Café in neoclassicistische stijl op de hoek van Melkmarkt en Jezuïtenrui, gebouwd naar een ontwerp door de architect Joseph Hertogs uit 1896. Opdrachtgever was Camille Bal die de Distillerie C.J. Bal & Cie vertegenwoordigde.
De Distillerie C.J. Bal & Cie werd in 1861 te Merksem opgericht als stokerij "De Kroon", door de broers Jean-Baptiste en Corneille Bal (1824-1896). Deze laatste was de vader van Camille Bal. Het bedrijf, sinds 1894 Usines Bal & Cie genaamd, breidde zijn activiteiten uit met een mouterij, een veehouderij-vetmesterij en een gistfabriek te Schoten, en startte naast het stoken van jenever met de productie van boter en margarine. Joseph Hertogs had in 1888 al het kantoorgebouw van Distillerie C.J. Bal & Cie in de Korte Winkelstraat tot stand gebracht. Kort vóór de Eerste Wereldoorlog ontwierp hij de woningen van twee zonen van Corneille Bal, een hotel voor Theophile aan de Kardinaal Mercierlei en een vandaag verdwenen villa voor Camille aan de Kastanjelaan.
Actief vanaf omstreeks 1885, geldt Joseph Hertogs als een van de meest succesvolle architecten in Antwerpen. Zijn loopbaan in dienst van de vermogende, overwegend liberale mercantiele burgerij, leverde een vijfhonderdtal bouwprojecten op, vooral burger-, heren- en landhuizen, winkels- en warenhuizen, kantoor- en bankgebouwen. Deze evolueren van eclecticisme en neorenaissance, naar een klassiek geïnspireerde beaux-artsstijl. Vroeg in zijn loopbaan liet hij zich al opmerken met de synagoge Shomre Hadass uit 1891-1893 in de Bouwmeestersstraat. Omstreeks de eeuwwisseling, zijn rijpe eclectische periode, drukte hij met monumentale bouwwerken als het Hansahuis uit 1897/1901 op de hoek van Suikerrui en Ernest Van Dijckkaai en Grands Magasins Leonhard Tietz uit 1900 aan de Meir, zijn stempel op het Antwerpse stadsbeeld. De laatste jaren van zijn loopbaan kort vóór zijn overlijden in 1930, was Hertogs geassocieerd met de architect Gerard De Ridder.
Hoekhuis van drie bij vijf traveeën en drie bouwlagen onder een mansardedak (kunstleien). De bepleisterde en beschilderde lijstgevels met afgeronde hoek en schijnvoegen op de begane grond, rusten op een plint uit blauwe hardsteen. Nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten en cordonvormende lekdrempels, beantwoorden de opstanden aan een regelmatig ordonnantieschema. Axiaal van opzet, wordt de compositie van de voorgevel op de eerste verdieping bepaald door een rechthoekig drielicht met balustrade, en op de tweede verdieping door een breed rechthoekig venster in een geriemde omlijsting met oren, geaccentueerd door een centraal balkon met voluutconsoles, postamenten en ijzeren borstwering. De cafépui met middenportaal, samengesteld uit rondboogopeningen met sluitstenen en geprofileerde waterlijsten op doorgetrokken imposten, loopt door over de drie aansluitende traveeën van de zijgevel. Deze laatste is verder opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters, op de bovenverdiepingen in geriemde omlijstingen met achtereenvolgens bewerkte borstweringen en onderdorpels. Een klassiek hoofdgestel met een architraaf, casementen in de fries en een houten kroonlijst (opnieuw bekleed), vormt de gevelbeëindiging; twee houten dakkapellen met vleugelstukken en driehoekig fronton.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1896#745.