is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Mottekasteel en hoeve Hof Cleyhem
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Mottekasteel en hoeve Hof Cleyhem: mottekasteel, walgracht, koetshuis en hoevegebouwen
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Hoeve en kasteel Cleyhem
Deze vaststelling was geldig van tot
Hoeve en kasteel "Cleyhem". (Ontwerp van Lijst sinds 12/05/2003) Het Hof Cleyhem is een zeldzaam voorbeeld van een bewaarde opperhof-neerhof-site, waarbij het kasteeltje gebouwd is op een motte en omringd wordt door een gracht, en de bijhorende boerderij zich ten oosten van dit kasteel bevindt, met oorspronkelijk een eigen omgrachting. Het domein is te bereiken via een lange erfoprit vanop de Nieuwe Steenweg, de hoofdstraat van Zuienkerke. De huidige gebouwen van het kasteel zijn volgens de literatuur 17de-eeuws, met belangrijke verbouwingen in de 18de eeuw en renovatie in de jaren 1960. De hoeve werd midden 19de eeuw volledig heropgebouwd, en werd in de tweede helft van de 20ste eeuw aangevuld met nieuwe bedrijfsgebouwen. Het authentieke karakter van de site is bewaard door de overdachte inplantingen van recente bijgebouwen. De site is een unieke getuige is van de hoogmiddeleeuwse wooncultuur in Vlaanderen.
De naam van de site gaat terug tot het oudste toponiem van Zuienkerke, "Clehiham", wat 'landtong uitspringend in overstromingsgebied' betekent en in 975 wordt vermeld. De vermelding gebeurde in een Liber Traditionum en vermeldt de schenking van het goed door een graaf en zijn vrouw ("quidam Theodericus comes et uxor sua Hildegardis") aan de Gentse Sint-Pietersabdij. De heerlijkheid van Cleyhem, bestaande uit een kasteel en een hofstede afhankelijk van de Burg van Brugge, wordt al vanaf het begin van de 12de eeuw vermeld. De eerste bekende heer van Cleyhem is Bertulf, geciteerd in een schepenakte van de stad Brugge in 1171. In de 13de eeuw is het de heer Jan van Kleihem, wiens dochter huwt met Georges Gaillard, die de heerlijkheid van zijn schoonvader koopt. De derde erfgenaam van de Gaillards verkoopt het eigendom om zijn schulden te kunnen vereffenen aan de familie van Kleihem, die drie generaties eigenaar blijven.
In de 15de eeuw komt het goed in handen van Cornelis Boonhem, een voorname figuur die Raads- en Kamerheer van Keizer Maximiliaan was, lid van de Grote Raad van Mechelen en geridderd op het slagveld van Guinegate in 1479. Een akte van 1481, verleend door Maximiliaan en Maria van Bourgondië, bepaalt dat het leengoed van Kleihem zich uitstrekt over 33 maten (circa 15 hectare) met een mooie, versterkte woning, in Zuienkerke gebouwd op een hoogte en ook een pachthoeve omvattend. De heerlijkheid, afhankelijk van het Prinselijk Hof op de Burg in Brugge omvat 13 onderlenen. Bovendien wordt aan Cornelis van Boonhem door de prinsen rechten geschonken over een molen, hun eigendom, op het grondgebied van Meetkerke. Deze uitzonderlijke gunst werd hem geschonken omwille van de grote diensten bewezen in de strijd tegen de Fransen. Een ander erfelijk recht dat Cornelis Boonhem wordt geschonken is het hoofdmanschap van de schuttersgilden van Zuienkerke, die circa 1480 wordt opgericht: "De heerelyckhede van Cleyem met syn casteel ... mitsgaeders een erfachtigh hooftmanschap van de keyserlycke gilde van Sinte Sebastiaen ter prochie van Zuyenkerke". (Rijksarchief Brugge, Fonds Burg Brugge, nummer 66). Na Cornelis Boonhem wordt de familie Wouters van den Hecke teruggevonden in de archieven, in 1586 wordt het goed verkocht aan Mathilde van Ayala, weduwe van Jean del Ria.
