is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Serristenvilla Muyldermans
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Serristenvilla Muyldermans
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Serristenvilla Muyldermans
Deze bescherming was geldig van tot
Serristenvilla gebouwd in 1926 naar ontwerp van Charles Mariën. Deze villa met sterke plastische uitwerking, vooral in de representatieve zuid- en oostgevel, is gelegen op een hoogte waardoor hij het uitzicht van Hoeilaart domineert. Buiten de villa bleven van het oorspronkelijke serristenbedrijf ook nog een garage, een serre en een lange stenen balusterafsluiting geritmeerd door pijlertjes met bolbekroning bewaard aan de straat.
Het serristenbedrijf van de familie Muyldermans werd ingeplant op de zuidhelling aan de Edmond Vandervaerenstraat. Tot eind 19de-eeuw was het grootste deel van deze baan onbebouwd. De weinige bebouwing in de straat concentreerde zich in het centrum van Hoeilaart. Pas tijdens het interbellum werd het in het verleden onbebouwde deel, dat als veldweg doorliep tot op de Brusselsesteenweg, verbreed en bebouwd.
Voor de bouw van hun rijkelijk uitgewerkte villa investeerde de familie Muyldermans eerst in de uitbouw van hun serrecomplex. Waarschijnlijk werd er pas overgegaan tot de bouw van een eigen woning eens het serrebedrijf voldoende had opgebracht. De eerste echt serres werden op het perceel te noorden van de villa kadastraal geregistreerd in 1912 in eigendom van "druivenkweeker" Emiel Clément Muyldermans–Corbé (1886-1935). In 1915 breidde dit aantal uit naar 18 serres. Dit werden 20 serres op de kadastrale mutatieschets van 1926. Pas in 1926 werd op het kadaster de woning als "nieuw gebouw" ingetekend. Er is één plan bewaard met daarop de belangrijkste gevels van de villa, namelijk de zuid- en oostgevel. Het plan is getekend door Charles Mariën op 12 mei 1924 "Charles MARIËN/ Geometre – jure/ Architecte/ HOEYLAERT" als "Ontwerp Lusthuis M. Muyldermans Carbé Wijdaelstraat Hoeylaert". De voor- of zuidgevel werd, uitgezonderd enkele details zoals detaillering van het schrijnwerk, de waterlijsten en een dakvenster, uitgevoerd zoals op het plan. De oostgevel werd uitgebreid met het extra volume van de veranda en in de gevel kwam een ovaal raam.
Voor de afwerking van het interieur van de villa werd mogelijk Frans Kerkhove aangesteld voor het aanbrengen van het stucwerk en het bladgoud in het salon en de eetkamer. De plafondschilderingen in de eetkamer en de muurschilderingen in de veranda zijn mogelijk aan de hand van kunstschilder Jozef Bonalini.
In 1929 breidt het aantal serres uit tot 24, later komen hier nog twee serres bij. Gevolgd in 1931 door de registratie van een garage ten noordwesten van de woning. De afsluitingsmuur aan de straat is vermoedelijk in de jaren 1930 tot stand gekomen.
Op een luchtfoto in eigendom van de huidige eigenaars is het serrecomplex zichtbaar vlak voor zijn afbraak. Hierop zijn 26 serres te tellen, net als op de orthofoto van 1971. Van de serres bleef enkel de kleinste serre van de meest noordelijke rij serres bewaard. De andere serres stonden hoger en waren groter. Het bedrijf van de familie Muyldermans was een middelgrote tot grote onderneming, waarbij men mogelijk één of twee werklieden in dienst had.
De villa werd opgetrokken uit baksteen met decoratieve verwerking van witte kunststeen en decoratieve cementering. Het geheel is onderkelderd en telt één tot drie bouwlagen onder een gecombineerde en op modillons overkragende leien bedaking met boven het centraal volume een schilddak. De aansluitende houten kroonlijst op schoorstukken is als lamberkijn uitgewerkt. Ook de kroonlijsten van de erkers en het dakvenster refereren aan lamberkijnen.
Kenmerkend voor de villa is het volumespel door het gebruik van erkers, loggia’s en portieken. Een belangrijke rol hierin speelt ook de als toren uitgewerkte inkompartij in de zuidoostelijke hoek. De door hoekkettingen geaccentueerde toren telt drie bouwlagen onder een steil en hoog schilddak met een vernieuwde ijzeren nokbalustrade. De zuid- en oostgevel, die het meest zichtbaar zijn vanop de straat, zijn ook het meest decoratief uitgewerkt. Ook in het materiaalgebruik is duidelijk dat dit de pronkgevels zijn. De onderbouw van de zuid- en oostgevel zijn voorzien van bossage in blauwe hardsteen. Bij de noord- en westgevel is de onderbouw gecementeerd met schijnvoegen en heeft deze een aflijning in blauwe hardsteen. Ook de gebruikte baksteen verschilt naar gelang de gevels. Bij de prestigieuze gevels is dit een gladde machinaal gevormde baksteen, bij de andere gevels een meer onregelmatige handvormsteen.
De vanop de straat niet zichtbare west- en noordgevel zijn soberder gehouden. Het voegwerk van deze gevels is ook anders uitgewerkt. De overtollige legmortel werd tot aan de rand doorgetrokken en de overtollige mortel werd over het metselwerk uitgestreken (doorgestreken voeg). De bakstenen werden hierna terug bijgekleurd zodat er visueel een afgelijnde voeg ontstaat.
