erfgoedobject

Parochiekerk Sint-Pancratius

bouwkundig element
ID
40929
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40929

Juridische gevolgen

Beschrijving

Parochiekerk gewijd aan de Heilige Pancratius, gelegen op de hoek van de Kerkdries met het Dorp. Naar het zuidwesten gerichte classicistische pseudobasiliek van 1829 naar ontwerp van architect Stevens met een bewaarde vermoedelijk 12de-eeuwse zandstenen kerktoren.

De kerk en de ommuring van het voormalige kerkhof werden beschermd als monument in 2001 naar aanleiding van de ontdekking van het schilderij 'De Dood van de Heilige Maagd' (1623) van Nicolas Poussin (1594-1665). Het monument is trouwens gelegen binnen het beschermde dorpsgezicht (2001) waartoe ook het voormalige gemeentehuis en de pastorie toe behoren.

Historiek

De oudste vermelding van een parochiekerk in Sterrebeek gaat terug tot 1221. De kerk is vermoedelijk ontstaan als borchtkerk in de 9de eeuw en dus aan een adellijk domein verbonden. De kerk is ontstaan aan een kruising van oude wegen en tegenover het dorpskasteel, waarmee het verbonden was (zie gemeente-inleiding). De oorsprong van de parochie moet volgens Verbesselt gezocht worden bij de heren van Kraainem die het domein Zaventem-Sterrebeek inpalmden van de abdij van Nijvel. De parochie van Sterrebeek had Sint-Pancratius als patroonheilige. Dit is een patroonheilige die vooral tijdens de middeleeuwen een sterke verering kende. Ook Kraainem kende dezelfde patroonheilige wat wijst op de verbinding tussen beide parochies onder de heren van Kraainem.

De romaanse kerk van voor de afbraak in de 19de eeuw was driebeukig (vier traveeën) met een afgerond koor en een vierkante toren boven het priesterkoor met een aanleunende ronde traptoren ten noorden. Ten zuidoosten was er een soort transept aanwezig met daarnaast de toegang tot de kerk. Deze kerk was georiënteerd op het oosten.

Er zijn verschillende figuratieve afbeeldingen van de oude kerk bekend, waaronder een van 1758 en bewaarde plannen van 1753 (bewaard in het Rijksarchief). R. Lemaire behandelde de kerk in "Les origines du style gothique en Brabant". Volgens hem zijn er twee documenten die interessant zijn voor de toestand van de oude romaanse kerk: een tekening in "l'atlas de l'abbaye de la Cambre" uit 1711 en een plan uit 1829 van architect Stevens voor de bouw van de nieuwe kerk. Volgens Lemaire was de oude kerk zeer vergelijkbaar met de kerk van Zaventem. Ze was gebouwd in Schelde-romaanse stijl, typisch voor het bisdom Kamerijk waartoe Sterrebeek behoorde.

In 1828 was de kerk bouwvallig en besloot men deze te slopen en te vervangen door nieuwbouw. Bij de bouw van de nieuwe kerk in 1829 bleef de toren bewaard, maar werd de oriëntatie van de kerk gewijzigd. De nieuwe toegang kwam op de locatie van de oude apsis. De nieuwe kerk werd bekostigd door de verkoop van gronden door de kerkfabriek en met toelagen van verschillende overheden en de steun van Koning Willem I en zijn zoon de prins van Oranje. Voor de bouw werd ook gebruik gemaakt van recuperatiemateriaal van de oude kerk. Het ontwerp voor de nieuwe kerk was aan de hand van architect Stevens, waarover tot nu toe geen verdere informatie bekend is. Volgens informatie van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium gaat het om Jan Jozef Stevens. De werken werden uitgevoerd door aannemer J.B. Rijdams en stonden onder toezicht van districtbouwmeester G. Cordemans. De ruwbouw van de kerk was afgerond in 1829, maar de interieurafwerking duurde nog tot de wijding van de kerk in 1836.

Deze toestand is vergelijkbaar met de parochiekerk van Oud-Heverlee waar men eveneens de oude kerk afbrak, uitgezonderd de romaanse toren, en de oriëntatie van de nieuwe classicistische kerk wijzigde.

De grafkapel van de familie de Fierlant, eigenaars van het kasteel Ter Meeren, tegen de noordzijde van het koor werd rond 1853 toegevoegd.

Volgens het "Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische Bedehuizen" werd de toren in 1869 verhoogd naar plannen van architect Carpentier (niet bevestigd door andere bronnen). De toenmalige klokvormige bekroning zou toen of rond 1900 vervangen zijn door een ingesnoerde naaldspits. Ook de voorgevel werd in deze periode vernieuwd (volgens Vannoppen H. & Sommereys-Parent in 1898). Een gunstig advies voor het verhogen van het doksaal werd in 1869 gegeven door architect Spaak.

