Traditioneel diephuis van drie traveeën en drie bouwlagen onder een zadeldak (nok loodrecht op de straat, leien), uit de tweede helft van de 16de of de eerst helft van de 17de eeuw. De oorspronkelijke trapgevel werd in de vroege 19de eeuw in laatclassicistische stijl aangepast, door het inkorten van de geveltop tot een mezzanine. Verder kreeg de pui een middenportaal met een gestrekt entablement, en werden de kruiskozijnen gewijzigd tot rechthoekige vensters met lekdrempel en onderdorpel. Uit een bouwaanvraag voor een beperkte aanpassing in 1845, valt af te leiden dat het diephuis destijds rechts werd geflankeerd door een vandaag verdwenen poorttravee met een rondboogpoort. De pui werd in 1870 gedeeltelijk en in 1880 volledig verbouwd. De trapgevel aan de achterzijde bleef bewaard.
Gecementeerde en beschilderde lijstgevel, mogelijk opgetrokken in bak- en zandsteenbouw. Registers van rechthoekige bovenvensters, vroegere kruiskozijnen, op individuele lekdrempels en onderdorpels met neuten. Aangepast drielicht in de verbouwde, oorspronkelijk getrapte geveltop. Deze wordt gemarkeerd door een waterlijst, en is afgewerkt met een vernieuwde kroonlijst. Volledig verbouwde pui
Achtergevel: gecementeerde trapgevel van negen treden met de aanzet van het overhoekse topstuk, vermoedelijk opgetrokken in bak- en zandsteenbouw, verankerd door smeedijzeren muurankers. Aangepaste rechthoekige bovenvensters, vroegere kruiskozijnen, met individuele lekdrempels. De tweeledige top wordt in het eerste register geopend door een drielicht samengesteld uit een centraal rondboogluik met een geprofileerd beloop en een verweerde sleutel, geflankeerd door kloosterkozijnen. Van deze laatste zijn de bovenlichten gedicht. Een rechthoekig luik en een balkgat doorbreken de topgeleding.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1845#83, 1870#831 en 1880#964.