In 1619 wordt Roland Nollet uit Armentières heer van Cleyhem. Daarna komt Charles Spanoghe, echtgenoot van Marguerite Nollet en telg van een zeer voorname Brugse familie, op het goed terecht. Zijn zoon en kleinzoon, beide Maximilien geheten, erven de heerlijkheid. Een geschreven bron uit die tijd (1642) omschrijft de heerlijkheid als volgt: "Het goede ghenaemt Cleyhem (...) het upperhof, nederhof, wallen ende walgrachten (...) met de dreve."
In 1678 vermeldt een akte, ondertekend door Jan Baptist de Villegas, burgemeester van Brugge, dat Messire Maximilien Spanoghe de heerlijkheid "uit genegenheid" schenkt aan Thomas Neyts, waarvan de moeder een Spanoghe was. In 1690 wordt het goed in een ommeloper beschreven: "den selven ant suythende daere en aen de suytsijde van dhr. Laurijns van Liebeke leen, d'hofstede mette bogaert deur Guilles (...) op woont als casteleyn en metten opperhove genaemt Cleyem, wallen en gragten hier toe gemeten mette suytsijde crom eenen heerweg (...). Volgens de literatuur zou het kasteel heropgebouwd zijn in de 17de eeuw, wellicht na verwoestingen tijdens de godsdiensttroebelen. Deze heropbouw gebeurt wellicht door de familie Spanoghe, die in de 17de eeuw enkele generaties heer van Cleyhem was.
De familie Neyts woont op het kasteel tot 1739. Documenten van 1738 maken gewag van een proces waarbij het recht op bezit van een ophaalbrug en een slotgracht in betwisting wordt gesteld. De woonstede wordt beschreven als een "hof van plaisance", terwijl enkel "huizen van defentie", voorzien van geschut, wapenuitrusting en zo meer zouden recht hebben op een ophaalbrug. Het dossier bevat geen beslissing. In 1739 wordt Jacques de Witte de nieuwe eigenaar. Hendrik Doest erft van zijn moeder, zuster van Jacques de Witte, het kasteel en de gronden. Op 19 oktober 1746 verkoopt hij deze voor 900 pond aan Anselme de Peellaert, ridder van het Heilig Roomse Rijk, heer van Steenmaere en Croonvoorde, zoon van Jean Ch. De Peellaert. Drie akten van overdracht (1739, 1746, 1749), uitgaande van graaf Maximiliaan de Lalaing, gouverneur en grootbaljuw van de stad en van het Brugse Vrije, bevatten heel wat details over het hof van Cleyhem. De heerlijkheid omvat in de 18de eeuw het kasteel, stallingen en bijgebouwen, 13 onderlenen, de vrije "voghelrie (recht op valkenjacht), swanerye (recht om zwanen te bezitten) en visscherie (recht om te vissen)", en voor de heer de taak van hoofdman van de Sint-Sebastiaansgilde van Zuienkerke.
Anselme de Peellaert, heer van Steenmaere en Croonvoorde, was een voornaam persoon die het kasteel herstelde en verbouwde. Een herinnering aan deze herinrichting is naar verluidt het gekoppelde wapenschild boven de deur, dat nu verweerd is, maar de schilden van de familie eertijds zou gedragen hebben. Een kaart van 1759 geeft het kasteel met vierkante omwalling weer, met ten oosten daarvan een hoeve van twee losse volumes. In 1779 ontvangt Maximilien de Peellaert het leen van Kleihem van zijn vader. De nota uit die tijd beschrijft het domein als zijnde "merkwaardige heerlijkheid te Cleyhem, omvattende een kasteel, hoeve en zo meer met 45 gh. 75 roede te Zuienkerke, bestaande uit twee lenen, beide afhankelijk van het Prinselijk Hof van Zijne Majesteit op de Brug te Brugge". Het leen heeft nog steeds dezelfde rechten: vrije visserij, zwanerij en vogelrij, dertien onderlenen en het hoofdmanschap van de Sint-Sebastiaangilde. Deze beschrijving wordt geïllustreerd door de weergave van het "Chat de Cleyhem" op de kaart van Ferraris (1770-1778). Het kasteel en de boerderij ten oosten ervan, worden beiden met een walgracht omringd. Het goed is omringd door een grote boomgaard, ten westen van het kasteel is op een rechthoekige open plaats tussen de bomen, een staande wip van de Sint-Sebastiaansgilde opgesteld. Tijdens de Franse Revolutie worden de historische feodale systemen afgeschaft, waardoor er geen heerlijkheden meer bestaan. Het kasteel komt in handen van zelfstandige eigenaars, die de hoeve rechtstreeks verpachten.