De sacristie in een neotraditionele vormgeving werd in 1896 herbouwd en vergroot naar ontwerp van architect Struyven uit Schaarbeek. Voor deze sacristie werd ook afbraakmateriaal van de gesloopte kerk gebruikt.

Vanaf het einde van de 19de eeuw tot heden onderging de kerk geen grote wijzigingen meer en werden enkel onderhouds- en herstellingswerken uitgevoerd (1898 – consolidatie van de toren; 1954 - daken; 1970 – vloer- en schilderwerken; 1991 – cementbepleistering rond vensters en bepleistering koor verwijderen en jaren 2000 - onderhoudswerken).

Beschrijving

Pseudobasilicale driebeukige kerk van vijf traveeën met een koor van één travee met een halfronde sluiting. Ten noordoosten deels ingebouwde klokkentoren. Ten noorden van de toren bevindt zich de doopkapel en rechts ten zuidoosten een bergruimte. Ten zuiden tegen het koor de sacristie en ten noorden een grafkapel. Het gebedshuis is opgetrokken in baksteen en zandhoudende kalksteen en heeft een natuurleien bedaking.

Sobere vormgeving met een natuurstenen plint, regelmatige hoekkettingen en steigergaten waarboven zich een geprofileerde houten daklijst bevindt. Het schip wordt geritmeerd door grote rondboogvensters met een negblokomlijsting en trapeziumvormige sluitstenen. Zelfde vensters langs beide zijden van het koor dat een blinde apsis heeft. Op foto’s uit 1986 (M&L) was het koor nog voorzien van een pleisterlaag en is de cementbepeistering van de vensteromlijstingen nog zichtbaar. De drie beuken en het koor worden overspannen door een zadeldak.

Ten noorden van het koor grafkapel van de familie de Fierlant (zie kasteel Ter Meeren). Hier liggen de baronnen Franciscus en Aloys de Frielant en hun echtgenotes begraven. De grafkapel is opgebouwd uit geschilderde baksteen onder een licht hellend zadeldak met een geprofileerde omlopende kroonlijst. Rechthoekige toegang onder een houten latei ingeschreven in een rondboogveld. Gevels met verdiepte velden en een ijzeren hekken. In het interieur staat een houten kruis en twee grafstenen. Ten zuiden tegen het koor neotraditionele sacristie met speklagen en diefijzers voor de rechthoekige muuropeningen.

Deels ingebouwde klokkentoren in kalkhoudende zandsteen van drie geledingen onder een ingesnoerde leien naaldspits. Gekoppelde rondboogvormige muuropeningen, waaronder de galmgaten. Op een foto uit de publicatie van Cosyn (1926) zijn de muuropeningen op de tweede geleding nog toegemetst. De bovenste geleding is voorzien van omlopende waterlijsten. Later verhoogd met een aantal lagen zandsteen en steigergaten. Voor de klokkentoren toegangsportiek met puntgevel, top- en schouderstukken en een ritmering met speklagen. Toegangsdeur in een hardstenen omlijsting met entablement. Deze eerder neotraditionele toegang is een latere toevoeging. In de publicatie van Cosyn (1926) is een foto van het kerkgebouw zichtbaar waarbij het portiek nog eenvoudiger was en geschilderd of bepleisterd.

Links en rechts van het portaal is er een als zadeldak overtekend driehoekig pseudo-fronton aanwezig. Op oude foto’s (KIK 1975 en M&L 1986) is zichtbaar dat dit fronton gedragen werd door pijlers en dat het geheel geschilderd of gecementeerd was. Links onder het fronton is er een hardstenen grafplaat van 1762 aanwezig (zie chronogram) voor Joannes Van Der Smissen en Maria Vander Maelen, zij waren bewoners van het pachthof met brouwerij de "Rollenwagen" (zie gemeente-inleiding). Op oude foto’s was er rechts onder het fronton een kruis aanwezig. Aantal grafstenen van pastoors tegen de zuidelijke zijgevel van de kerk.

Interieur

Sober witgepleisterd en geschilderd classicistisch interieur. De beuk wordt geritmeerd door een rondboogarcade op Toscaanse zuilen met een hoog vierkant basement. De hoge middenbeuk heeft een tongewelf op een sterk geprofileerde omlopende kroonlijst. De zijbeuken zijn voorzien van een vlakke zoldering. Het koor wordt van de hoofdbeuk gescheiden door een hoge rondboog op pilasters. De composietpilasters in het koor zijn voorzien van verguld loofwerk en dragen de brede kroonlijst waarop de ribben van het apsisgewelf rusten. De vloeren in de beuken bestaan uit Basèclas en een zwart en rood marmeren plint en het koor heeft een witte marmeren tegelvloer. Ten noorden van de toren de doopkapel met een vloer in een lokale zandhoudende kalksteen. In de doopkapel bleef een ronde traptoren bewaard.

