is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Jozef
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Jozef
Deze vaststelling was geldig van tot
Neogotische kerk opgetrokken in 1910 aan de zuidelijke rand van het toen bestaande gehucht dat ontstond rond de wolfabriek Scheppers. De kerk werd opgetrokken naar een ontwerp van de architecten Chrétien Veraart en Herman Lemaire, zie gedenksteen. De stuwende kracht achter het project was onderpastoor Victor Janssens.
In 1890 had Lot één van de modernste wolfabrieken van zijn tijd en 1600 inwoners. Lot was dan nog een gehucht van Dworp en Sint-Pieters-Leeuw. De nood aan geestelijke bijstand was hoog. De NV van Lot bouwde al in 1865 een eerste kapel. Het was Eduard Scheppers, eigenaar van de fabriek, die bij het bisdom Mechelen ijverde voor missen in zijn kapel. Het bisdom ging akkoord, een kapelaan werd aangesteld en de patroonheilige werd Sint-Jozef. Dertig jaar later, op 15 augustus 1895, werd de zelfstandige parochie Sint-Jozef opgericht. In 1897 kocht de gemeente Dworp gronden aan met het oog op het optrekken van een kerk en een pastorie. In 1904 sprak het gemeentebestuur zich positief uit over de bouw van een nieuwe parochiekerk in Lot. Het inwonersaantal was opgelopen tot 3000 zielen en de bestaande fabriekskapel voldeed niet meer voor het bevolkingsaantal.
De kerk vormde het centrum van een nieuwe stedenbouwkundige ontwikkeling die noodgedwongen rekening hield met onder andere de bestaande kapel uit 1865. Ontwerper van het stedenbouwkundig plan dat uit 1905 dateert, was Henri Jacobs uit Schaarbeek. Hij had eerder de pastorie ontworpen. De plannen werden echter afgekeurd door de provinciale architect Pierre Langerock, vooral op grond van de verhoudingen tussen de verschillende onderdelen. Bovendien merkte Langerock op dat het voorziene budget veel te laag was. In 1907 werd de samenwerking met Jacobs stopgezet. Aansluitend werden de architecten Chrétien Veraart en Herman Lemaire aangesteld. Zij dienden in 1907 een nieuw ontwerp in. Het jaar daarop (1908) werden de voorontwerpen door de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen goedgekeurd. Op 15 september 1908 dienden de architecten de definitieve plannen in. Naast de engagementen van Dworp en Sint-Pieters-Leeuw kwamen er extra subsidies van de minister van justitie, de provincie en de pastoor van Dworp. Op 21 maart 1909 werd Jean Gobin uit Oostende aangeduid als aannemer van de werken. De kerkwijding vond plaats op 27 november 1910. De fabriekskapel werd in 1918 gesloopt.
Georiënteerde kerk opgetrokken in Purnodesteen (Henegouwen) met verwerking van blauwe hardsteen voor onder meer druiplijsten, afzaten, omlijstingen, geprofileerde kroonlijsten met consooltjes en muurafdekkingen…). Het dak is belegd met leien.
De plattegrond vertoont een éénbeukig schip van vier traveeën, een transept van één travee met vlakke sluiting en een koor van drie traveeën, eveneens met vlakke sluiting. In de noordwestelijke oksel van schip en dwarsbeuk werd de klokkentoren met een driekwartronde traptoren opgericht. Het koor wordt in de eerste travee geflankeerd door zijkoren en aan de zuidzijde bijkomend de sacristie. Aan de noordzijde, nabij de westgevel, bevindt zich de doopkapel.
