is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Instituut voor Hygiëne
Deze vaststelling is geldig sinds
Van 1906 tot 2009 bevond zich aan het Baudelohof in Gent een stedelijk laboratorium. In 1954 werd hiervoor een nieuw gebouw gerealiseerd dat ook een dispensarium omvatte en dat ontworpen werd door architect Willy Valcke.
Om vervalsingen van levensmiddelen zoals melk, bloem, brood en suiker tegen te gaan, richtten stedelijke overheden in Vlaanderen vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw eigen laboratoria met controledienst op. Na Antwerpen in 1875 volgde Gent in 1886, eerst in de lokalen van de Industriële School aan de Lindenlei en vanaf 1906 in een eigen gebouw (stedelijk laboratorium) aan het Baudelohof waar zich destijds de stedelijke botanische tuin bevond. Dit gebouw werd ontworpen door stadsarchitect Charles Van Rysselberghe (plannen van 14 oktober 1905) en ingeplant op de westelijke hoek van de Rembert Dodoensdreef. Het gebouw bevatte laboratoria voor bacteriologie en microscopie, een sterilisatieruimte, een bibliotheek, een magazijn voor te onderzoeken stalen, een weegkabinet, verschillende bureaus en een conciërgewoning.
Al in 1922 werden plannen opgemaakt door de stadshoofdbouwmeester Julius Van Volden voor een nieuw stedelijk laboratorium in combinatie met een dispensarium ten oosten van de Andriesschool, op de hoek van de Antonius Triestlaan en Rozemarijnstraat. Deze plannen bleven echter onuitgevoerd. In plaats daarvan werd begin jaren dertig aan het Baudelohof, ten oosten van de Rembert Dodoensdreef, een nieuw gebouw opgetrokken om gebruikt te worden als gezondheidsdienst en dispensarium (een soort van polikliniek). De plannen hiervoor van stadsbouwmeester Charles Bar dateren van februari 1930 en tonen een langgerekt gebouw van één tot twee bouwlagen onder zadeldaken in een regionalistisch getinte architectuur met art-decodetaillering. Een centrale achthoekige hal gaf toegang tot een wachtzaal, verschillende onderzoeksruimten, dokterskabinetten en laboratoria, een ontsmettingsruimte, sanitair en verpleegkamers. Een aparte vleugel van dit gebouw aan de Baudelokaai met eigen ingang, wachtkamer en sanitair, was voorzien voor het onderzoek van prostituees (“publieke vrouwen”).
In 1944 maakte Bar nog plannen voor een beperkte uitbreiding van dit gebouw en twee jaar later maakte zijn collega-stadsarchitect Georges Audoor plannen voor een uitbreiding van het gebouw uit 1905. Het is onduidelijk of deze plannen werden uitgevoerd maar dit lijkt onwaarschijnlijk. Vanaf 1948 liet het Gentse stadsbestuur immers plannen opmaken voor een volledig nieuw complex dat zowel het stadslaboratorium als het stedelijke dispensarium zou huisvesten op de plek van het gebouw uit 1930. Het gebouw van 1906 zou later verdwijnen voor een schoolgebouw.
De definitieve plannen voor het hygiënisch instituut dateren van 1950 en werden opgemaakt door architect Willy Valcke, die ook interieurelementen ontwierp zoals trapleuningen en handgrepen, binnendeuren, trekkasten en laboratoriumtafels. Ingenieur Felix G. Riessauw werkte mee aan de plannen van de betonkisting (1952) en de firma Kunstwerkhuizen en gieterijen van Zelem (Limburg) Moens & Co tekende de vensterramen (in Kunstgeut Zelith) met rolluiken (1952-1953). Enkele niet-gesigneerde tekeningen van figuren, gedateerd 10 december 1952, tonen dat men aanvankelijk een rijk iconografisch programma voorzag (een symbolische weergave van de geneeskunde en de scheikunde). Uiteindelijk bleef dit beperkt tot een reliëf boven de twee ingangen: het wapenschild van de stad aan het Baudelohof en een symbolische verwijzing naar de Scheikunde aan de Baudelokaai. De uitvoering van het complex gebeurde in 1952-1954 en werd begeleid door stadsarchitect Tréfois. De technische dienst der gebouwen van de stad maakte ook enkele detailtekeningen, bijvoorbeeld van een tussenwand in holle glazen stenen (glasdallen).
Onder het directeurschap van ingenieur Eeckhout (1960-1980) kreeg het stedelijk laboratorium nationale bekendheid maar door de oprichting van andere organisaties zoals het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (naar aanleiding van de dioxinecrisis in 1999), verloor het nadien zijn relevantie wat in 2009 leidde tot de sluiting. De gebouwen bleven echter tot op heden in gebruik (onder andere als huisartsenwachtpost) en zijn gaaf bewaard.
