aantal plassen gevormd die een zeer variabele waterstand hebben (soms zelfs droogvallend). Eens de maximale waterstand bereikt, is een stadium van verlanding begonnen, onder andere met verschijnselen van vervening in nochtans eutroof water met hoge conductiviteit, dus mineraal en kalkrijk.
Het huidig stadium omvat open plaatsen met verlandingsverschijnselen en in de vervenende delen zeer snelle vorming van wilgenbroek en dus van overgangsveen. Contactzones (relatietheorie van Van Leeuwen, 1965) brengen zeldzaamheden voort: paddenrus (Juncus subnodulosus), grote ratelaar (Rhinanthus major) en diverse orchideeën.
De avifauna werd geïnventariseerd al sinds de periode 1973-1989. Hoewel de diversiteit van vogels sindsdien is afgenomen, komt er nog altijd een groot aantal water- en moerasgebonden soorten voor. Ook andere soorten vinden er hun broedplaats.
Moerasgebieden zoals de Hobokense polder zijn een ideale biotoop voor vele water- en oppervlaktewantsen, waterkevers, libellen en zweefvliegen. Ook zijn er vele soorten vlinders waargenomen. Een groot aantal van die soorten is daarenboven zeer zeldzaam te noemen. Dit geldt vooral voor die dieren waarvan de rupsen leven op riet, lisdodde en planten die aan een vochtig milieu gebonden zijn.
De kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) geeft het gebied weer als landbouwgebied ten noordwesten van Hoboken, bestaande uit langwerpige, omhaagde akkers en weilanden. In het noordelijk deel komen loofbospercelen voor. Langs de Schelde wordt een strook moerassig weiland weergegeven. Volgens de kaart van Vandermaelen (1846-1854) bestaat de “Polder d’Hoboken” voornamelijk uit grasland. De “Ley Gracht” doorsnijdt het zuidelijk deel van het landschap.
Tot 1940 was de Hobokense Polder nog een rijk en uitgestrekt polderlandschap met een totaaloppervlak van meer dan 220 hectare. Het slikke- en schorregebied langsheen de Schelde (nu Polderbos) stond in hoog aanzien bij vele natuurliefhebbers. Nieuwe soorten diatomeeën werden hier voor het eerst beschreven en voor enkele zeldzame loopkeversoorten was het één van de weinige vindplaatsen. In de polder groeiden verschillende zeldzame orchideeën zoals de sturmia (Liparis loeselii).
In de naoorlogse periode kende dit unieke natuurgebied echter een verval. Her en der verrezen storten (legale en illegale) en de waterkwaliteit van de vele grachten ging zienderogen achteruit. Deze aftakeling werd aangegrepen om de polder als functieloos en verloren te beschouwen. In de periode 1955-1970 verdween deze polder dan onder een metersdikke laag grondspecie afkomstig van de E3-werken rond Antwerpen. Deze ingreep was nodig om het gebied geschikt te maken voor een grootschalig bouwproject (Polderstad) dat een sport- en industriezone, een winkelcentrum en 3000 woongelegenheden zou bevatten. Zover is het echter niet gekomen. Door de crisis in de bouwsector werden enkel de industriezone en de eerste twee van de vijf fasen in de woonzone gerealiseerd.
Hierdoor kon de rest van het gebied uitgroeien tot een waardevol natuurgebied. Spoedig ontwikkelde zich hier een pioniersvegetatie en ontstonden diverse plassen waarrond een weelderige oevervegetatie tot stand kwam. Door de vele milieugradiënten ontstonden heel diverse biotopen (open water, wilgenbroekbos, rietland, overgangsveen, kalkrijke delen....) en groeide dit geheel uit tot een zeer waardevol moerasbiotoop met een rijke fauna en flora.
Auteurs: de Haan, Aukje; Cox, Lise; De Borgher, Marc
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Antwerpen - fusiegemeenten
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Hobokense Polder [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302892 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.