Het "Nieuwgoet in Fierkensbroek" werd in 1145 door graaf Diederik van den Elzas geschonken aan de abdij van Drongen en bleef sindsdien leen van het Drongensche. Zetel van de heerlijkheid van het Nieuwgoed, in de 15de eeuw eigendom van de familie van Raveschoot. In 1531 gekocht door de familie Utenhove en eind 16de eeuw in het bezit van de familie de Schietere, heer van Maelstapele, Voorde en den Hauweels, waardoor het Nieuwgoed ook "Kasteel van Maelstapele" genoemd werd. In het landboek van 1660 omschreven als: "een behuysde en bewalde mote mette 't neerhof, wallen en dreven rontomme". Eind 17de eeuw eigendom van don Luiz de Baldez, baron van Herdersem. In 1726 of 1727 aangekocht door J.F. Van Doorne, later door Jacob Van Hulle.
Heden nog volledig omgrachte hoeve aan de Kattebeek, toegankelijk via een lange populierendreef ten noorden van het goed, met nog slechts gedeeltelijk behouden 16de-eeuwse toegangspoort in het noorden, geflankeerd door linden, sporen van een cirkelvormig omwalde motte in de zuidoostelijke hoek van de trapeziumvormige omwalling, waarop vermoedelijk het heerlijke verblijf stond.
Oorspronkelijk imposante toegangspoort met defensief karakter gebouwd als typisch statussymbool van de macht en welstand van de heer, hier in de vorm van een poortgevel ter afsluiting van de toegangsbrug over de walgracht. Gewitte bakstenen constructie op gepikte plint met centrale rondboogdoorgang afgezet met zandstenen hoekblokken, links en rechts geflankeerd door zware steunberen, ter hoogte van de boog via vier overkragingen overgaand in cirkelvormige torentjes met schietgaten; in de onderste oksels restanten van volledig verweerde gesculpteerde hoofdjes. Een kantelenrij verbond de twee torens. Het wapenschild van de familie de Schietere met jaartal "1597" en onleesbaar geworden inscriptie bevond zich aan de straatzijde. De oorspronkelijke poortdeuren werden in het tweede kwart van de 20ste eeuw vervangen door een houten hek. Boog en kantelenrij verdwenen begin van de jaren 1970 door een aanrijding met een wagen.
Tegenover de ingang, ten zuidoosten van het met gras begroeide erf, boerenwoning van negen traveeën onder zadeldak (pannen, nok parallel met de dreef), in zijn huidige vorm daterend uit de 18de eeuw. Verankerde witgekalkte gevels op gepikte plint. Rechts zijpuntgevel met behouden aandak met vlechtingen. Links sporen van vlechtingen van een steilere dakhelling. Rechthoekige vensters met luiken en dorpels met tegels. Rechthoekige deuren, in de tweede travee gevat in een donkere bakstenen omlijsting onder gebogen strek en waterlijstje, rechts deur die oorspronkelijk een venster was. Links staltravee met binnenin bewaarde troggen en zoldertrap, bewaarde zware moerbalken met versierde sloffen. Ten noorden, bij de ingangspoort, dwarsschuur met gewitte bakstenen gevels op gepikte plint, van vijf traveeën onder zadeldak (pannen, nok parallel met de dreef) met centrale rechthoekige mendeur. Van links naar rechts wagenhuis, aardappelkelder en schuur. Westgevel met versneden steunbeer. Grotendeels ingestort door stormschade in 1990. Ten noordoosten en zuidwesten, gewitte bakstenen stallen onder zadeldak (nok loodrecht op de straat), eerste genoemde met sporen van vlechtingen in zijpuntgevels, wijzend op 18de-eeuwse kern, linkergevel, koestal, binnenin op een balk gedateerd 1875.
- Archief Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, dossier 920.
- Rijksarchief Gent, Fonds Deinze, nummer 529.
- CASSIMAN A., Petegem, in Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze, VII, 1940, p. 44-50.
- SMTTH K., Over de hoeven van Petegem, in Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze en van het land aan Leie en Schelde, LV, 1988, p. 239-246.
- VANDER MENSBRUGGHE R., Petegem (bij Deynze), in Oudheidkundige inventaris van Oost-Vlaanderen, Gent, 1914.