Het gedetailleerd uitgewerkte schrijnwerk van de woning bleef grotendeels bewaard, zowel van de ramen als van de kroonlijsten. Kenmerkend bij de grotere muuropeningen is dat het bovenlicht bestaat uit een kleine roedeverdeling met geel gehamerd glas. De muuropeningen zelf zijn korfboogvormig of rechthoekig en zijn voorzien van een uitgewerkte witstenen latei en onderdorpels. De korfboogvormige muuropeningen van het souterrain zijn in de zuid- en oostgevel voorzien van sierlijke diefijzers met krulmotieven. De zuidgevel wordt gekenmerkt door rechts de torentravee en links een venstertravee uitgewerkt als afgeknotte puntgevel met een driezijdige erker op de begane grond, gekoppelde korfboogvensters op de verdieping en een hoefijzerboogvormig venster in de top. De pilasters van de erker bestaan uit uitgewerkte witte kunststeen. De torentravee met korfboogvormig portiek is bereikbaar via een blauwe hardstenen steektrap met ijzeren leuning met krulmotieven. De twee eerste bouwlagen van de toren zijn opgebouwd uit witte kunststeen en gecementeerde baksteen, de bovenste verdieping is voorzien van gecementeerde hoekkettingen en witte kunststeen voor de consoles. Het portiek is afgesloten door een kunststenen balusterafsluiting tussen pijlers. Een grote korfboogvormige opening met centraal een vleugeldeur met aan beide zijden een raam geeft toegang tot de woning. Het portiek is voorzien van een cementering met schijnvoegen, refererend aan de gebruikte kunststeen. Boven het portiek is er een loggia, eveneens opengewerkt met grote korfbogen. Deze hebben een geprofileerde omlijsting. Tussen de tweede en derde verdieping bevindt zich een geprofileerde kordonlijst. Boven de loggia zit een gekoppeld korfboogvenster, waarvan het uitzicht aansluit bij de overige vensters van de villa.
De oostgevel wordt gemarkeerd door een ruime vijfzijdige erker en een puntvormig dakvenster. De erker vormt samen met de rechtse uitbouw van de keuken een éénlaagse uitsprong die geheel is afgelijnd met een als lamberkijn uitgewerkte kroonlijst. In tegenstelling tot de erker in de zuidgevel is het opengewerkt deel van de erker volledig uit houten schrijnwerk opgebouwd. In deze gevel zit boven de erker ook een ovaalvormig venster met glas in lood. Voorts zijn de muuropeningen korfboogvormig met een uitgewerkte witstenen latei en onderdorpel.
De eerder gesloten westgevel is net als de zichtgevels afgewerkt met gecementeerde hoekkettingen en heeft links twee boven elkaar gelegen korfboogvormige muuropeningen met een witstenen uitgewerkte latei. Rechts is er een schoorsteenaanzet zonder verdere decoratieve uitwerking.
De noordgevel wordt gekenmerkt door het uitspringende volume van de berging en de terugspringende badkamer hierboven. Deze gevel is in tegenstelling tot de andere gevels niet voorzien van hoekkettingen. Links tegen de achtergevel is een luifel aanwezig op uitgewerkte ijzeren schoorstukken. In de achtergevel en uitstekende volumes zijn kleine korfboog- en rondboogvormige muuropeningen aanwezig. De berging heeft een groter korfboogvormig venster met een uitgewerkte witstenen latei.
De woning beschrijft grosso modo een rechthoek met uitsprongen van de uitbouwen en de erkers. De planindeling van de woning is eerder traditioneel maar wel typerend voor de periode en de serristenvilla’s uit de streek. De representatieve ruimtes op de begane grond kregen de rijkste en meest gedetailleerde afwerking. Dit uit zich al bij het binnenkomen in de centrale trappenhal. Overal zijn de deuren met origineel hang- en sluitwerk bewaard. De meest opvallende interieurelementen zijn bewaarde tegelvloeren met ingelegde motieven, parketvloeren, schouwmantels, marmerschilderingen en muurtegels in de keuken en een muur vullende schildering in de veranda. De woning was bij de bouw al voorzien van modern comfort voor die periode, zoals centrale verwarming en een badkamer.
Ten noordwesten van de villa staat een eenvoudige bakstenen garage onder een afgewolfd zadeldak bedekt met leien. Het dak is aan beide zijden bekroond met een piron. De houten kroonlijst is net als bij de woning als lamberkijn uitgewerkt.
Ten oosten van de woning staat nog één korte serre van elf meter, van het oorspronkelijke complex van 26 serres. De serre wijkt af van de gangbare afmetingen van twintig op zeven meter. Het gaat om een standaardserre met houten gebint, met uitzondering dat deze geen geknikte vorm heeft, maar afgerond is. Op de oude luchtfoto is zichtbaar dat al de serres van het bedrijf van dit type waren.
Bron: Onroerend Erfgoed, Digitaal beschermingsdossier 4.001/23033/104.1, Serristenvilla Muyldermans in Hoeilaart (VERWINNEN K., 2019).
Auteurs: Kennes, Hilde; Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Edmond Vandervaerenstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Serristenvilla Muyldermans [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/302947 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.