Voor de 19de-eeuwse geschiedenis van het kasteel en de hoeve zijn meer gegevens beschikbaar, vooral onder de vorm van kaartmateriaal en kadastergegevens. Dit laat ons toe om vanaf dan de precieze bouwdatum te kennen van wijzigingen aan of herbouw van de gebouwen.
1811 - Bij het begin van de 19de eeuw is baron Maximilien de Peellaert, heer van Steenmaere, echtgenoot van Th. Van Caloen, eigenaar van het kasteel en de hoeve. Twee kaarten uit 1811 tonen het goed op dat moment. Het kasteel (opperhof) is omwald en met een brug verbonden met het neerhof. Het langwerpige gebouw met uitspringend centraal gedeelte (toren) ligt aan de oostzijde van de vierkante motte; de rechthoekige, achterliggende tuin wordt door een pad vanaf de middendeur in twee gedeeld; de motte is ommuurd, aan de noordzijde bevinden zich twee kleinere gebouwen, zijnde een ijskelder en een bakhuis. Enkel deze twee kleine gebouwen worden nog niet op de eind-18de-eeuwse Ferrariskaart weergegeven. Het neerhof (de boerderij) is eveneens door een vierkante gracht omwald; de toegang tot het erf bevindt zich in de zuidoostelijke hoek. Het hoofdvolume is T-vormig en bevindt zich aan de oostkant van het erf (wellicht boerenwoning met aangebouwde stal en/ of schuur); in de zuidoostelijke hoek een langwerpig kleiner gebouw (wagenhuis ?); deze gebouwen worden ook door Ferraris opgetekend (1770-1778); een derde rechthoekig gebouw (naar verluidt schapenstal) in de zuidwestelijke hoek is een nieuw gegeven, net als het poortgebouw bij de brug over de walgracht.
1830 - Het Primitief Kadasterplan (Zuienkerke, Sectie B, 2de blad) duidt het goed aan als "'T Hof Cleyem". Het oostelijke gedeelte van de walgracht van het neerhof is gedempt; het meest westelijke bijgebouw achter het kasteel wordt niet meer weergegeven.
Circa 1845 - De Atlas der Buurtwegen toont dezelfde situatie en duidt het goed aan als "Cleihem".
1848 (mutatieschets) - Heropbouw van de hoevegebouwen: T-vormig gedeelte en wagenhuis zijn afgebroken en vervangen door drie losstaande gebouwen: boerenwoning (nok parallel aan de straat), daarachter een haakse stal, en helemaal in het noorden van het erf, tegen de vroegere wal, de schuur (nok parallel aan de boerenwoning). Ten westen van het erf, een nieuw koetshuis. De oostelijke helft van de walgracht van het neerhof is volledig verwijderd, het poortgebouw komt vrij te staan, de schapenstal blijft staan.
1882 (mutatieschets) - Poortgebouw wordt afgebroken. 1890 - Door erfrecht wordt de familie van Caloen eigenaar van het kasteel. 1894 - Alfred de Man, erfgenaam van Caloen de Basseghem, verkoopt het goed aan senator van Ockerhout.