De westgevel gevat tussen versneden hoeksteunberen, heeft een vooruitspringend portaal onder leien zadeldak. Erboven per drie gekoppelde lancetvensters gevat in een spitsboognis en bekroond door een roosvenster, het geheel gevat in een spitsbogig spaarveld. Uitwendig is het schip uitgewerkt als pseudo-kapellen met puntgevels, gescheiden door versneden steunberen. De per drie gekoppelde lancetvensters zijn ook hier samen met het bekronende roosvenster gevat in een spitsboogig spaarveld. Het koor vertoont een gelijkaardig uitzicht met uitzondering van de puntgevels die hier achterwege zijn gelaten; de transeptvensters zijn ruimer en bevatten zeven gekoppelde lancetvensters onder een meer uitgewerkt roosvenster. De toren, opmerkelijk geplaatst tegen de zuidgevel, telt vier geledingen onder een ingesnoerde naaldspits; het inkomportaal vertoont een sterke gelijkenis met het portaal van de westgevel; de verlichting gebeurt ook hier door lancetvensters of lichtgleuven in spitsbogige spaarvelden.
De sacristie telt één bouwlaag onder een leien zadeldak. Verbindende gangen hebben een plat dak. De vensters zijn rechthoekig en zijn met blauwe hardsteen omlijst.
Het interieur bestaat uit één beuk geritmeerd door muurpilasters en overdekt door bakstenen kruisribgewelven. Consoles vormen de basis van de bak- en natuurstenen ribben. Spitsbogen openen de middenbeuk naar de zijkoren, de zijportalen, de zuidelijke zijkapel en de kapellen in de oksels van het transept met het schip. De kerk had een geschilderde neogotische interieurafwerking. Die werd vermoedelijk eind jaren 1950 overschilderd en in het koor vervangen door een houten wandbekleding. Toen werd ook het koperwerk rond het hoofdaltaar verwijderd. De vloer bestaat uit zwarte en witte natuurstenen tegels. Een neogotisch tochtportaal sluit het westportaal af.
In de kerk bleven het vast mobilair en de glas-in-loodramen bewaard, alle uit de bouwperiode:
Neogotisch hoogaltaar uit witsteen en blauwe hardsteen, ontworpen door architect Veraart, op een met kleurrijke natuursteen ingelegde trede, in de rug een brandkast (firma Robberechts uit Turnhout) en op het altaar een troon voor de monstrans. In de koormuur een tabernakel met een metalen geschilderde deur en binnenin textielbekleding. Onder het tabernakel een stichtingssteen gedateerd 1-8-1909.
In het noordelijke zijkoor: Onze-Lieve-Vrouwaltaar uit hardsteen en witte marmer op een hardstenen trede, ingelegd met een mozaïek met Mariamonogram. Retabel met centraal een verhoogde troon voor het Pieta-beeld, geflankeerd door een witmarmeren reliëfs met engelen die de passiewerktuigen dragen. De wand van het koor is gedecoreerd met gouden Mariamonogrammen en sterren. In het zuidelijke zijkoor: neogotisch natuurstenen Sint-Jozefaltaar op een hardstenen trede. Boven het altaar in de muur een nis voor een beeld van de Heilige Jozef. De wand is gedecoreerd met gouden Jozefmonogrammen en lelies.
Preekstoel (Van Uytvanck, Leuven) in witte en zwarte natuursteen, gedecoreerd met plantenmotieven, spitsbogen, en de beeltenis van de vier evangelisten, de kerkvaders en drie niet geïdentificeerde heiligen.
Hardstenen doopvont met koperen deksel.
Gesigneerde glas-in-loodramen in het koor naar ontwerp van Camille Ganton Defoin (Gent) voorstellende 'Het Laatste Oordeel' en 'De verlossing door het kruis'. In de westgevel en de doopkapel glas-in-loodramen naar ontwerp van Jef Colruyt uit Lembeek,voorstellende het 'Doopsel in de Jordaan' in de doopkapel en in de westgevel de sacramenten. De glas-in-loodramen van de zijkoren met de levens van Maria en Jozef zijn van een onbekend atelier.
Torenklok geleverd in 1911 door Felix Van Aerschodt uit Leuven, toegewijd aan Sint-Jozef. Twee klokken gegoten in 1946 door Michiels uit Doornik, gewijd aan Maria en Christus-Koning.
De roerende goederen werden in 2015 uit de kerk verwijderd.
Auteurs: Mertens, Joeri
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Pastoriestraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Jozef [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/38900 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.