erfgoedobject

Lagere Hoofdschool voor Jongens 2

bouwkundig element
ID
5773
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5773

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek en context

Voormalig herenhuis met vier vleugels rond een binnenplaats, dat minstens uit het derde kwart van de 18de eeuw dateert, maar in kern mogelijk opklimt tot de 16de of 17de eeuw. In 1844 werd de voorbouw, destijds vijf traveeën breed en twee en een halve bouwlaag hoog, uitgebreid tot zeven traveeën, een ingreep waarvan de ontwerper noch aannemer gekend zijn. Opdrachtgever was Louis Jean François Le Grelle-Dhanis (Antwerpen, 1817-Berchem, 1852), die in 1841 was gehuwd met Caroline Dhanis (Antwerpen, 1817-1887), dochter van de bankier Antoine Dhanis-van Cannart (Antwerpen, 1792-Antwerpen, 1855). Deze bloemenkweker en tuinbouwkundige bezat in de jaren 1840 de grootste bloemenkwekerij van België. In opdracht van de advocaat Octave Pinnoy werd het hotel in 1888 gerenoveerd door de architect Constant Van Noten. De werken betroffen de bouw van een neotraditionele paardenstal en een serre in de tuin, en het overdekken van de binnenplaats door een ijzer- en glaskap met een galerij op de verdieping.

Na aankoop door de stad Antwerpen, onderging het hotel een ingrijpende verbouwing tot Lagere Hoofdschool voor Jongens 2. Dit type school met een driejarige leergang voor jongens en meisjes ouder dan 12 jaar gericht op een opleiding tot klerk, ontstond in 1897. De eerste Lagere Hoofdschool voor Jongens was gevestigd aan de Oudaan, de eerste Lagere Hoofdschool voor Meisjes in de Offerandestraat. Het grote leerlingenaantal noopte in 1904 tot de oprichting van twee nieuwe scholen, voor jongens in de Prinsstraat en voor meisjes in de De Vrièrestraat, in 1907 overgebracht naar de Oever. Stadsbouwmeester Alexis Van Mechelen tekende begin 1904 het ontwerp voor de verbouwing van het vroegere herenhuis in de Prinsstraat. De bouw begroot op drie maanden werd in juni van dat jaar voor een bedrag van 46.620 Belgische frank toegewezen aan de aannemer Victor Merckx-Verellen uit de Rodestraat. De belangrijkste ingrepen betroffen het globaal verhogen van het complex tot drie volwaardige bouwlagen, het wijzigen van de ordonnantie van de straatgevel van zeven tot tien traveeën, de sloop van de galerij op de eerste verdieping van de westvleugel. De structurele aanpassingen van het bestaande interieur bleven volgens de bouwplannen beperkt tot het uitbreken van de halfronde traphal in de noordvleugel, het vergroten van meerdere lokalen, de installatie van nieuwe trappen en sanitair. De turnzaal vond een onderkomen in de paardenstal, die een bescheiden uitbreiding kreeg. In januari 1905 nam de school haar nieuwe lokalen in gebruik, en tot op vandaag is hier een stedelijke lagere school gehuisvest.

Architectuur

Hoofdgebouw

Voorbouw van tien traveeën en drie bouwlagen onder een schilddak (leien). Eenvoudige, bepleisterde en beschilderde lijstgevel met een plint uit blauwe hardsteen en een houten kroonlijst. Deze opstand is het resultaat van de uitbreiding van het 18de-eeuwse enkelhuis met koetspoort van vijf traveeën en twee en een halve bouwlaag tot acht traveeën in 1844, en de verhoging ven de tweede en derde bouwlaag met volledige wijziging van de traveeënindeling in 1904. Regelmatige registers van rechthoekige vensters met hardstenen lekdrempel. Van de oorspronkelijk opstand is enkel de rondboogpoort bewaard, gevat in een schouderboogomlijsting uit blauwe hardsteen in Lodewijk XV-stijl. Geprofileerd kwarthol beloop met neuten, imposten en rocaillesleutel, afgedekt met een geprofileerde, gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden. Bewaarde houten vleugeldeur met een weelderige rocaille in S-vorm als makelaar van de blinde waaier. Binnenplaats met cementtegelvloer en gelijkaardige, bepleisterde en beschilderde opstanden, boven de tweede bouwlaag overdekt met een kap in ijzer en glas.

Volgens de bouwplannen uit 1904 biedt de gelijkvloerse verdieping ruimte aan de vestibule, drie klassen en twee traphallen in de noordvleugel (voorbouw), één klas en een derde traphal in de zuidvleugel, één klas en sanitair in de westvleugel, het directeurskantoor en de bibliotheek in de oostvleugel. De eerste verdieping omvat zes klassen, de tweede verdieping drie klassen, een teken- en werkklas.

Paardenstal

De paardenstal vormt een pittoresk paviljoen van vijf traveeën en één tot twee bouwlagen onder een zadeldak met dakkapellen, opgetrokken in baksteenbouw verwerkt met witte natuursteen en blauwe hardsteen. De opstand wordt links gemarkeerd door een polygonale traptoren met spits en smeedijzeren topstuk, in de middenas door een driezijdige erker met flankerende kruiskozijnen, en rechts door een puntgevel met houten windborden. Deze laatste week oorspronkelijk terug, maar werd in 1904 op de gevellijn heropgebouwd. Vóór de aanpassing tot turnzaal bood de begane grond ruimte aan drie paardenboxen, een tuig- en zadelkamer.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1844#232, 1888#1128, 1888#1492, dossier MA#83005, plannen 697#3066-3074.

Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Lagere Hoofdschool voor Jongens 2 [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/5773 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Stad Antwerpen

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.