1899 - In de tuin achter het kasteel wordt een serre (broeikas) opgetrokken op de plaats van het volume dat op de kaart van 1811 wordt weergegeven.
20ste eeuw - Mevrouw Ernest Iweins d'Eeckhoutte, geboren van Caloen, kleindochter van de heer van Ockerhout, wordt eigenares. Het kasteel wordt een tijd niet meer bewoond.
1932 (mutatieschets): opdeling van het kasteel in twee stukken. De literatuur verwijst naar een periode van leegstand en gebruik van het kasteel als hoevegebouw. Mogelijk heeft deze mutatie hiermee te maken.
Tweede Wereldoorlog - Het kasteel wordt in gebruik genomen door Duitse soldaten, die zware verwoestingen aanbrengen, onder meer aan het dak en het interieur. Na de oorlog staat het gebouw leeg en vervalt het tot ruïneuze toestand.
Jaren 1960 : Opnieuw bewoonbaar maken van het kasteel. Mevrouw Ernest Iweins d'Eeckhoutte schenkt het kasteel aan haar dochter, gehuwd met François Joos de ter Beerst, hen verzoekende de woning te restaureren en zelf te bewonen. De restauratiewerken worden geïllustreerd door fotomateriaal en mutatieschetsen. Na jarenlang onbewoond te zijn gebleven en zelfs als afhankelijkheid van de nabije hoeve te hebben gediend, wordt het gebouw in de jaren 1960-1966 gerenoveerd onder leiding van André Mahieu.
1960 (mutatieschets)- De mutatieschets geeft meteen deze situatie weer door de samenvoeging van beide helften van het kasteel. De ijskelder die volgens het kadaster is afgebroken, is in werkelijkheid nog aanwezig (zie oude foto's).
1964 (mutatieschets)- De restauratiewerken zijn volop aan de gang. De schapenstal wordt bij het kasteel gevoegd. De andere gebouwen blijven tot de hoeve behoren.
1966 (mutatieschets) - De schapenstal wordt afgebroken; de ijskelder en de broeikas worden deels heropgebouwd.
1970 (mutatieschets) - Grote verbouwingen aan de hoeve: nieuwe gebouwen worden tegen de stal en de schuur aangebouwd. De omwalling is intussen volledig gedempt.
1981 (mutatieschets) - Aanbouw loods ten noorden van de schuur. 1985 (mutatieschets) - Het wagenhuis behoort tot het kasteel.
1990 (mutatieschets) - Recent stalgedeelte wordt (groter) opnieuw gebouwd.
Kasteel - De gebouwen van het Hof Cleyhem bevinden zich op een vrij uitgestrekt domein dat zichtbaar hoger ligt dan de omgeving. Het domein is beboomd, wat overeenkomt met de eeuwenoude afbeeldingen en beschrijvingen waarin telkens een boomgaard opduikt. Het kasteel is het oudste bewaarde gebouw, volgens de literatuur heropgebouwd in de 17de en heringericht in de 18de eeuw. Het is gelegen op een motte met vierkante walgracht, te bereiken via een bakstenen boogbrug. De renovatie in 1960-1966 heeft het interieur volledig veranderd, maar behield het uitzicht van het exterieur met uitzondering van de doorbreking van het dak met negen dakkapellen, een aantal extra vensters en de verlaging van de bestaande vensteropeningen. Dit om de verdieping van de woning in gebruik te nemen voor slaapkamers.
Het onderkelderde gebouw (kelder van twee traveeën, tongewelven) is opgetrokken in verankerde baksteenbouw en rust op een licht vooruitspringende sokkel met steunberen, die rechtstreeks in de walgracht uitkomen. Het kasteeltje wordt gedomineerd door de centrale vierkante toren van twee bouwlagen onder leien zadeldak met ijzeren windwijzer. Centrale rechthoekige deuropening met natuurstenen negblokken en korfbogige deur; boven de deuropening een natuurstenen reliëf met (vervaagd) gekoppeld wapenschild van de familie Peelaert-Steenmaere. Deze familie bezat in de 18de eeuw het goed en stond volgens de literatuur in voor een herinrichtingfase van het kasteel. Boven het reliëf een nis met Mariabeeld, ingebracht bij de restauratie van de jaren 1960, op foto's van voor die fase zijn sporen aanwezig van een dichtgemetselde nis. Links en rechts naast de deur een schietgat met natuurstenen negblokken. De verdieping is verlicht door twee licht getoogde vensters; de oorspronkelijke vensteropeningen zaten iets hoger.