Het hygiënisch Instituut bestaat uit een noordelijke hoofdvleugel aan het Baudelohof, een haakse vleugel aan de Baudelokaai en een korte, schuine vleugel aan de Rembert Dodoensdreef. Deze drie vleugels bakenen een binnenkoer af die aan de zuidzijde afgesloten wordt met een vierde vleugel. De drie straatvleugels tellen twee bouwlagen, de zuidelijke vleugel één, alle onder een plat dak. De gezondheidsdienst (het dispensarium) was gevestigd in het rechterdeel van de vleugel aan het Baudelohof, inclusief de hoek aan de Rembert Dodoensdreef. Het stedelijk laboratorium bezette de rest van het complex. De planindeling wordt gekenmerkt door centrale gangen met lokalen aan weerszijden: een wachtzaal, verbandzaal, lokalen voor onderzoek (verpleegster) en biometrie en bureaus voor het dispensarium, lokalen voor controle van voedingsmiddelen en bureaus voor het laboratorium. Uiterst links aan de Baudelokaai bevond zich op de eerste verdieping nog een conciërgewoning. De lagere vleugel aan de zuidzijde bevatte garages en bergingen, een verwarmingslokaal en een lokaal voor besmette goederen. In de korte vleugel aan de Rembert Dodoensdreef, die ook enkel vanaf de binnenkoer toegankelijk is, bevonden zich ten slotte lokalen voor ontsmette goederen en voor ontsmetters.
De drie straatgevels hebben elk een aparte ingang met een trap van vier of vijf treden. Aan het Baudelohof bevindt die ingang zich centraal en geeft die toegang tot zowel het dispensarium (rechts) als het laboratorium (links). De ingangen aan de Baudelokaai en de Rembert Dodoensdreef bevinden zich telkens links, respectievelijk als toegang voor het laboratorium en voor het dispensarium. De drie ingangen worden met een krachtige, betonnen luifel geaccentueerd. Langs de Baudelokaai ligt de ingang verdiept en onder een halfverheven bas-reliëf dat de scheikunde symboliseert: een liggende jonge vrouw met twee kolven en een slang. Aan het Baudelohof springt de ingang uit en wordt die bekroond met een bas-reliëf van het Gentse wapenschild en van het opschrift “STAD GENT”.
Voor het overige is de gevelarchitectuur vrij sober, in een zakelijk modernisme. Deze gevelarchitectuur wordt in de eerste plaats gekenmerkt door een verticale ritmering van muurdammen in metselwerk en verdiepte venstertraveeën, met uitzondering van het linkerdeel van de gevel aan het Baudelohof en uiterst rechts aan de Baudelokaai waar respectievelijk elf en drie venstertraveeën aan elkaar gekoppeld zijn binnen één muuropening. Ook de drie ingangstraveeën en de poortravee uiterst links aan de Baudelokaai wijken af van deze verticale ritmering. Voor het metselwerk werd gebruik gemaakt van een donkerbruine baksteen en horizontaliserend voegwerk (platvolle, donker geschilderde stootvoegen en verdiepte lintvoegen) in combinatie met blauwe hardsteen voor het bas-reliëf aan het Baudelohof en voor de plinten en trappartijen. Ook de wanden van de verdiepte ingang aan de Baudelokaai en de uitspringende ingang aan het Baudelohof zijn bekleed met blauwhardstenen platen. Bovenaan de venstertraveeën en boven de poort en de ingang aan de Baudelokaai is gebruik gemaakt van beton, net zoals voor de eenvoudige maar uitgesproken kroonlijst (later afgewerkt met platen). Het bas-reliëf aan de Baudelokaai lijkt in witsteen uitgevoerd.
De oorspronkelijke, witgeschilderde stalen raampartijen bleven bewaard, met uitzondering van de drie ramen op de begane grond aan de Rembert Dodoensdreef. De ramen zijn horizontaal pivoterend en hebben een kenmerkende roedeverdeling met een afwisseling van tweedelige en smalle horizontale ramen. Ter hoogte van de vloerplaat van de eerste verdieping is dit raamwerk ingevuld met een witgeschilderde plaat, voor de borstweringen op de begane grond en de eerste verdieping werd gebruik gemaakt van ondoorzichtig wit thermoluxglas. Andere typerende elementen van de straatgevels zijn de wanden van glasdallen in een betonnen raamwerk aan weerszijden van de inkomdeur aan de Baudelokaai, de fijne witgeschilderde metalen balustrades aan weerszijden van de trappen aan het Baudelohof en de Rembert Dodoensdreef, en de drie ronde verluchtingsroosters aan de rechterzijde van de gevel aan de Baudelokaai die zorgen voor een speels accent.
De op de binnenkoer uitgevende gevels zijn op analoge wijze uitgewerkt als de straatgevels. De gevel van de zuidvleugel en de korte westelijke vleugel hebben een doorlopende, betonnen luifel.
Auteurs: Vandeweghe, Evert
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Gent - middeleeuwse stadskern
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Instituut voor Hygiëne [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/307183 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.