In zijn huidige vorm, laatclassicistisch herenhuis van vijf traveeën en drie bouwlagen onder een leien schilddak, met een gedeeltelijk vrijstaande zijgevel van drie traveeën, en een neoclassicistische annex van één travee met dieperliggende bovenbouw.
Het geheel ontstond in drie fasen: de oudste kern is een minstens tot de 17de eeuw opklimmend, traditioneel diephuis met een tuitvormige achtergevel van drie traveeën en twee bouwlagen. Het diephuis – aanvankelijk met naast- en achterliggende tuin – werd vermoedelijk in het laatste kwart van de 18de eeuw in laatclassicistische stijl aangepast en vergroot: het pand werd aan de straatzijde met één bouwlaag verhoogd en uitgebreid met twee traveeën en een bakstenen tuinmuur met rondboogvormige koetspoort. Deze tuinmuur moest in 1867 plaats maken voor een éénlaagse straatvleugel in neoclassicistische stijl, met rechthoekige muuropeningen, hardstenen penanten met Franse voegen, en een plat dak met hardstenen balustrade. Dit oorspronkelijk vijf traveeën brede volume werd bij de bouw van het aangrenzende Arenberginstituut (heden STUK, Naamsestraat nummer 96) in 1910 ingekort tot de bestaande annex.
Het laatclassicistische hoofdvolume is volledig bepleisterd en wordt getypeerd door de als penantengevel opgevatte bovenbouw met verkleinende vensters in spaarvelden en spiegels in de borstweringen van de derde bouwlaag. De gevel is sterk horizontaal geleed door de hoge plint, de hardstenen puilijst, de registers van rechthoekige vensters, en het hoofdgestel, gevormd door een kordon met guttae, een cassettenfries, en een houten kroonlijst op klossen. De zijgevel is met een sobere, vlakke pleisterlaag afgewerkt en wordt in het dak bekroond door een 18de-eeuwse dakkapel en een monumentale schouw in baksteen en witte similisteen (1910?).
De bepleisterde achtergevel is tweeledig en bestaat uit een lijstgevel van drie traveeën en twee bouwlagen links, bekroond door twee 18de-eeuwse dakkapellen en voorafgegaan door een vroeg-20ste-eeuws terras in rode en gesinterde baksteen, en rechts de tuitgevel van het oorspronkelijke diephuis met drie traveeën in het souterrain en de eerste bouwlaag, twee traveeën in de bovenbouw, en in de geveltop twee vensters onder een laadluik, een schouderstuk en overhoeks topstuk. Het souterrain is toegankelijk via een typisch 19de-eeuws, volledig beglaasd pseudo-portaal met zadeldakje en metalen roedeverdeling.
Interieur. Laat-18de-eeuws salon met geschilderde chinoiserieën op papier, neoclassicistische salons met lijst- en stucwerk, marmeren schouwen, parketten, marmeren tegelvloeren en een laat-18de-eeuwse staatsietrap met decoratieve trappaal en hardstenen aanzettrede.
Fraai dakspant met genummerde spantbenen.
Gewelfde kelders.
Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten. Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie Datum: De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)