Toren ingebouwd door een iets verder naar achter gelegen rechthoekig volume, dat links en rechts drie traveeën naast de toren uitspringt. Rechts verlaging van de drie vensteropeningen, links doorbreking met twee extra vensters. Dit volume is afgedekt door een zadeldak, oorspronkelijk met pannen (nu leien) en zonder de dakkapellen. Muuropeningen aan achtergevel van negen traveeën zijn verlaagd, maar behielden hun vorm (licht getoogde venster, rondbogige deuren). Het oorspronkelijke schrijnwerk, zijnde vensters met luiken en achtdelige verdeling van de T-vensters is in de jaren 1960 veranderd: geen luiken meer en kleine roedeverdeling. De bakstenen muur met ingewerkte ijskelder en bakhuis werden in de jaren 1960 uit ruïneuze toestand heropgebouwd. Het interieur is ingedeeld als een dubbelhuis, met in de toren de hall en doorgang naar de tuin, aan beide zijden van de toren twee kamers. Boven zijn slaapkamers ingericht (plafond van gelijkvloerse verdieping is hiervoor verlaagd). De kelder bestaat uit twee traveeën, overwelfd door twee tongewelven, de vloer bestaat uit arduinen tegels.
Ten oosten van het kasteel, buiten de omwalling gelegen, het koetshuis gebouwd circa 1848, oorspronkelijk bij de boerderij horend. Rood bakstenen gebouw van zes traveeën en één bouwlaag onder zadeldak met Vlaamse pannen. Rechthoekige poorten.
Hoeve. De gebouwen van het neerhof bevinden zich sinds oudsher ten oosten van het opperhof, tot midden 19de eeuw met een vierkante walgracht met poortgebouw omringd. Hoeve met losstaande bestanddelen, opgetrokken in verankerde bruine baksteen, niet witgekalkt of beschilderd. Het erf is te bereiken via een lange oprit. De huidige gebouwen dateren van het tweede kwart van de 19de eeuw: een mutatieschets van de 1848 geeft die toestand weer.
De boerenwoning is een laag gebouw van zes traveeën en één bouwlaag over pannen zadeldak (nok parallel aan de straat, Vlaamse pannen), in een arduinen gevelsteen gedateerd (niet goed leesbaar: 1818 of - waarschijnlijk - 1848). De achtergevel bevat rechts vier opkamertraveeën. Licht getoogde muuropeningen met strek, arduinen dorpels en houten luiken; schrijnwerk aan voorgevel vervangen. Voor de boerenwoning, een tuin afgeboord door een bakstenen muur. Achter de boerenwoning, een haaks opgesteld, lang stalgebouw, gebouwd circa 1848. De muuropeningen zijn deels gewijzigd, de binneninrichting werd verwijderd voor de installatie van de melkmachine voor de naastgelegen moderne koeienstal. Achterin het erf, een dubbele dwarsschuur, in de muurankers van de oostelijke zijpuntgevel gedateerd "1836". De lange gevels zijn opgetrokken in houten beschoeiing (vernieuwd) waarin twee keer twee poorten uitgespaard die tot onder de nok reiken. Bakstenen zijpuntgevels met radvormige uilengaten. Eiken dakspant bewaard.
Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van SNAUWAERT L. 2002: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Zuienkerke en deelgemeenten Houthave, Meetkerke en Nieuwmunster, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL13, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Nieuwe Steenweg (Zuienkerke)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Mottekasteel en hoeve Hof Cleyhem [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/58090 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.