Mobilair

Overwegend 19de-eeuws meubilair van na de bouw. Het hoofdaltaar van gemarmerd hout met expositiekroon en bekronend kruis is ouder en afkomstig uit de oude kerk, maar met een aanpassing van rond 1837. De eveneens gemarmerde houten portiekaltaren in de zijbeuk werden circa 1837 aangekocht van de Sint-Pieterskerk in Leuven (ten noorden gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw en ten zuiden toegewijd aan de Heilige Pancratius).

In beide zijbeuken een eikenhouten biechtstoel in 1947 aangekocht van de Sint-Jacob-op-Koudenbergkerk te Brussel. In de doopkapel een 19de-eeuwse marmeren doopvont. Orgeltribune op de eerste verdieping van de toren met 18de-eeuwse houten balustrade en orgel van L. Dryvers (Kessel-Lo) uit 1847, verbouwd in 1905 door Jos Stevens uit Duffel. Onder het doksaal twee gedenkplaten voor de slachtoffers van de Eerste en Tweede Wereldoorlog.

De in het "Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische Bedehuizen" vermelde preekstoel en communiebank zijn niet meer aanwezig.

Verschillende 19de-eeuwse gepolychromeerde houten heiligenbeelden en verschillende schilderijen uit de 18de en 19de eeuw. Topstuk van de kerk is het schilderij "De dood van Maria" van Nicolas Poussin van 1623. In oorsprong afkomstig vanuit de kathedraal Notre-Dame in Parijs (zie artikels gepubliceerd in het tijdschrift Monumenten en Landschappen naar aanleiding van de restauratie van het schilderij).

Acht glasramen van het Brusselse atelier Edouard Steyaert (1868-1932) met gebrandschilderde grisailleversiering op een gele achtergrond met centraal motief met symbolische verwijzing naar Maria.

Kerkhof

Het voormalig ommuurde kerkhof is sinds eind 19de eeuw (?) gedesaffecteerd. De ommuring ten noorden bestaat uit een lage bakstenen geschilderde of bepleisterde muur met hardstenen dekplaat en ijzeren hekken. Toegangen tussen twee hardstenen pijlers bekroond met bol en ijzeren hekken. Ten zuidoosten wordt het voormalige kerkhof omgeven door een zandstenen ommuring en afgezet met leilinden. De muur ten zuidoosten werd opgericht nadat een deel van het voormalige kerkhof werd ingepalmd voor de aanleg van de Kerkdries. De huidige toestand is al zichtbaar op een foto uit begin 20ste eeuw (?).

  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Archief Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, Zaventem, Sterrebeek, Sint-Pancratiuskerk.
  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier dorpsgezicht Sint-Pancratiuskerk, Sterrebeek, Zaventem.
  • Kadasterarchief Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Zaventem, afdeling IV (Sterrebeek), 1897/5.
  • KAIRIS P.-Y. 2000: Poussin avont Poussin: la "Mort de la Vierge" retrouvée, Revue de l’art, 128, 2, 61-69.
  • KAIRIS P.-Y. 2006: Een uitzonderlijk schilderij, Monumenten en Landschappen 25, 5, 21-31.
  • JANSEN J. & GEUKENS B. 1980: Fotorepertorium van het meubilair van de Belgische Bedehuizen, Provincie Brabant, Kanton Zaventem, Brussel, 42-45.
  • LEMAIRE R. 1906: Les origines du style gothique en Brabant, Premièr Partie: l’Architecture Romane, Brussel, 207-209.
  • LEURS C. 1922: Les origines du style gothique en Brabant, Tome II: l’Architecture Romane dans l’ancien duché, Brussel, 76.
  • PAESMANS G. & BERGMANS A. 2006: De Sint-Pancratiuskerk van Sterrebeek, Monumenten en Landschappen 25, 5, 17-21.
  • POSTEC M. 2006: De restauratie, Monumenten en Landschappen 25, 5, 32-45.
  • SAVERWYNS S. & SANYOVA J. 2006: De schildertechniek van de Dood van de Maagd van Nicolas Poussin, Monumenten en Landschappen 25, 5, 46-55.
  • SOMMEREYNS-PARENT L. 1989: Een wandeling langs het Meester Craps-pad te Sterrebeek, Midden-Brabant, 4, 29.
  • VANNOPPEN H. & SOMMEREYS-PARENT L. 1978: De geschiedenis van Sterrebeek, het kastelendorp, Tielt, 187, 202, 581-697.
  • VAN DE VELDE C. 2006: De adviescommissie Poussin van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, Monumenten en Landschappen 25, 5, 14-16.
  • VERBESSELT 1972: Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw, deel XII, Tussen Zenne en Dijle II, Pittem, 169-202.
  • WAUTERS A. 1973 (heruitgave): Histoire des environs de Bruxelles. De Bruxelles vers Louvain 8-B, Brussel, 352-356.

Auteurs: Verwinnen, Katrien
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Pancratius [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/40929 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.